ezond Mag ik misschien <x> De klikspaan kondigde JV; Moeders en dochters 'V 20 Woensdag 22 augustus 2007 PZC HUISARTS door Marieke van Schie Moeder wil van dochter de zorg die ze van derden niet wil unt u mijn bloeddruk eens meten? Ik voel me niet goed. Nachten lig ik wakker, te piekeren hoe het verder moet met mijn moeder. Ze is ver in de tach- tig, ik ben natuurlijk blij dat ik haar nog heb, maar ik heb ook veel zorgen." Mijn patiënt is de zoveelste mantelzorger die het goed bedoelt, maar door gevoelens van onmacht wordt overstelpt. „Ik ben haar enige dochter. Ze heeft altijd hard gewerkt. Mijn vader is vroeg gestorven, dat heeft mijn moeder verbitterd. Onze rela tie was niet warm, hoewel ze wel zorgzaam was. Een keer een arm om me heen, kon er niet vanaf. Nu ik zelf ouder ben, be sefik dat ze zelf die arm om zich heen miste en die dus ook niet aan mij kon geven. We hebben altijd een beetje een vecht- relatie gehad. „Ze activeerde me om verder te komen, omdat ze wist wat het betekende als je geen geld hebt. Zo heb ik ook mijn studie afge maakt. Wat ik echt zo nodig had, vond ik bij de moeder van een vriendin. Bij haar kon ik in de loop der jaren mijn verha len kwijt. Ik zag haar een beetje als mijn pleegmoeder, en die vriendin werd het zusje dat ik nooit heb gehad. „Mijn moeder was zo met zichzelf bezig, dat ze niet eens door had, dat ik bij dat gezin zoveel troost vond. Toen ik achttien werd, ging ik op kamers. Het was of ik een zware jas uittrok. Hoewel ik haar miste en me ook wel zorgen maakte, voelde ik me voor het eerst vrij om te gaan en te staan waar ik wilde. „Mijn moeder heeft geen vriendinnen. Ze zegt altijd: ik heb ge noeg aan jou, maar dat benauwt me juist zo. In de loop van de jaren is ze slechtziend geworden, ze kan nauwelijks meer voor zichzelf zorgen, maar weigert hulp van buitenaf te accepteren. Koken lukt niet meer. Stoom- maaltijden van de supermarkt vindt ze niet lekker, tafeltje-dek- je laat ze staan. Haar huisarts heeft haar opgegeven voor een maaltijd in het verzorgingshuis. Dat heeft ze twee keer gedaan, en weer afgezegd. 'Die mensen smakken', zegt ze, 'ze ruiken, en ik vind het niet prettig om met vreemden aan tafel te moeten zitten! Doe me dat niet aan, kan jij niet voor me zorgen?' „Ik ben erg gevoelig voor haar verwijten, dus maak ik dan weer wat maaltijden voor haar klaar, die ik invries, en die de buurman voor haar opwarmt. Een schat, die man. Hij warmt het op en maakt dan een praatje met haar. Maar ja, hij heeft ook zijn eigen leven, meer kan ik niet van hem verwachten! „Twee keer per maand ga ik boodschappen met haar doen, en is ze een weekeinde bij me. Voor mij is dat naast mijn werk een hele belasting, maar voor haar is het natuurlijk te weinig. Als ik haar naar huis breng, heeft ze tranen in haar ogen, en ik rijd met tranen weer naar huis. We zijn beiden verdrietig, en toch kan ik niet meer. Ik ben echt aan het eind van mijn moge lijkheden!" Ze haalt even adem. Het is een verhaal over de zoveelste moe der die teleurgesteld is in haar dochter, omdat ze juist van haar de zorg wil hebben die ze van derden niet wil ontvangen. Ik meet haar bloeddruk, die is iets te hoog. Haar moeder blijkt een te hoog cholesterol te hebben, ik stel voor dat ook bij haar zelf te laten bepalen. Verder heeft ze eigenlijk geen lichamelijke klachten, maar ze is zo moe. Ze voelt onbewust de hele dag de claim die haar moe der op haar legt. Tegelijk vindt haar moeder toch dat ze tekort- komt. Moeders van die generatie hebben altijd goed voor hun eigen ouders gezorgd. De vaste patronen zijn doorbroken. In het weekeinde samen naar de kerk en dan na afloop met de hele familie een kopje koffie met een lekkernij erbij, bij vader en moeder thuis. Als je ouders ouder werden, berustte de zorg vanzelfsprekend bij de dochters die dan de ramen lapten, verstelwerk deden als moe ders ogen slechter werden en het zware werk in huis deden. De was werd even meegenomen. Nu zijn ze zelf oud en krijgen die zorg niet van hun eigen kin deren. De dochters hebben banen buitenshuis of vrijwilligers werk. De verzorgingshuizen krimpen, die hebben alleen nog plaats voor mensen die zorgbehoevend zijn en een hoge leef tijd hebben bereikt en ook willen verhuizen naar een dergelijk huis. Alleen wonen ze dan op een kleine kamer, met tafel en bed in dezelfde ruimte. Serviceflats zijn duur, dat kan bijna nie mand opbrengen. Voor de moeder van mijn patiënte is er voorlopig geen oplos sing. Die moet eerst tegen haar beperkingen aanlopen voor ze de broodnodige hulp zal accepteren, die haar dochter kan ont lasten. Dan is er kans dat ze weer samen leuke dingen kunnen gaan doen. Wie weet, moet zij van haar kant haar moeder de zekerheid geven dat ze haar net zo vaak blijft bezoeken als ze hulp van buitenaf accepteert. Want dat is de valkuil! Met die tip gaat ze aan de slag. Ze komt vertellen hoe het is afgelopen als ze haar bloeddruk komt laten controleren. Wie een nier ontvangt van een levend persoon, hoeft niet 