Het veldwerk van
een vogelaar
Na één bezoek verknocht aan de Kreekrug
foto Willem Mieras
Meten is weten. Onder die
noemer telt vogelaar Ted
Sluijter zich tussen maart en
juli suf, in opdracht van de
natuurbeheerders. De inven
tarisatie biedt 'munitie voor
beleid'.
door Marcel Modde
Gewapend met een verrekijker en goed gehoor brengt Ted Sluijter de vogelsoorten van Zeeland in kaart.
Ted Sluijter wijst opgewonden in
de richting van een kleurrijke vlin
der die danst boven de bloemen
in de tuin van het Hof Holland,
even buiten Kortgene. „Hé, is dat een ko-
ninginnepage? Potverdorie ja! Die pakken
we mooi-even mee, zo vroeg in het jaar."
Drie keer per week van half maart tot be
gin juli speurt de vogelaar uit Burgh-
Haamstede Zeeuwse weiden en akkers af
op zoek naar broedende vogelparen.
Meestal voor dag en dauw, want na tien
uur 's ochtends laten slechts weinig vo
gels zich nog horen. „Behalve de huis
mus, dat is een echte uitslaper. Die zie je
écht pas na zonsopgang."
Sluijter werkt in opdracht van de provin
cie, die zo aan de weet komt of het ge
voerde natuurbeleid z'n vruchten af
werpt. Het veldwerk in Zeeland heeft een
tijd stilgelegen, maat is vorig jaar op ad
vies van vogelonderzoeksbureau Sovon
weer opgepakt.
Met een paar paperclips zet Sluijter een
overzichtskaart van het ruim tweehon
derd hectare grote terrein aan de Fre-
deriksdijk op een kartonnetje vast. Behal
ve de boerderijen binnen de lijnen, is de
kaart maagdelijk wit. Maar na een rondje
fietsen ziet het al aardig zwart van de aan
getekende waarnemingen.
Tijdens het broedseizoen bezoekt Sluijter
zo'n blok, -ofplot in vogelaarstaal- acht
keer volgens een vaste systematiek. Hij
moet een soort minimaal twee keer bin
nen het gebied aantreffen, om de vogel
daarna definitief te kunnen intekenen.
Tenzij het dier zich laat spottten met
voer in z'n bek. „Dan weet je zeker dat 'ie
jongen heeft en mag met één waarne
ming worden volstaan."
Van iedere soort wordt vervolgens een
aparte stippenkaart gemaakt, zodat in
één oogopslag duidelijk is hoeveel broe
dende paartjes daar hun territorium heb
ben. Sluijter heeft zo dertig gebieden op
Walcheren, de Bevelanden, Tholen en
Schouwen-Duiveland bij te houden. Daar
naast verricht hij in opdracht van Staats
bosbeheer ook nog vergelijkbare tellingen
op Goeree- Overflakkee. „Allemaal muni
tie voor beleid."
Een 'gepiep' ver weg eist plots z'n
aandacht op. Sluijter spitst de
oren. „Zonder goed gehoor ben je
als vogelaar nergens! Dat is een wit
te kwikstaart." Hij kijkt naar een klein
puntje op de nok van een loods bij de
grasdrogerij. „Daar heb ik niet eens een
verrekijker voor nodig. Een echt boerderij
beest. Vroeger had je overal nog open
mesthopen en zag je ze veel meer. Eén
van de problemen waar akkervogels te
genwoordig mee hebben te maken, is het
gebrek aan insecten. Jonge jongen heb
ben eiwitrijk voedsel nodig, oftewel lar
ven. Boeren daarentegen zitten niet te
wachten op insecten in hun gewassen.
Zo zijn de veldleeuwerik en de graspieper
op de rode lijst terecht gekomen."
Het wijsvingertje priemt weer in de
lucht. En daar heb je de géle kwikstaart!
Hoe je het verschil kunt horen? De witte
zegt tsjik tsjik, de gele tsjieeep."
