Bijna alle
Nederlandse
objecten die op de
Werelderfgoedlijst
staan, hebben te
maken met water
of met land dat is
veroverd op het
water.
Nederlanders
hebben zelf weinig
waardering voor
hun landschap
maar buiten
landers vinden het
zelfgemaakte land
en de
bouwwerken die
daarvoor gezorgd
hebben uiterst
bijzonder. Voor
hen zijn het
toeristische
attracties.
SÉ!
door Anne Nijtmans
Nederlanders
zullen het
niet snel
over hun
land zeggen
maar in buitenlandse aard-
rijkskundeboekjes staat:
'God schiep de wereld en
de Nederlanders schiepen
Nederland'. Het klopt wel,
want een vijfde deel van
het oppervlak was een paar
eeuwen geleden nog water.
Nederland zoals buiten
staanders er tegenaan kij
ken: molens en land dat op
de zee is veroverd.
Zelf vinden we die strakke
polders maar saai. En mo
lens, nou ja, daar hebben
we altijd al tegenaan geke
ken. We beschouwen ze als
overblijfselen uit het verle
den. Het zijn eigenlijk
vroegindustriële monumen
ten. De ontwikkeling van
de windmolen betekende
een economische revolutie.
Bij het droogmaken van de
Beemster begin zeventien
de eeuw waren 43 molens
gebouwd om het binnen
meer leeg te malen. Het pro
ject werd gefinancierd door
Amsterdamse kooplieden.
Er was behoefte aan land
bouwgrond en ruimte om
buitenhuizen te bouwen.
Het bleek een goede beleg
ging te zijn.
De Beemster staat tegen
woordig op de Werelderf-
goedlijst van Unesco. Het
wordt gezien als een mees
terwerk van creatieve plan
ning en het project heeft in
vloed gehad op soortgelijke
ondernemingen in de hele
wereld.
In dezelfde periode werden
molens ook gebruikt voor
industriële doeleinden. Er
waren korenmolens, pers
molens, houtzaagmolens
die belangrijk waren voor
De Oosterscheldekering, een
waterwerk van wereldallure
Door de beweegbare dam blijven
het milieu en de getijdewerking in
de Oosterschelde in stand.
foto Lex van Lieshout/ANP