4,5 jaar op een wachtlijst te staan en krijgt bovendien een orgaan van betere kwaliteit. Maar hoe kaart je als patiënt de mogelijkheid van donatie aan bij een familielid, partner of vriend(in)? door Cert-Jan van den Bemd Illustratie Graphic News Partnerruil bij nierdonatie Koppel 1 Jan Marie bloedgroep bloedgroep O A Sjaan Piet bloedgroep bloedgroep A O Koppel 2 Koppel 1 kan niet aan elkaar doneren omdat de donor bloedgroep O en de ontvanger bloedgroep A heeft. Koppel 2 heeft hetzelfde probleem. De donor heeft bloedgroep A en de ontvanger bloedgroep O. Het Erasmus MC kan de twee koppels met elkaar in contact brengen. Donor Jan geeft zijn nier aan ontvanger Piet, donor Sjaan geeft haar nier aan Marie. infographic: JD, GPD bron: Erasmus MC Op dit moment staan zo'n ïioo Nederlandse patiënten op de lijst voor een nieuwe nier. De wachttijden zijn lang: voor een nier van een overleden donor moet de patiënt gemiddeld 4,5 jaar geduld hebben. Tot die tijd is men afhankelijk van tijdrovende en belastende nierdialyse. Het stimuleren van transplantaties met nieren van levende donoren lijkt een voor de hand liggende op lossing. In Nederland wordt inmid dels 40 procent van alle niertrans plantaties uitgevoerd met een nier afkomstig van een levende donor. Tegenwoordig treden veel vrien den en vriendinnen op als donor. Het aantal 'donaties bij leven' kan verder worden opgevoerd: acht van de tien naasten van patiënten staat namelijk open voor het idee een nier af te staan. 'Nierdonaties bij leven' hebben grote voordelen. Niet alleen de wachtlijst wordt verkort, maar de nier is vaak ook van betere kwali teit. Zo'n nier gaat gemiddeld tien jaar langer mee dan een nier van een overleden donor. Dat ver klaart waarom de meeste patiën ten (80 procent) liever een nier van een naaste zouden hebben. Toch spreken nierpatiënten dat verlangen onvoldoende uit; ze val len een naaste liever niet lastig met zo'n ingrijpend verzoek en zijn bang dat de persoonlijke ver houding na de transplantatie ver stoord raakt. Verbetering van de communicatie tussen mogelijke donoren en nierpatiënten zou dit probleem kunnen oplossen, stelt onderzoeker Leonieke Kranenburg van Erasmus MC in Rotterdam. Als een naaste niet spontaan be gint over het schenken van een nier, ziet de patiënt dit veelal als een weigering te doneren. Die in terpretatie is niet altijd terecht. Een gezinslid, familielid of harts vrienden) kan twijfelen, of wel de gelijk bereid zijn een nier te schen ken. Het uitwisselen van informa tie en gevoelens hierover zou in een veilige omgeving kunnen plaatsvinden, bijvoorbeeld met een professioneel begeleider van uit het ziekenhuis, zegt ze. Kranenburg stelt ook de vraag of professionals uit de gezondheids zorg zich actief mogen mengen in het persoonlijk leven. Haar ant woord daarop is: ja, als de inmen ging bedoeld is om de ernstig zie ke nierpatiënt te sterken bij het ne men van zulke moeilijke beslissin gen. Wat nu als een nierpa tiënt een donor in zijn of haar familie of vrien denkring heeft gevonden, maar de nier past vanwege de bloedgroe pen niet bij de patiënt? In dat ge val kan cross-overdonatie een alter natief zijn. Er wordt dan een an der patiënt-donorkoppel gezocht dat met eenzelfde 'compatibiliteits- probleem' zit. Een soort ruilcirkel, dus. Kranenburg onderzocht of ruilen op deze manier niet extra belas tend is voor de patiënt of donor. Ze stelt vast dat dit wel meevalt. Betrokkenen uit ruilcirkels hebben niet meer psychosociale steun no dig dan de gebruikelijke begelei ding. Sommige ziekten kennen we alleen uit oude verhalen, uit verre landen of omdat we ertegen worden ingeënt. Wat waren het voor ziekten en hoe hebben we ze overwonnen? Aflevering 6: lepra. door Marten Dooper Eerst maar twee misverstan den opruimen. Lepra wordt vaak gelijkgesteld aan het bijbelse 'melaats heid'. Historisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat in de oud-testamentische tijd de ziekte lepra niet voorkwam in het Midden-Oosten. Melaatsheid, tsa- ra'at in het Hebreeuws, is waar schijnlijk een verzamelnaam voor diverse huidaandoeningen, waar onder een aantal schimmelinfec ties die de huid licht van kleur ma ken. Het tweede misverstand is dat le pralijders niet, zoals populaire ver tellingen doen geloven, voortdu rend een spoor van afvallende le- denmaten achterlaten. Wel raakt de patiënt bij het voortschrijden van de ziekte steeds meer mis vormd. Het begint met plekken op de huid die lichter van kleur en la ter gevoelloos worden. De huid wordt vervolgens dik en hobbelig en het hoofdhaar valt uit. In een la ter stadium raken allerlei zenuwen beschadigd, waardoor handen en voeten vervormen (klauwhanden, stampvoeten) en de oogleden niet meer sluiten. Door de gevoelloos heid worden wondjes niet meer opgemerkt en ontstaan er ernstige zweren, waardoor (inderdaad) ar men en benen kunnen wegrotten. De angst voor deze verminkende ziekte maakte dat lepralijders al zo-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 20