Een trosje kolibries Bruinvis en tuimelaar 20 I Zaterdag 30 juni 2007 PZC De PZC sponsort stichting Het Zeeuwse Landschap. In Natuur- journaal gaat hoofd ecologie Chiel Jacobusse wekelijks in op wat er aan de orde is in de Zeeuwse natuurgebieden. Als een voormalig weiland verandert in natuurgebied, duiken daar niet gelijk zeldza me bloemen en planten op. Maar als de vogelwedde zich laat zien, is dat in elk geval een teken dat het de goede kant op gaat. Het paarse bermplantje is overigens be halve een brenger van goed nieuws ook een bezienswaar digheid op zich. De bloemetjes van de vogelwedde vertonen een sterke gelijkenis met kolibries. Een ondernemer die zijn zaak gezond wil houden, is altijd op winst uit en dat is met een natuurbeheer der niet anders. Maar als ondernemer moet je niet denken dat je kort na de opening van je zaak al bin nenloopt en als natuurbeheerder moet je ook niet direct wonderen verwachten. Niettemin: stilstand is achteruit gang, dus ben je altijd op zoek naar signalen dat je op de goede weg bent. In een weiland waar tientallen jaren kunstmest en vergif ge bruikt is, is de begroeiing sterk verarmd. Het aantal oor spronkelijk aanwezige wilde planten is tenminste gehal veerd en de fauna is navenant verarmd. In verreweg de meeste gevallen kun je niet na een paar jaar natuurbeheer wilde orchideeën of zeldzame dagvlinders verwachten, maar als het goed is treden er wel veranderingen op. Een gidsplant die aangeeft dat het de goede kant op gaat, is de vogelwikke. Geen zeldzaamheid, maar een soort die in de eerste de beste berm te vinden is. Logisch, want in die berm is waarschijnlijk ook geen kunstmest of landbouwgif gebruikt. Weilanden die van productiegrasland omgezet worden in natuurgebied, worden vaak eerst enkele jaren gehooid om de gevolgen van jarenlange verrijking met voedings stoffen wat terug te dringen. Na relatief korte tijd begint de flora een andere samenstelling te krijgen. Op klei grond is het de combinatie van rode klaver, veldzuring en scherpe boterbloem die aangeeft dat er iets ten goede veran dert. Wordt het maaibeheer consequent volgehouden, dan ver schijnen er steeds weer nieuwe soorten. Knoopkruid en vo gelwikke volgen na de eerste nieuwelingen en die soorten geven aan dat er nog meer perspectieven zijn. In kalkarme gebieden volgen spoedig planten als grasmuur en schapezu- ring, terwijl onder meer kalkrijke omstandigheden wilde margrieten en mogelijk ook orchideeën verwacht mogen worden. Maar zover ben je niet zomaar. Als beheerder ben je allang blij als de vogelwikke verschijnt. Het is een plant die je al snel na zijn verschijning signaleertwant de paarse bloemtrossen vallen al van verre op. Die bloemtrossen zijn het waard om wat nader te bestuderen, want de bouw van de afzonderlijke bloemen wijkt nogal af van een gemiddelde wilde plant. De bouw is kenmerkend voor de familie van de vlinderbloemigen, waartoe bij voorbeeld ook klavers, lathyrussoorten en kattedoorns be horen. Bij nadere beschouwing van de bloem valt op dat de naam vogelwikke bijzonder treffend gekozen is. De bloemtros lijkt op een verzameling kolibrietjes die met hun snaveltje (de bloemsteel) aan de plant zijn opgehangen. Weliswaar is de bouw van vogelwikke in hoofdlijnen hetzelfde als bij andere wikkesoorten, maar de verhoudingen zijn zodanig dat de gelijkenis van de bloem met een vogel wel heel erg frappant is. Een aardige bijkomstigheid is dat bij de jonge bloem de 'zijflappen' (in jargon: de vlag) tegen het lichaam gevouwen is en dat bij meer uitgegroeide bloemen de vleugels wijd uiteen staan. Een betere gelijkenis met een echte vogel is nauwelijks denkbaar en wie het vogeltje van de vogelwikke eenmaal ontdekt heeft, vergeet het nooit tekening Adri Karman Bruinvis en tuimelaar, ze behoren beide tot de orde van de tandwalvissen die aan onze kusten voorkomen. Soms worden van de groep, waarin ze meestal jagen, af gedwaalde individuen in de Oos- ter- of Westerschelde aangetroffen. Hun voedsel bestaat voornamelijk uit vis.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 20