Meneer genoemd worden,
dat vind ik vervelend
B
D
v4
'Ik ben bijna 86, dus ik heb reden tot tevredenheid'
Zaterdag 18 augustus 2007 PZC
Veel had het niet gescheeld of de zesde uit
het geslacht Brummelkamp die predikant
werd, was zijn roeping misgelopen. De
school met de bijbel en een inspirerende
dominee brachten Jaap Brummelkamp in
contact met de kerk. Het sociale aspect van
zijn werk is voor hem altijd het belangrijkste
geweest. „Sommige dominees werden
aanbeden voor manier waarop ze preekten.
Dat hoeft voor mij niet."
door Nadia Berkelder
foto Lex de Meester
De rondleiding door de tuin
eindigt bij een deur. Domi
nee Brummelkamp draait
het slot open en knikt naar
binnen. „Hier stond wijlen mijn auto."
In het midden van de garage staat nu
een grasmaaier. „De hooggeleerden
achtten het onmogelijk dat ik nog een
voertuig zou besturen. Ik heb nog ge
beld naar iemand in Breda die me de
brief had gestuurd. U meent mij goed
te kennen, heb ik gezegd, terwijl ik u
nooit heb gezien. Maar het hielp niets,
ik mocht niet meer rijden, terwijl ik
heel mijn leven voertuigen heb be
stuurd."
Oud worden valt verder best mee,
vindt hij. „Ik heb altijd gedacht, als ik
de vijftig maar haal, dan ben ik blij. Nu
ben ik bijna 86, dus ik heb reden tot te
vredenheid, maar ik had het me wel
anders voorgesteld. Ik zou liever heel
veel lezen." Hij bladert door een stapel
ongelezen boeken. „Nou moet ik wel
zeggen: ik ben slecht in het indelen
van de tijd." Lopen doet hij met 'nor-
die sticks'. „In het begin was ik de eni
ge. Nu lopen er meer. Dan vragen ze:
doet u dat voor de show meneer? Nee,
dat doe ik omdat het makkelijk loopt.
Verder zing ik in de cantorij. De diri
gent keek heel bedenkelijk. Iemand die
zo oud is, die zal wel niet kunnen zin
gen, maar toevallig heb ik een heel goe
de stem, dus ben ik aangenomen."
Tot een jaar of wat geleden schreef hij
brieven naar de krant. Over het ge
meentebestuur van Middelburg als dat
weer eens destructieve plannen had,
over het koningshuis als dat met te
weinig respect werd bejegend, over Eu
ropa als Nederland daar de waarde
niet van kon inschatten of over toleran
tie als daar te weinig van was. Stilletjes
is de brievenstroom opgedroogd. Naar
buiten treden hoeft niet meer zo no
dig: dat is ook de reden dat Brummel
kamp met tegenzin op de foto gaat. „Ik
ben zo langzamerhand zo oud, straks
zeggen ze: die oude man moet weer
van zich laten horen. Ja, me opwinden,
dat doe ik nog wel, maar daar hoefik
toch geen uiting aan te geven?"
„Ik ben de zesde van de naam Brum
melkamp die predikant is geworden.
Mijn betovergrootvader was predikant
in Hattem. Die vonden ze daar te or
thodox. Tegenwoordig vinden ze je
snel te laks, maar toen nog niet. Hij
was in Engeland geweest, daar is de ko
ning hoofd van de kerk. Dat vond hij
prachtig, maar hier waren ze daar niet
van gediend. Boeren in de buurt vroe
gen of hij bij hen een kerkdienst wilde
houden. Toen is de afscheiding van
1832 ontstaan. Die afgescheidenen kre
gen last. Die werden gepest." Afkeu
rend: „Als je eenmaal aan het afschei
den gaat, houdt het niet meer op. Er
zal altijd iets zijn waar je het niet mee
eens bent."
