Als je kind
de t61 kwijtraakt
Slachtoffers in soorten en
Vergeven moet ik kunnen
Veel pubers niet gezond
20 j Vrijdag 4 mei 2007 PZC
DENKWIJZER
door René Diekstra
Ik moet besluiten om
niet in bitterheid te
blijven omzien
Onlangs overkwam me iets heel merkwaardigs. Terwijl
ik in een nog lege collegezaal bezig was de computer
op te starten voor het college dat ik een kwartier later
zou gaan geven, ging de deur open en stapte een collega bin
nen, gevolgd door een oudere man en vrouw. Mijn eerste ge
dachte was dat het een rondleiding betrof door onze academie
gebouwen, maar al meteen bleek dat niet het geval. De man
en de vrouw waren op vakantie in de buurt en hadden aan
mijn collega, die ze blijkbaar kenden, uitdrukkelijk gevraagd
om hen met mij in contact te brengen. De reden daarvoor had
ik in de verste verte niet kunnen raden. Duidelijk zenuwachtig
nam de man het woord en vertelde dat hij, evenals zijn vrouw,
al jaren mijn columns las. Op een dag had hij ook de column
onder ogen gekregen waarin ik beschreef hoe ik mijn moeder
had verloren en hoe zwaar dat verlies was aangekomen. Die be
schrijving had hem diep geschokt, maar ook met een heftig
schuldgevoel opgezadeld. Ik hoorde het met stijgende emotie
en verbazing aan. Want ik ken
de de man niet en begreep abso
luut niet waar hij het over had.
„Hoezo schuldgevoel?", vroeg ik.
De uitleg die hij gafj trof me zo
diep dat ik mijn college ruim
een half uur later ben begonnen.
De dood van mijn moeder was het gevolg van een ongeluk.
Logerend in het appartement van mijn zus op de eerste verdie
ping van een woonhuis dat op dat moment werd verbouwd,
was mijn moeder op een dag de woonkamer uitgelopen om
de trap naar beneden te nemen. Gewoontegetrouw had ze
zich naar de trap gedraaid, haar linkerhand uitgestoken om de
trapleuning te pakken en misgegrepen. De reden was dat de
aannemer kort tevoren het bovenste deel van de leuning had
laten weghalen om daarachter iets aan te brengen. Door de
draaiende beweging en het misgrijpen was mijn moeder voor
over de steile, hoge trap afgedonderd en zwaargewond op de
bodem vóór de voordeur terechtgekomen. Ze werd met talrij
ke inwendige bloedingen in het ziekenhuis opgenomen. Daar
overleed ze korte tijd Tater.
De man die daar zomaar de collegezaal binnenstapte, vertelde
me dat hij de bouwvakker of klusjesman of wat dan ook was
geweest, die indertijd het stuk leuning had verwijderd. Ik wist
eerlijk gezegd een tijdlang niet hoe ik het had. Verdriet, boos
heid maar ook een zekere bewondering voor het lef van de
man om na zoveel jaren naar mij toe te komen en zijn veront
schuldigingen en medeleven alsnog aan te bieden, maakten
dat ik geruime tijd niet alleen in de war was, maar ook echt
niet wist wat te zeggen. Eerlijk gezegd weet ik dat nog altijd
niet goed. Hoezeer ik aan de ene kant de stap van de man ook
respecteer, aan de andere kant vind ik het toch moeilijk hem
die enorme stommiteit zomaar te vergeven. Wie weet, als hij
niet zo stom was geweest, had ik mijn moeder misschien nog
wel dertig jaar gehad. Die gedachte stemt me bitter. De nei
ging om alsnog genoegdoening te eisen, hem of zijn baas voor
de rechter te slepen, komt dan bij me op.
Maar ik voel ook wel dat dit geen gezonde stap is. Althans niet
voor mij. Ik zal vroeg of laat de beslissing nemen hem te verge
ven - dat wil voor mij zeggen besluiten om niet in bitterheid
en wraakgevoelens te blijven omzien. Maar ik zal de ernst van
wat hij heeft gedaan niet vergeten. Daarom wil ik geen verder
contact met hem, zoals hij aanbood. Ik denk dat 'aardig' met
hem omgaan voor mij teveel gevraagd is. Maar vergeven moet
ik kunnen.
Jongeren van tl zijn nog tame
lijk gezond, maar tegen de tijd
dat ze zestien zijn hebben ze
meer problemen, drinken, ro
ken en blowen meer en heb
ben een ongezondere leefstijl.
Vooral meisjes en
vmbo'ers ontwikkelen zich in ne
gatieve zin tussen li en 16. Ze heb
ben met 16 jaar meer emotionele-
en gedragsproblemen, vertonen
meer riskant gedrag (drinken, ro
ken, blowen) en hebben een tame
lijk risicovolle leefstijl.
Dat blijkt uit het Nederlandse deel
van het internationale HBSC-on-
derzoek (Health Behaviour in
School-aged Children), dat in 2005
Een kind met dyscalculie kan
slecht met cijfers overweg.
Dat maakt het dagelijks
leven lastig. „Een simpel
spelletje Yahtzee is voor mij
zenuwslopend."
door Hedske Vochteloo
foto CPD
voor de tweede keer werd uitge
voerd door het Trimbos-instituut,
samen met het Sociaal en Cultu
reel Planbureau (SCP) en de Uni
versiteit van Utrecht. De scholie
ren vinden het meevallen: 80 pro
cent noemt de gezondheid goed of
uitstekend. Toch zegt zo'n 60 pro
cent van de scholieren dat zij de af
gelopen maand medicijnen heb
ben geslikt voor hoofdpijn of slaap
problemen. Ongeveer 40 procent
van alle scholieren heeft last van
psychosomatische klachten - klach
ten die voortkomen uit psychische
problemen -, zoals hoofdpijn, buik
pijn, nervositeit of slaapproble
men. (Kennislink)
Renske Timmers (29) is
pienter maar met reke
nen komt ze niet verder
dan een kind uit groep
zes. Haar rekenstoornis
kostte haar het havodiploma. Ze
moest verkassen naar de mavo.
