Dansbelust benen in spagaat ectrum v9 f>0S DESELECTIE door Jan Smeekens PZC Zaterdag 2 juni 2007 Oscar van den Boogaard. door Jaap Goedegebuure illustratie Martien Bos Oscar van den Boogaard is een eigenaardige schrijver. Aan de ene kant ademt zijn werk de haast wezenlo ze naïviteit die je ook wel aantreft in het 'peace and love' van de hip pies uit de jaren zestig. Aan de andere kant komt er een jongeman op je af die gebukt gaat onder eeuwen aan levenservaring en dat niet voor zijn plezier. Een van zijn acht romans heet Bruno's optimisme (1993), een titel die alleen maar valt te plaatsen wan neer je er een teken in ziet van goede wil en hopen tegen beter weten in. Bruno Oblanski, net als de meeste van Van den Boogaards hoofdpersonen een herkenbaar alter ego van de auteur, is duidelijk een kind van de late twintigste eeuw, dat wil zeggen sceptisch genoeg om te weten dat alles al is geweest en je moeilijk kunt doen alsof er met een schone lei kan worden herbegonnen. Hij snakt naar authentici teit, maar alles wat hij beproeft en onder neemt, valt door de mand als namaak. Dat levert niet zelden een pijnlijke spagaat op. Dat Van den Boogaards dansbeluste benen nog altijd last van die spagaat hebben, ver nemen we uit zijn nieuwe roman Magie man, met opnieuw Bruno Oblanski in de hoofdrol. Op de eerste bladzij komen we hem tegen nadat hij kort voordien als een verloren zoon naar het ouderlijk huis (een hotel in de Zwitserse bergen) is terugge keerd. Zijn minnaar Max, met wie hij jaren lang in een moeizame verhouding heeft ge leefd, heeft zelfmoord gepleegd (naar later blijken zal met Bruno's hulp) en Bruno heeft zijn baan in de kunsthandel eraan ge geven. Geneigd om aan alles te twijfelen, overvalt hem nu onzekerheid aangaande zijn seksu ele identiteit. Hij valt al meer dan dertig jaar op jongens, niet omdat hij naar de Te- letubbies heeft gekeken maar - wie weet - omdat hij de seksslaaf van zijn oudere broer was. Moet hij het niet eens met een vrouw proberen? En jawel, daar verschijnt de ravissante Braziliaanse Denise onder de hotelgas ten. Weliswaar is ze op hu welijksreis, maar dat staat een romance tussen haar en Bruno niet in de weg. Ze wordt zelfs de moeder van zijn dochtertje Dolo res en nadat het drietal in Rio de laneiro als ge lukkig gezinnetje is gaan samenwonen, verhindert niets nog de goede afloop. Maar voor het zover is, wordt de vreugde danig bedorven. In dit driepersoonsparadijs duikt de duivel op in de gestalte van een rechercheur die al eerder bij Bruno heeft aangeklopt met vragen naar de omstandigheden waaronder Max is overleden. Ditmaal maakt hij zich bekend als de vader van de gestor ven vriend. Dat is niet de enige verras sing, want voordat Bruno en wij het goed beseffen is Denise, die een voorkeur heeft voor oudere mannen, er met de concur rent vandoor. De wonderlijke erotische stoelen dans (die opvallend vaak sa mengaat met gevallen van hele of halve incest en affaires die je in het gewone leven zou kwalificeren als seksueel misbruik) is maar een van de op vallende kenmerken van deze roman. Van den Boogaard beschrijft Bruno's zoektocht naar echtheid en waarachtigheid als de fa sen van een initiatierite. Zo laat hij zijn held deelnemen aan een Spartaanse cursus onder leiding van een quasi-boed- dhistische goeroe, en de oversteek naar Brazilië maken aan boord van een vracht vaarder die wel wat weg heeft van een do denschip op weg naar gene zijde. Wat Bruno Oblanski ten diepste begeert, is contan met het hart van het bestaan, een vitale kern waarmee hij wil samenval len om zich zo te behoeden voor het cynis me, de grote ziekte van deze tijd. Aan de oerdrang om de hakbijl te hanteren en zich daarmee een weg te banen naar de bron waaraan de levenssappen ontsprin gen, offert hij de gangbare normen zonder al te veel bezwaren op. 