v9 THRILLER door Peter Kuijt Het testament van Nobel PZC Zaterdag 30 juni 2007 Juni was mooi dat jaar door Jaap Coedegebuure illustratie Martien Bos Bij mijn eerste kennismaking met F. Springer, ergens in 1975, was het meteen raak. Blade rend door een nieuw nummer van het literaire maandblad Ti rade kwam ik het verhaal Happy days te gen. Dat begon zo: 'Op een avond in juni '55 verliet onze jaargenoot Bert Kooistra, vierdejaars rechten, vroeger dan zijn ge woonte de sociëteit, wandelde naar de Hooigracht, schreef in zijn kamer nog een briefje voor de hospita ('mevrouw K, mor gen geen melk'), schoof dit onder zijn deur de gang op, kleedde zich uit, slikte on geveer twintig slaappillen (die hij in de loop van de voorgaande maanden op re cept verzameld bleek te hebben), kroop on der de dekens, deed het licht uit en stierf nog voor het aanbreken van een mooie vrijdag, want juni was mooi dat jaar'. Niet meer dan een alinea, honderd woor den ongeveer, maar ik zag de spreker voor me: een haast achteloze inzet, een laconie ke toon vol ironie en understatements, en tenslotte dat vleugje onderkoelde melan cholie: 'juni was mooi dat jaar'. Wat hij te vertellen had, ging niet of nau welijks over hemzelf, maar over mensen die hij had gekend, vreemde vogels, dro mers, drinkebroers, duvelstoejagers, dollar jagers en desperado's, winnaars soms, maar meestal verliezers. Hij zag hun gedoe en geworstel van enige afstand aan en maakte er mooie verhalen van, al deed hij graag alsof hij die cadeau had gekregen van een nog begenadigder verteller. Happy days werd onlangs herdrukt in een verzamelbundel die ter gelegenheid van Springers 75e verjaardag is uitgebracht. Achteraf herken je er de opmaat in van ro mans als Bougainville (1981) en Quissama (1985). Tegelijkertijd blijkt het prima te pas sen in wat ik een autobiografisch tableau zou willen noemen. Met acht andere verha len geeft Happy days niet alleen een mooi overzicht van een schrijverschap, maar ook van een leven en een loopbaan. Springer, alias Carel Jan Schneider, werd geboren in onze voormalige kolonie Ne derlands-Indië en zat tijdens de Japan se bezetting in een internerings kamp. Na zijn Haagse gymna sium- en Leidse universiteitsja ren nam hij dienst als bestuurs ambtenaar in Nieuw-Guinea. Dat deed hij niet, zoals je mis schien had kunnen verwach ten, omdat zijn hart in In- sulinde was achter gebleven, maar bij wijze van negatie ve keuze. Opties als de rechterlijke macht of de juridi sche afdeling van Shell, Unilever of Hoogovens trokken hem absoluut niet. Toen Nederland in 1962 zijn laatste ge biedsdeel in de Oost aan Soekarno had afge staan, kwam Springer (ondanks een van harte be leden onwil om zich het bal lroomdansen eigen te ma ken) in de buitenlandse dienst terecht en bracht hij het na posten in Amerika, Thai land, Bangladesh, Angola en Iran tot Hare Majesteits ambassa deur in de DDR. De ervaringen aangaan de deze en andere Zaken overzee, zoals de titel van een van Springers boeken luidt, vormen de achtergrond van dit oeuvre. Met Springer bereis je een groot deel van de wereld, maar je ziet daarvan maar een beperkt gedeelte. Misschien moet je zijn wereld eerder een wereldje noemen, het wereldje van Neder landse diplomaten en zakenlui in den vreemde, mannen die zich van de ene cocktailparty naar de andere haasten en de F. Springer business tussen neus en lippen lijken af te handelen. Want zoveel stelt het ook in hun eigen ogen niet voor. En wie daar an ders over denkt, hoort er eigenlijk niet bij. Het is niet echt een bestaan om jaloers op te zijn. Het circuit van expats is zo vluchtig dat je je er nooit echt thuis voelt, laat staan dat je er vrienden voor het leven zou kun nen maken. Springer weet de sfeer van vluchtigheid én vergeefsheid die er om heen hangt uiterst bekwaam op te roe pen. Daarbij houdt hij zijn ver tellende dubbelganger altijd een beetje buiten schot. Het zijn de kleurrijker types die hij in het vizier heeft, de praatjes makers en haantjes-de-voorste die