Je ruikt het lage J Het liefst blootsvoets Utu dinsdag 8 mei 2007 Afgaand tij. De Oosterschelde trekt zich terug. Vanaf de dijk bij Yerseke zie je langzaam zandplaten boven water komen. Hier geen Galgeplaat, Vuilbaard, Roggenplaat of Vondelingsplaat. Zulke fantasievolle namen worden voor elders in de Oosterschelde gereserveerd. Bij Yerseke heten ze gewoon plaat één, plaat twee en plaat drie. Of, zoals de Yersekers zeggen: de Plaete. Een verrekijker haalt de ei landjes dichterbij, maar het is me nog niet dichtbij ge noeg. Ik wil erop! Ik wil ze onder m'n voeten voelen! Een schipper is bereid me naar de pla ten te varen. Het Oosterscheldewater wordt door de boeg van het motor bootje omhoog gegooid. Zoute drup pels in m'n gezicht. Zon, wind. Zo voelt dus het leven op de Oosterschel de. Overal in dit gedeelte van het water staan stokken die mosselpercelen mar keren. Hier liggen de mosselen te ver wateren. De kwekers weten precies wie welk stukje bodem in gebruik heeft. Af en toe vaart er een Yersekse mossel- of oesterkotter langs. Armen gaan de lucht in. Hee! We passeren plaat één. Het is een modderig eilandje, niet geschikt om aan land te gaan. Een eindje verderop ligt plaat twee. Hier kunnen we wel aan land. Maar hoe? Het bootje kan niet tot aan de zandplaat varen, dan loopt het vast. En ik heb wel laarzen aan, maar die komen niet eens tot bo ven m'n kuiten. De schipper biedt zijn rug aan. Ik had daar ook al aan ge dacht, maar durfde het niet te vragen. Vanaf de rand van het motorbootje klim ik op de rug van de schipper. Dit had ik niet verwacht: middenin de Oosterschelde word ik naar een ei landje gedragen. En daar sta ik, met droge voeten op de zandplaat, op een strandje omringd door water. De plaat loopt iets op; het middengedeel te ligt hoger dan de rand. Het zand op het hogere deel is dus ook droger: het eerste boven water bij afgaand tij, het laatste nat bij opkomend water. Met de schipper wandel ik over de plaat. Af en toe kijk ik om of het boot je wel bij de rand blijft liggen. Stel je voor dat we er straks niet meer af kunnen... Ie ruikt het lage tij; je ruikt dat hier nog maar kort geleden zout water over het zand is gespoeld. Door de getijden zijn zandplaten altijd schoon. Om de zes uur spoelt er wa ter overheen. Er liggen alleen wat schelpen en veel zandsliertjes. Deze sliertjes zijn de uitwerpselen van zee- pieren. De pieren eten zand, halen daar voedingsstoffen uit en poepen het zand dan weer uit. De pieren zelf laten zich niet zien. Het is sowieso erg stil op de plaat. Aan de rand zijn wat vogels op zoek naar eten. Verder hoor je alleen het kabbelende water. Ik zou hier wel een dag kunnen zit ten: zo'n zandplaat is dé plek als je even weg wil van alles. Hier heerst al leen maar rust. Maar een dag blijven zitten, kan niet; het tij gaat alweer ke ren. Binnen een paar uur staat het hier onder water. We moeten van de plaat af. Gelukkig ligt het bootje er nog. Carla van de Merbel Zeekraal Jan van der Wijk, havenmeester van Yerseke: „Ik ga 's zomers regelmatig naar de platen; in m'n motorbootje of met m'n zeilboot. Er zijn er meer in Yerseke die dat doen. )e moet natuurlijk wel altijd rekening hou den met het tij; alleen bij laagwa- ter kun je op de platen. De eerste plaat - de slibbeplaat noemen ze die - is niet geschikt voor recrea tie. Die is te modderig. Daar zie je nooit iemand. Op de andere twee platen wel, maar eigenlijk alleen als het heel warm is. Het is heer lijk om vanaf daar te zwemmen in de Oosterschelde. Maar meestal kom ik niemand tegen. Het is prachtig op de platen. Ik loop er het liefst op m'n blote voeten. Je moet dan wel uitkijken voor mes heften en oesters, 's Zomers blijf ik weieens slapen bij de platen. Dan ga ik voor anker en over nacht ik in mijn zeilboot. Het oos telijke deel van de platen is - om de natuur te beschermen - be perkt toegankelijk. Ie mag daar wel in de buurt varen, maar je mag niet óp de platen. Tussen de tweede en derde plaat is een geul. De platen lopen daar steil af. Daar kun je je zeilboot naast de plaat leggen en zo afstappen. Andere platen lopen juist heel langzaam af Dan moet je vanaf je boot nog een stuk door ondiep water lopen. Die zandplaten gaan nog een eind door onder water. Dan lijkt het of je erover heen kunt varen, maar is het toch te ondiep. Je moet hier echt bekend zijn om niet vast te lo- met je boot Vreemden dur ven hier niet buiten de vaar geul te komen."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 33