'Mijn moraal was zo oppervlakkig. Daaronder wachtte als in een slapende vulkaan slechts het geluk om uit te barsten'. Goedbeschouwd is het de ideologie van het waardevrije hedonisme die Van den Boogaard hier bij monde van Bruno pre dikt. We kenden die boodschap al uit zijn voorgaande werk, maar hier krijgt ze de steun van een autoriteit als de Griekse dichter Kavafis die ons voorhield dat de reis belangrijker is dan de aankomst, of de bijbelse aartsvader Jacob wiens worsteling met de engel volgens Bruno begrepen moet worden als een poging tot verzoe- ning met het heilige (lees: 'geilige') in ons zelf. De strekking van Magie man krijgt daarmee het new age-gehalte a la l'aolo Coelo dat in sommige kringen flink in de mode is, maar dat zo langzamerhand be gint te smaken naar het klef geworden ze melenbrood van vorige week. [fl Oscar van den Boogaard: Magic man. Uitga- ve De Bezige Bij. 282 blz., 18,90 euro REINAART DE VOS Wderd jaar geleden Madoc maakte en daarna Van den Vos Reynaerde dichtte, geldt als de grootste van onze dode schrijvers. Het beroemde verhaal over de vos die zich aan het hof van koning Nobel voor zijn schurkerij moet verantwoorden, werd in de loop van de eeuwen talrijke keren vertaald, bewerkt, naverteld. Door niet de minsten: Goethe, Stijn Streuvels, Louis Paul Boon, Paul Biegel, Ernst van Altena, en nog anderen onder wie Henri van Daele. Vlaanderens meesterverteller baseer de zijn prozavertelling Reinaart de Vos, De felle met de rode baard op twee Middelnederlandse be rijmingen. Op de bekendste Reinaarttekst van rond 1260 door de ons verder onbekend geble ven Willem en op Reinaerts Historie, het vervolg dat rond 1375 verschenen moet zijn. Zijn bewer king voor lezers vanaf 10 jaar werd met illustra ties van Peter Vos in 1996 uitgegeven in de fraaie reeks Averbode-klassiekers. Begin dit jaar kreeg de nagenoeg ongewijzigde navertelling een twee de leven, nu in een door Peer de Maeyer wonder mooi vormgegeven boek met verbluffende pren ten van Klaas Verplancke. Een verrassende nieuwe visie levert Henri van Daele's bemoeienis met de middeleeuwse tek sten niet op. Wel een spannend en geestig, lek ker lopend verhaal dat redelijk dichtbij het oor spronkelijke werk blijft. Zo lezen we, nadat de kater Tybeert door Reinaarts toedoen in een hin derlaag is gelokt en hij het vege lijf probeert te redden door de pastoor tussen de benen te sprin gen, daarbij een ferme hap uit zijn kruis bijtend: 'De pastoor huppelde jodelend van pijn in het rond en vrouw Julocke begon bitter te jamme ren. Kijk nu toch, Martinet! Dat duivelse beest heeft heel de beiaard van je vader om zeep gehol pen. Zelfs als het geneest, hebben we het plezier wel gehad, zowel hij als ik'. Op de bijbehorende prent van Klaas Verplancke trekt Reinaart eigen handig de strop rond Tybeert aan, als die door het gat in de muur kruipt en met een schattende blik de aanval waagt op het 'klokkenspel' van de pastoor. Dat de tekst van Henri van Daele het ve nijnige uit het origineel ontbeert, wordt door Klaas Verplancke ruimschoots goedgemaakt. In elke van de elf paginagrote kleurtekeningen brengt hij de gebeurtenissen samen uit het hoofdstuk dat volgt, maar biedt hij vooral ruim te aan de kijker door zichtbaar te maken wat niet in woorden te lezen zal zijn en op het eerste gezicht niet te zien lijkt. Zelfs het kleinste, ogen schijnlijk bijkomstige detail vertelt dan een eigen verhaal. Met zijn eigenzinnige, grimmige maar bovenal humoristische visie op het eeuwenoude verhaal dat buiten twijfel van alle tijden is, heeft hij voor zichzelf wis en waarachtig al een stoeltje klaargezet in de illustratorenhemel. Reinaart de Vos, De felle met de rode baard Henri van Daele Klaas Verplancke Uitgeverij Manteau 105 pagina's €15,95

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 99