Plevier blijft maar even Leven en dood op de dijkglooiing Zaterdag 16 juni 2007 21 Een kleine plevier op het industrieterrein in Goes-Zuid. foto Chiel Jacobusse PZC De plevier is een ware pionier. Ze hebben een sterke voorkeur nieuw ontstane leefgebieden. Maar na een paar jaar zijn ze steevast verdwenen. door Chiel Jacobusse De PZC sponsort stichting Het Zeeuwse Landschap. In Natuur- journaal gaat hoofd ecologie Chiel Jacobusse wekelijks in op wat er aan de orde is in de Zeeuwse natuurgebieden. Wat is de overeenkomst tussen het industrieterrein in Goes-Zuid, de versterkte Westerscheldedijk bij Hoedekenskerke en de nieuw aangelegde duintjes in de Herdijkte zwarte pol der bij Nieuwvliet? Eigenlijk alleen het simpele feit dat deze gebieden in het afgelopen jaar flink op zijn kop gestaan hebben en dat nu de rust (enigszins) is weergekeerd. De gebieden hebben een totaal verschillende invulling gekregen, variërend van onbedoelde bloemenzee tot in betonblokken afgewerkte zeewering. En de gebieden zijn alle drie ont dekt door pioniervogeltjes uit dezelfde familie: de pleviertjes. Er broeden in Nederland drie soorten plevie ren die als uitgesproken pioniers gelden. Het zijn de kleine plevier, de bontbekplevier en de strandplevier. De kleine plevier hoort van origi ne thuis op kiezelstrandjes langs de grote rivie ren, de twee andere soorten broeden vooral in zoute pioniermilieus, zoals aanspoelhoekjes, kleine strandjes en schelpenbanken. Voor niet-ingewijden lijken de pleviertjes erg op el kaar, maar met wat oefening zijn ze goed te on derscheiden. De twee zilte soorten hebben een speciale zout- klier om het zout dat ze, bijvoorbeeld met het voedsel, binnen krijgen, weer af te scheiden. Toch kunnen de drie soorten wel samen in het zelfde gebied voorkomen en dat is dit jaar het geval in de herdijkte zwarte polder. Een prach tig en snel resultaat van het natuurontwikke lingsproject, maar de aanwezigheid van de ple viertjes is waarschijnlijk van korte duur. Pio niers als ze zijn, houden de plevieren het in nieuwe gebieden na een paar jaar voor gezien. Wat maakt dat de vogels in nieuwe gebieden na een paar jaar steevast weer verdwenen zijn? Die vraag wordt altijd beantwoord met de op merking dat er na een poosje te veel natuurlij ke vijanden in een gebied zijn, en dat de vogels daarom weer verkassen. Daarbij wordt altijd in de eerste plaats gedacht aan kleine zoogdieren als ratten en wezels, die met het oprukken van nieuwe vegetatie voldoende dekking vinden om een nieuw leefgebied te koloniseren. Dat speelt zeker een rol, maar waarschijnlijk is er meer aan de hand. Extreme milieus, ongeacht of het om een betonnen zeedijk of een indus trieel maanlandschap gaat, herbergen ook nau welijks parasieten, omdat er geen gastheren zijn. Daarbij valt te denken aan heel verschillen de soorten, van vederluis en spoelwormen tot allerlei virussen en bacteriën. En waarschijnlijk is ook hun afwezigheid een factor die meetelt voor de vestiging en het broedsucces van pio niervogels. We weten nu al dat de bontbekple- vieren tussen de basaltblokken en de kleine plevieren op het Goese industrieterrein het vol gende broedseizoen zo goed als zeker verdwe- nen zijn. De plevieren in de Herdijkte zwarte polder houden het wellicht wat langer uit, maar ook daar zullen ze door veroudering van het landschap weer verdwijnen. Eigenlijk kan alleen natuurlijke dynamiek zorgen voor blij vend geschikte omstandigheden. En die natuur lijke dynamiek hebben we helaas op allerlei ma nieren aan banden gelegd. tekening Adri Karman Leven en dood op een dijkglooiing gevangen in één beeld. Het ei van een scholekster. Is er een levend dier uit gekropen of was het een smakelijk hapje voor een meeuw? Het paars en rode knotswier ver keert in een laatste levensfase. Op de zogenaamde Haringmanblok- ken tieren de mossen echter welig. Zelfs schimmels zien kans zich op de glooiing te ontwikkelen, met vruchten in de vorm van padden stoelen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 21