'Ik ben geen type voor de dienstverlening. Zet mij achter een lopende band, maar niet in een winkel' v13 PZC Zaterdag 14 juli 2007 Pieters ik tegen het psychotische aan zat. Ik reed door Amsterdam en zag allemaal mannen op de da ken. Dat waren dus schoorstenen. Mijn angsten waren zo groot, dat ik niet meer wilde leven. Ik heb toen zelf een noodarts gebeld. Met pillen en psychiatrische hulp ben ik er weer bovenop gekomen. Tien jaar heb ik geprobeerd een band met mijn biologische vader op te bou wen, maar het was niet te doen. Hij is manisch depressief en heel egocen trisch. Het duurde heel lang voordat ik inzag hoe eenzijdig de relatie was. Ik heb geen con tact meer. Het hoeft niet meer voor mij. Ik heb lang niet alle antwoorden op vragen die ik heb, maar veel dingen wil ik ook niet weten. Het was hun leven en het waren hun beslissingen. Je moet ook kunnen laten. Mijn leven werd pas echt leuk na mijn dertigste toen ik een eigen leven opbouwde in de Staats liedenbuurt in Amsterdam. Ik wist wie ik was, kreeg steeds meer rollen en ontmoette mijn gro te liefde Han. Eind 2002 voelde ik me weer depressief wor den. Ik was moe en zag aan m'n gezicht en ogen dat het niet goed was. Allerlei onderzoek- jes volgden. Pap4 was de uitkomst. Dat is kan ker. Liever ziek dan depressief, dacht ik. Het is echt een verschil of je diep ongelukkig, depres sief en angstig bent of gelukkig en doodziek in een nieuw huis met je grote liefde. Ik stond voor de spiegel en zag mijn totaal ver anderde lichaam. Ik voelde dat ik door de ogen van m'n moeder keek. Goh, dacht ik, wat ben ik een volwassen vrouw... De angst voor de dood schoot af en toe als een snerpende pijn door me heen, maar daar was wel mee te dealen. We gaan allemaal, is het niet nu dan over dertig jaar. In de eeuwigheid is het niets. Ie krijgt een diep besef van de vluchtigheid. Dat geeft meer ruimte voor liefde, rust en beschouwing. Ik heb nog nooit met ie mand zulke intieme gesprekken gehad als toen met Han. Toen ik de operaties, bestralingen en chemothe rapie had overleefd, wilde ik met kinderen wer ken. Ik werd overmand door zo'n EO-gevoel. Na een jaar is dat echt wel weg. Het dagelijkse leven haalt je terug naar allerlei onbenullighe den. Dan heb ik het niet over mijn werk, dat doe ik met hart en ziel, maar wat er allemaal bij komt kijken... Het reizen, een hele avond in een jurk zitten, sociaal doen met mensen. Te gen veel verzoeken zeg ik nee. Ik hou niet van spelletjes en presentaties. Dat heeft ook een keerzijde. Achterafheb ik ge hoord dat ik een bepaalde rol niet heb gekre gen omdat ik niet bankable was: ik was niet be kend genoeg. Daar zijn die televisiespelletjes goed voor. Het zij zo. Ze zijn niets voor mij. Ik ben ook geen type voor de dienstverlening. Zet mij achter een lopende band, maar niet in een winkel. Ik heb vroeger eens een sinaasap pel naar een vrouw gegooid. Nog geregeld voel ik de aanzet tot agressie, maar ik kan m'n drift nu beteugelen. Ik doe nu vooral wat ik wil doen. Op m'n twin tigste was ik heel ernstig, nu krijg ik schijt aan de dingen. Over de rol van Kniertje in Op Hoop van Zegen volgend jaar, heb ik echt moeten na denken. Ze is net als prostituee Blonde Greet een volkse vrouw, maar dat is dan ook de enige overeenkomst. Kniertje gaat heel diep met haar verdriet en pijn. Ik wist niet of ik dat wel wilde. Na enige bedenktijd heb ik ja gezegd. De groot ste overwinningen heb ik behaald op mezelf Voordat ik Kniertje ben, speel ik eerst in de mu sical Verplichte Figuren. Ik zou ook nog wel graag in een speelfilm willen spelen of een nor se politie-inspecteur in een televisieserie. Een dominante, enge moeder lijkt me ook wel wat Ik hoef niet rijk of beroemd te worden, als ik hier maar kan blijven wonen, tussen de mussen en kinderen die op de brug nabibberen van hun sprong in het water. Toen ik vier jaar gele den vanuit Amsterdam naar Beets verhuisde had ik van die waanideeën over het platteland: hoe moet dat dan? Nou, gewoon." Ellen Pieters: „Op m'n twintigste was ik heel ernstig, nu krijg ik schijt aan de dingen."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 99