'We zijn vaak bang, zeker als we 's nachts schoten horen' I v17 PZC Zaterdag 18 augustus 2007 Tsjadische vluchtelingen banen zich een weg door een zandstorm nabij de grens met de Sudanese regio Darfur. foto Stephen Morrison alleen om Darfur, Dar Sila of Centraal- Afrika, maar om het hele continent." Harde beschuldigingen van de voormalige docent aan een Franse universiteit, die zijn mening bedachtzaam uit met lange pau zes. De ideologie draagt de naam 'Arabi sche agenda' en vindt waarschijnlijk haar oorsprong in het idee van de Libische lei der Gadaffi die in de jaren zeventig Afrika wilde arabiseren en islamiseren. De ex-sultan vermoedt dat de ideologie nieuw leven is ingeblazen. Die mening lijkt bevestigd door berichten van de vluch telingenorganisatie van de VN dat tiendui zenden Arabieren uit onder meer Tsjaad en de Centraal Afrikaanse Republiek in Darfur zijn aangekomen. Zij vestigen zich met behulp van de Sudanese overheid in dorpen waaruit de Afrikaanse bewoners zijn verdreven door Arabische milities. Het verschil tussen mensen van Arabische en Afrikaanse herkomst is vervaagd in de Sahelstrook die loopt van Oost- naar West-Afrika. Beide groepen assimileerden door de eeuwen heen. Het Arabische deel omschrijft zichzelf als blank, maar velen zijn net zo donker gekleurd als hun Afri kaanse landgenoten. Arabieren spreken alleen Arabisch, terwijl Afrikanen daarnaast nog een stamtaal be heersen. Veelal zijn mensen van Afrikaan se origine boeren, terwijl nomaden meest al van Arabische afkomst zijn. Dan is er nog de arabisering. Mensen van Afrikaanse herkomst sloten zich soms aan bij herdersvolken, vergaten hun stamtaal en leefden volgens Arabische zeden en ge woonten. Ze noemen zichzelf Arabieren. „Het komt erop neer dat we allemaal broe ders zijn", benadrukt de ex-sultan. „Als er niet snel iets wordt gedaan, breidt deze broederoorlog zich uit. Darfur, Dar Sila zijn slechts stappen op weg naar de hoofd stad N'Djamena aan de andere kant van het land en daarna verder." Tussen Goz Beida en de honderd kilometer verder gelegen grens met Darfur raken meer en meer dorpen ontvolkt. De overwegend Afrikaanse bewoners zoeken de relatieve veiligheid van de ontheemdenkampen op. Toch heeft een deel van de bewoners van Abschour, zo'n twintig kilometer van Goz Beida, besloten stand te houden. Voor hoe lang? De weg naar Abschour voert over een pad bezaaid met keien, langs een stroompje met bomen aan beide oevers. Een van de weinige schaduwrijke plekken in de omge ving. Vrouwen en mannen ploegen akker tjes om. Kamelen eten loom van de boom bladeren, terwijl koeien en schapen zich te goed doen aan gras. Het dorp is opgebouwd uit stevige ronde huizen met aangeveegde erfjes, afgeba kend door heggen. Een idylle waar alleen het balken van ezels en vrolijke kinder stemmen af en toe de stilte verstoren. Maar de realiteit is verre van rooskleurig. „Twee keer zijn we aangevallen", vertelt Baharadine Adim, het oude, halfblinde dorpshoofd. Hij zit temidden van een groep mannen onder een schaduwrijk af dakje op het dorpsplein. „Het waren Ara bieren uit Tsjaad", roepen de mannen in koor. Ze tonen pijlen en boog waarmee ze zich verdedigden tegen de goed bewapende aanvallers. Het garnizoen van het rege ringsleger, gestationeerd in Goz Beida, liet zich niet zien. „We zijn vaak bang, zeker als er 's nachts schoten zijn te horen", merkt Mahamt, de zoon van de dorpschef op. Hij wil zich niet laten verjagen van het land waarop zijn voorouders zich meer dan honderd jaar geleden vestigden. „Niet zo lang geleden hadden we goede contac ten met de Arabieren. We trouwden zelfs met hun vrouwen. Nu zeggen ze dat ze hier geen zwarten meer willen zien." maakt het voor de ondemocratische heer sers en hun kliek eenvoudiger om aan de macht te blijven. In de dorre Sahel waarin zowel Darfur als Tsjaad liggen, gaat het bedrijven van land bouw en veeteelt moeizaam. Bovendien raakt de grond uitgemergeld en de Sahara, met het alles verslindende zand, rukt zuid waarts op. Landbouw- en weidegrond wor den minder, terwijl de bevolking en het aantal dieren toenemen. „Vroeger at het vee ook wel eens van de landbouwgewassen, met ruzies als gevolg. De traditionele leiders wisten het altijd weer snel op te lossen", herinnert Hakar Hassan zich. Toen hij besloot het trekken de bestaan op te geven, kreeg hij het land waarop zijn dorp staat van de sultan van Dar Sila, een vijf eeuwen oude dynastie in het zuidoosten van Tsjaad. Het sultanaat, belast met het oplossen van lokale geschillen, zetelt in Goz Beida, slechts een paar kilometer van El Jebel. Goz Beida is gebouwd aan weerszijden van een zanderige straat en dient sinds kort als centrum voor hulpverlening aan de ontheemden. Ex-sultan Said Ibrahim ondernam vier po gingen om een einde te maken aan het conflict tussen het Afrikaanse Dadjo-volk en Arabische Tsjadiërs in Dar Sila. Hij heeft het opgegeven. „Niemand luisterde meer naar mij. Mijn invloed verminderde omdat iedereen wapens heeft en zich machtig waant", vertelt Said Ibrahim. Hij raakte zijn functie kwijt nadat hij de re gering van president Idriss Deby had bekri tiseerd. Hij beschuldigde de overheid er van het conflict te verergeren door de be volking te bewapenen. Toch heeft de ex-sultan er nog altijd een dagtaak aan om dorpsoudsten te ontvan gen en onderdanen te adviseren. Bij voor keur doet hij dat gezeten op een groot kleed in de schaduw van een muur van het paleis, waar nu zijn zoon als sultan heerst. Said Ibrahim vermoedt duistere krachten achter het geweld. „Er bestaat een Arabi sche ideologie om de zwarten uit te roeien en hun land in te pikken. En het gaat niet Boven: Hakar Hassan in El Jebel. Onder: Bewoners van ontheemdenkampen moeten ver lopen voor water. foto's CPD

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 119