denken dat ze het helemaal hebben gemaakt, maar uiteindelijk lelijk op hun bek gaan. Wat hen ove rigens alleen maar menselijker en sym pathieker maakt. Ontegenzeglijk kleeft er aan Springers persoonlijkheid en stijl iets studentikoos, iets dat zich net als onze koloniale ge schiedenis achter de horizon van de voor bije tijd bevindt. Dat studentikoze zit hem soms in de bewoordingen waarmee men elkaar aanspreekt - 'hoerenbijter', 'ouwe rukker', 'old hand' - maar meestal in de habitus van de verteller en zijn mak kers, die met het gezicht in de juiste plooi de ergste rampen trotseren en beseffen dat het altijd nóg erger kan, en die kunnen re lativeren tot ze er dood bij neervallen. Ze weten immers maar al te goed dat wat ze doen evengoed nagelaten zou kunnen wor den, of het nu gaat'om de zedelijke en eco nomische verheffing van de Papoea's op Nieuw-Guinea, het bevorderen van de Ne derlandse handelsbelangen in de vreemde, dan wel het nastreven van persoonlijke glorie of geluk. Van Springer hoeft er niets, en dat maakt dat je je ook als lezer met alle plezier aan hem overgeeft. F. Springer: De verhalen. Uitgeverij Querido. 359 blz. 19,95 euro. tlZA MARKIUND r is een speciale plek in de hel voor vrou wen die elkaar niet helpen', luidt de vro lijk stemmende titel van het non-fictie boek dat onlangs van de succesvolle Zweedse misdaadauteur Liza Marklund (1962) is versche nen. Daarin geeft Marklund tips aan vrouwen hoe ze zich staande kunnen houden in een man nenmaatschappij. Je kunt er vergif op innemen dat Annika Bengt- zon, de heldin in Marklunds misdaadromans, de raadgevingen nog niet ter harte heeft genomen. Want in Het testament van Nobel, het zesde deel van de serie rond de tabloidjournaliste, schuttert Bengtzon zich immer met pijn en moeite een weg door het mannenbolwerk op de krant en heeft ze thuis ook het een en ander te stellen met een wederhelft die ze ervan verdenkt het met de huwelijkse trouw niet zo nauw te ne men. Manlief Thomas werkt voor het ministerie van Justitie aan een nota over het afluisteren van ver dachten en dat levert ook nog genoeg stof op voor een conflict met zijn maatschappijkritische echtgenote. Dan raakt Bengtzon tot geluk van de lezer be trokken bij moord en doodslag. Tijdens het No belprijsdiner in Stockholm wordt de omstreden winnaar van de Nobelprijs voor Geneeskunde, de Israëlische wetenschapper Aaron Wiesel, op de dansvloer neergeschoten. Zijn danspartner, voorzitter Caroline von Behring van het Nobel- comité, wordt ook geraakt en is voor eeuwig uit gedanst. Bengtzon die bij het diner aanwezig is, heeft degene gezien die de schoten heeft afge vuurd: een huurmoordenares die onder de schat tige naam 'The Kitten' opereert. Om het politieonderzoek geen schade toe te brengen, wordt Bengtzon een spreek- en schrijf verbod opgelegd. Maar zeg dat maar eens tegen Bengtzon. Ze komt erachter dat niet Wiesel, voorstander van het klonen voor wetenschappe lijke doeleinden, maar Von Behring daadwerke lijk het doelwit was van 'The Kitten'. De journa liste wroet in het wetenschappelijke wereldje rond het Nobel-instituut, ziet om zich heen slachtoffers vallen, ontdekt weinig frisse praktij ken van manipulatie van onderzoeksgegevens en moet ondertussen huid en haar zien te red den. Ook thuis is ze niet veilig waar zelfs boeken kast Billy, na ABBA toch een van Zwedens meest gewilde exportartikelen, het moet ontgel den. Wie zijn scepsis opzij zet over een vrouw die hui lebalkt over een echtelijke crisis en een fulltime baan naast het moederschap, maar tegelijkertijd onverschrokken levensgevaarlijk geteisem tege moet treedt, heeft met Het testament van Nobel een onderhoudend boek in handen. Met vaart geschreven en uiterst actueel. Marklund weet hoe het er tegenwoordig aan toe gaat op krantenredacties, waar serieuze inhoud steeds vaker moet buigen voor het oog dat ook wat wil. Door Liza Marklund Vertaling: Ina Sassen Uitgeverij De Geus, 445 pag., 22,50 euro

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 109