Een 'beetje verlaten' boerderij dient als
verzamelplaats van vele zangvogels. Het
gelach van de groene specht valt direct
op. „Die zat hier vorig jaar ook. Het zou
best eens de moeite waard zijn een apart
onderzoek te doen naar specifieke boerde
rijvogels. Ik teken ze wel aan op de kaart,
maar feitelijk vallen ze buiten dit pro
ject." Volgens Sluijter verdwijnen de
waargenomen tendensen in de akker- en
weidegebieden niet in een la van beleids
makers. Er wordt wel degelijk iets mee ge
daan. De aanleg en het beheer van de
bloemranden rond landbouwakkers,
noemt hij als voorbeeld. „Natuurmonu
menten heeft jaren geleden een wandel
pad omgelegd voor een paar grauwe klau
wieren, het laatste koppel in Zeeland."
Of ze ook zijn gebleven? Sluijter bedekt
zijn gezicht met z'n handen: „Ahum,
nee... Dat niet."
bij de boer
De maatschap Poppe-Dekker heeft een
landbouwbedrijf, paardenpension en mini-
camping De Kreekrug bij Grijpskerke. We
volgen beide families wekelijks tijdens het
kampeerseizoen.
door Miriam van den Broek
Ze gaan niet naar Walche
ren of naar de Kreek rug,
maar naar Monique. Zo
zien de vaste gasten van
minicamping de Kreekrug hun
vakantie in Grijpskerke.
Het is donderdagochtend om 9
uur stil op de camping. Een aan
tal vakantiegangers slaapt nog.
Bruno en Renate Fuchs zitten in
hun voortent rustig aan het ont
bijt. Ze zijn gasten van het eerste
uur. „We komen al 22 jaar naar
Walcheren", vertelt Bruno.
„Eerst stonden we in Aagtekerke.
Maar door de ruilverkaveling
ging die sluiten. We hadden ge
hoord dat er in Grijpskerke een
nieuwe minicamping kwam. We
zijn er naartoe gefietst en het
klikte meteen."
Dat was in 1997, het jaar voordat
de minicamping geopend werd.
„Er stond nog helemaal niks",
zegt Monique. „De boompjes wa
ren net geplant en het toiletge
bouw was in aanbouw. Blijkbaar
had de familie Fuchs veel ver
trouwen in ons. Want in het na
seizoen kwamen ze hun fietsen
en vlonders alvast hier zetten."
Het was de ruimte waar het echt
paar voor viel. „De vorige cam
ping was kleiner, krapper. Hier is
veel meer plaats", zeggen Bruno
en Renate. „En ze hebben een
toiletgebouw met vloerverwar
ming. Bovendien klikte het gelijk
met Monique."
Tijdens het eerste seizoen miste
het echtpaar de mensen van de
camping in Aagtekerke. Maar al
snel had de Kreekrug ook vaste
gasten die het onderling goed
met elkaar konden vinden.
Zo was ook Mirjam Steverink uit
Oosterbeek na één vakantie bij
de Kreekrug 'verkocht'. Acht jaar
geleden besloot ze met een vrien
din te gaan kamperen. Per toeval
kwam ze bij Monique uit. Die
had nog plaats. „Het was heel
slecht weer en heel koud. We be
sloten voor een paar dagen terug
naar huis te gaan en weer terug
te komen als het droog werd.
Maar mijn kinderen begonnen
heel hard te huilen. Ze wilden
niet naar huis. We zijn geble
ven." Inmiddels is Mirjams
oudste dochter Afke 12 jaar en
haar jongste, Jet, 10 jaar en ko
men ze nog steeds een paar keer
per jaar naar 'Monique'. „De
sfeer is goed, het toiletgebouw is
schoon en....ze hebben hier paar
den", zegt Mirjam die jarenlang
voltige-les heeft gegeven. Dat is
gymnastiek op de rug van een
paard. Elke vakantie neemt Mir
jam de speciale voltige-beugel
mee naar de Kreekrug en mogen
alle kinderen van de camping el
ke dag even oefenen. En zoals
dat gaat op een camping waar ie
dereen elkaar snel kent, was ook
deze week weer te horen: „Mam,
daar is die mevrouw van de volti
ge weer. Mag ik ook meedoen?"