Het geloof heeft hij zelf ontdekt. Zijn
moeder, bij wie hij samen met zijn zus
woonde, was niet kerkelijk. „Tegen
over ons woonde een onderwijzer van
de school met de bijbel. Mijn moeder
kon goed met die mensen opschieten
en mijn oom, die vrijzinnig democraat
was, waarschuwde voor de openbare
school: die was veel te rood." Toen
Jaap Brummelkamp tien jaar was, nam
iemand hem mee naar de kerk, de gere
formeerde in Hilversum. „De dominee
die daar preekte stond voor een neogo
tische lijst. Dat vond ik zo mooi, ik
dacht dat die man voor de poort van
de hemel stond. De volgende week zei
ik tegen mijn moeder dat ik naar de
kerk in het midden van het dorp wil
de. Dat was de hervormde." Grinni
kend: „Dat was altijd zo. De hervorm
de kerk stond in het midden."
„Die dominee leek op mijn grootvader.
Ik heb hem een keer opgewacht en
ben met hem mee naar huis gelopen.
Hij vroeg of ik hem de volgende keer
wilde ophalen. Dat is mijn geestelijk
dat je dan ook het recht niet hebt om
ergens in een pastorie te gaan zitten'.
En dat was precies wat ik voelde."
rummelkamp werd ingedeeld
bij de jagers in Padang op Su
matra. „Je moest precies het
zelfde doen als een dominee
hier. Daar kon ik doen waarvoor ik do
minee was geworden: mensen bijstaan
en met ze bidden als ze in moeilijkhe
den zaten. Er waren perioden dat er
niets te doen was en er waren perio
den dat het gevaarlijk was. Heb je wel
eens kogels horen vliegen? Pfieuw,
Pfieuw, Pfieuw, een fluitend geluid.
Een sergeant kwam iemand anders te
hulp. Hij kreeg een kogel recht door
zijn hart. Hij kwam hier uit Oost-Sou
burg. Hij was ook echt een Zeeuw,
met van dat haar en zwarte ogen. Hij
was mijn eerste dode. Later heb ik zijn
familie nog bezocht. Iedere predikant
moest familie bezoeken van de men
sen van wie hij een begrafenis had bij
gewoond. Ik had er een stuk of dertig,
dus toen ik terug was kreeg ik een
abonnement voor de trein en de bus.
Ik ben heel Nederland doorgereisd. De
mensen reageerden heel verschillend.
Sommigen waren boos, zeiden dat ik
hun zoon had vermoord. In de kop
van Overijssel werd ik door een hele
familie ontvangen, gekleed in zondag
se kleren, zwarte zijde. Ze zaten stil,
met zijn allen in een grote kring, een
tafel met een bijbel erop in het mid
den. Ze verwachtten dat ik een preek
hield, dus dat heb ik maar gedaan."
e eerste plaats waar hij 'in een
pastorie ging zitten' was Wes
tervoort. „Kijk, die foto. Dat
was de pastorie. Mooi hè? Daar kijk ik
iedere dag naar. Ik had daar een grote
vader geworden." Na het gymnasium
in Hilversum volgde de studie theolo
gie in Utrecht en Basel. „In de oorlog
ben ik ondergedoken in Friesland. Ik
woonde bij een boer op een zolderver
dieping en keek zo over het Friese land
schap uit. Daar heb ik het laatste stuk
van mijn studie gedaan."
Na mijn studie had ik nog
geen zin om de pastorie in
te gaan, ik was toen nog
niet getrouwd. Ik ben hulp
predikant geworden in Oegstgeest. Za
terdagsochtends zat ik aan de preek te
werken toen de post kwam. Het Alge
meen Weekblad der Nederlands Her
vormde kerk. Een maand eerder was
net de eerste politionele actie in Indië
geweest en in dat blad stond dat er een
groot tekort aan legerpredikanten was.
