Herkansing voor de kers PZC Dinsdag 17 juli 2007 1 5 Dankzij lagere bomen en een overkapping gaat het handmatig plukken van kersen veel makkelijker dan vroeger. foto Willem Mieras De teelt van kersen zit in de herkansing. Er worden, weliswaar op bescheiden schaal, op verschillende plaatsen in de provincie weer kersenbomen aange plant. Nieuwe rassen, zwak ke onderstammen en over kapping van de lage bomen liggen ten grondslag aan de opleving van de teelt, die tot aan de Tweede Wereldoor log vooral op Zuid-Beveland wijd verspreid was. door Rinus Antonisse Je wordt zeker niet slapende rijk van de kersenteelt, verze kert fruitteler Ad Slabbekoorn. „De teelt is risicogevoelig, je nt eigenlijk niet zonder overkap ping van de bomen. Als het geen vogels zijn waarvan je last hebt, dan valt er wel te veel regen." Hij haalt lachend een gezegde van zijn vader aan: een kêêzeboer wor van d'n èrmen begraeve. De gebroeders Slabbekoorn zijn op hun bedrijf De Witte Weel bij het gehucht Eversdijk al enige ja ren bezig met kersenteelt nieuwe stijl. Ze doen dat samen met de ge broeders Elenbaas, die in de Quar- lespolder boven Nieuwdorp zit ten. Totaal gaat het om ongeveer vijf hectare kersenboomgaard, al les overkapt. Dat is te danken aan de ontwikke ling van kleine bomen, waarbij het in 2000 verdwenen Proefsta tion voor de Fruitteelt in Wilhel- minadorp een voortrekkersrol ver vulde, vertelt Slabbekoorn. Hij geeft aan dat het afdekken van de bomen gebeurt met een fijnma zig hagelnet. Daarop zijn dakpans gewijs repen van kunststof ge naaid tegen de regen. Het helpt ook tegen vraatlustige vogels, voor al spreeuwen. Helemaal droog blijft het niet en door kieren zien nog wel slimme merels kans om bij de kersen te ko men. Maar ten opzichte van vroe ger is het een hele verbetering, toen vogels en slecht weer de ker- senoogst volledig naar de filis tijnen konden brengen. Slabbe koorn: „En je hebt geen kêêze- wachter meer nodig." De fruittelers hebben vier hoofd rassen aangeplant: Merchant, Kor- dia, Karina en Regina. De zoete vruchten zijn in juli plukrijp (ze worden met de hand vergaard) en gaan daarna in kekke doosjes naar de supermarkt. Dat gebeurt onder de merknaam Zeeuwse Zonne- kers. Slabbekoorn noemt het een 'niche markt', die klein is en blijft. „We hebben nog niet direct medestan ders gekregen, maar wel collega's die kleinschalig bezig zijn. Dat is vooral de directe huisverkoop." In deze tijd van het jaar zijn de bor den die uitnodigen kersen te ko pen dan ook op veel plekken in de provincie te zien. Als directeur van het Proefstation was Reinder Elema destijds nauw betrokken bij de ontwikkeling van kleine bomen. Als vrijwilliger bij het Fruitteeltmuseum in Kapelle volgt hij de ontwikkelingen nog op de voet. Elema stelt vast dat in ons vochti ge klimaat met veel vogels en met hoge arbeidskosten, er toch weer een toekomst is voor een beperkte oppervlakte moderne kersenperce len, 'waarvan men het tere en lek kere product tegen goede prijzen aan de Nederlandse consument kan verkopen.' De teloorgang van de traditionele kersenteelt werd volgens hem ver oorzaakt door grote kwetsbaar heid voor weersomstandigheden, hoge plukkosten in hoogstambo- men, uitval van bomen door bacte riekanker en de lange aanlooppe riode voordat een boom productie opleverde (zeker zeven jaar). Met kleine bomen en overkappingen zijn veel nadelen overwonnen. Het zorgt er wel voor dat een ver schijnsel wat je een tikje 'cultuur historisch' kunt noemen, vrijwel is verdwenen. Elema doelt op het verjagen van de vogels met lawaai, waarvoor een kersenwachter (dik- Alleen zoete kersen Tot 1950 werden in Nederland nog 5200 hectare kersen ge teeld; in 1980 was dat nog maar 950 hectare, waarvan de helft zure morellen. Afgelopen tien jaar is sprake van een lichte toename, mede dankzij de komst van zwakke onderstammen die tot kleine bomen leiden. De kersen waren vroeger voor de verse markt en de verwer kende industrie bestemd; nu zijn het bijna uitsluitend zoete vruchten voor de verse markt (supermarktketens en verkoop aan de weg). s- De conservenfabrieken halen hun (zure) kersen nu groten deels uit Oost- en Zuid-Europa. wijls een scholier) werd ingescha keld. Eerst werden ratels, kleppers, jacht geweren en alarmpistolen ingezet (in dialect bestaat het woord keze- klapper of-klopper), later carbid- klappers. Elema: „Op de grotere percelen pakte men het projectma tig aan. Men bouwde midden in het perceel van palen een toren, die boven de hoge kersenbomen uitstak. Van zonsopgang tot na ze ven uur 's avonds werd deze be mand. De kêèzewachter moest voortdurend opletten of er vluch ten spreeuwen binnenvielen. Hij had draden met daaraan bussen met steentjes naar alle hoeken." Na de oorlog kwamen er knalappa raten op flessengas, brommers zon der uitlaat, luidsprekers die angst geschreeuw van spreeuwen lieten horen en ultrasoon geluidappara ten. Kleinschalige kersenteelt is voor huisverkoop. foto Willem Mieras

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 15