'Denk niet: dit is voor anderen be
doeld', stond er. Het was alsof de blik
sem me raakte. Dezelfde morgen heb
ik me opgegeven en maandag ben ik
gekeurd. Ik durfde het mijn moeder
niet te vertellen. Woensdag ben ik
naar haar toe gegaan. Weet je wat ze
zei? Dat ben ik nooit vergeten: 'Ik weet
dat jij denkt, dat als je het niet doet,
tuin, met een geweldige plataan." Later
ging hij naar Kethel, 'een dorp dat inge
lijfd is bij Schiedam'. „Toen kwam Mid
delburg, en die Abdij, daar was ik met
een helemaal weg van. Koudekerke
was in die tijd net bij Middelburg ge
voegd. Je moest de ene zondag hier en
de ander zondag daar staan. Men wilde
het parochiesysteem invoeren, zodat
er een gemeenschap ontstond. Dat is
ook gebeurd. Zelf heb ik wel gebeden
dat ik nog mee mocht maken dat de
hervormden en gereformeerden weer
bij elkaar kwamen. In de Nieuwe Kerk
is dat later goed gegaan. Ik zag allemaal
nieuwe mensen, maar ik zag helemaal
niet wie er hervormd en wie er gerefor
meerd was."
Als voorzitter van de Stichting vrien
den van Middelburg heeft hij zich ver
zet tegen de nieuwbouw op het Abdij
plein. „Er was toen een gedeputeerde
uit Vlissingen die vond dat er nou eens
een architect uit Holland moest ko
men. Belachelijk hè? We hebben hier
toch Rothuizen? Alles moest anders.
We hebben veel vergaderd en Cees
Dam, de architect, die ontpopte zich
toch wel als een man waarmee je pra
ten kon. En nu is er een nieuwe direc
teur van het museum en die is er niet
tevreden mee dat hij door een klein
poortje aan de zijkant naar binnen
moet. Dan krijgt hij een paar miljoen
om een entree in de kelder te maken.
Dat doen dominees niet."
En dominee is hij nog steeds. „Ik vind
het altijd vervelend om meneer ge
noemd te worden. Dan vóel ik me één
of andere meneer, ik weet niet wat dat
is. Dominee, dat geeft een bepaald ver
trouwen. Ik heb het altijd merkwaar
dig gevonden dat mensen die je nog
nooit gezien hebt, alles vertellen wat
hun hart beroert als je een half uur bin
nen bent. Dat vind ik bijzonder en ook
ontroerend. Je hebt dominees die alles
op de preek zetten en je hebt gemeen
teleden die dat belangrijk vinden, als
de dominee maar kan preken. Dat heb
ik nooit zo belangrijk gevonden. Som
migen werden aanbeden voor de ma
nier waarop ze preekten. Dat hoeft
voor mij niet."
„Ik ben hier 23 jaar predikant geweest,
tot 1986. Stoppen, dat vond ik niet erg.
Op het laatst is het werk zo - je kan de
kantjes ervan aflopen, maar dat zou ik
niet gewild hebben. Ik ben nog een
keer over mijn toeren geweest toen. Ik
wilde proberen om het tot het laatst
toe vol te houden. Hoe kan het dat do
minees overspannen raken, dacht ik
vroeger wel eens, maar ik heb het zelf
twee of drie keer meegemaakt. We
hebben geen vaste werktijden. Je hebt
er bij die werkschema's maken, dat
heb ik ook wel geprobeerd, maar daar
ben ik niet goed in. En toch zou ik het
wel weer opnieuw doen, als het kon.
Het zit in mijn bloed."
Paspoort
- Naam: Jacobus Everhardus Lambertus Brummelkamp
Geboren: 21 oktober 1921 in Tiel
Woonplaats: Middelburg
Opleiding: School met de bijbel, Gymnasium, Theologie
Banen: Legerpredikant en dominee in achtereenvolgens Westervoort, Ke
tel en de Nieuwe Kerk in Middelburg
Burgerlijke staat: Gehuwd
Hobby's: Lezen, architectuur, zingen