„Voor alle andere vakken haalde ik
mooie cijfers, maar met dat stom
me wiskunde bleef ik maar onvol
doendes halen."
Renske had geluk. Een oplettende
docent zorgde ervoor dat ze door
een orthopedagoog werd onder
zocht. „Bij haar zoon was toevallig
ook dyscalculie vastgesteld. Ze her
kende de symptomen bij mij."
Renske moest op de middelbare
school een stap terug doen. „Ik
baalde er flink van. Ik moest al
mijn vriendinnen achterlaten." De
mavo deed ze vervolgens op haar
sloffen. Nu studeert ze verpleeg
kunde op mbo-niveau. Uiteinde
lijk hoopt ze hbo te doen. „Ik kom
er uiteindelijk wel, maar bij mij
moet alles via een omweg en dat
vind ik best jammer."
Op de basisschool had Renske het
al moeilijk. „Klassikale rekenlessen
vond ik ronduit vervelend. Als de
lerares vroeg hoeveel negen keer
negen was, klapte ik dicht. Het
'Ik kwam er niet uit, er ontbrak gewoon een schakel'
idee dat iedereen op mij zat te
wachten, maakte het nog moeilij
ker. Ik kwam er niet uit, er ont
brak gewoon een schakel."
Een rekenstoornis kan ook in an
dere opzichten enorm beperkend
werken. „Ik heb nog steeds moeite
met zelfstudie", vertelt ze. „Vaak
denk ik dat ik in een uurtje wel
klaar ben, maar dat loopt dan toch
weer uit." Ook met klokkijken
heeft ze problemen. „In groep zes
kon ik pas digitaal klokkijken, nu
heb ik daar nog steeds moeite
mee."
Orthopedagoog Hans van Luit con
stateert dat een kind met dyscalcu
lie moeite heeft met automatise
ring en dat het structuren van
sommen niet begrijpt. Hij baseert
dat op onderzoek dat hij verricht
aan de Universiteit van Utrecht.
„Ik leerde een jongen hoeveel drie
plus één was. We deden dit met
hulp van een rekenrekje. De vol
gende dag vroeg ik hem hoeveel
drie plus twee was. Hij haalde zijn
rekenrekje tevoorschijn, maar snap
te niet hoe hij tot de oplossing
kon komen. Hij probeerde het na
te rekenen op zijn vingers, maar
ook toen raakte hij de tel kwijt."
Renske: „In groep zes kregen we
een opdracht waarbij je moest tel
len hoeveel blokjes er op papier
waren getekend. Ik raakte com
pleet in paniek. Ik zag gewoon
niet hoeveel het er waren. Nadat
ik het figuur met echte blokjes had
nagebouwd, kon ik op mijn gemak
tellen hoeveel het er waren."
In april 2004 heeft het ministerie
van Onderwijs dyscalculie erkend
als leerprobleem. Zij legde vervol
gens de verantwoordelijkheid bij
de scholen. Wat wordt daarmee ge
daan? „Helemaal niks", antwoordt
Ids Terpstra, directeur van stich
ting Balans, een organisatie voor
ouders van kinderen met leerpro
blemen. „Als een kind een reken
stoornis heeft, wordt aangeraden
dit aan te kaarten bij het bestuur
van de school. Maar de meeste on
derwijsinstellingen geven aan dat
deze 'handicap' relatief onbekend
voor ze is en dat de leerkrachten
geen methodes kennen om te hel
pen. Daar komt nog bij dat er geen
subsidie beschikbaar is. De kosten
van een onderzoek moeten ouders
bijvoorbeeld ook uit eigen zak be-
Je zou denken dat de
gemiddelde mens zich
behoorlijk laat
overrompelen door een
verkrachting, overval of
ernstig ongeluk. Maar:
„Slachtoffers hebben een
opmerkelijke veerkracht",
zegt hoogleraar Frans
Willem Winkel.
door Patricia van der Zalm
Het gemiddelde slachtof
fer van welke ingrijpen
de gebeurtenis dan ook
is niet per definitie over
geleverd aan wat hem overkomt,
zegt psycholoog Frans Willem
Winkel, hoogleraar psychische vic-
timologie aan de Universiteit van
Tilburg. Zo bedacht Terry Waite,
de Britse onderhandelaar bij gijze
lingen die eind jaren tachtig in Bei
roet zelf vier jaar werd gegijzeld en
gemarteld, dat de gijzelnemers
hem weliswaar lichamelijk en gees
telijk konden breken maar hem
niet zijn ziel konden afnemen. Dat
besef gaf hem kracht.
„Het slachtoffers kan zelf iets
doen", zegt Winkel. „De notie dat
slachtoffers van een misdrijf altijd
dramatische gevolgen ondervin
den, is een beetje sterk aangezet.
Natuurlijk gaat het om een negatie
ve ervaring, maar ze komen er
meestal zelf overheen, ook bij de
meest dramatische incidenten. Al
is er natuurlijk een subgroep die
chronische problemen zal krijgen.
Meestal zijn dit mensen die bij
voorbaat een al wat negatieve op
vatting over zaken hebben." Slacht
offers zijn er dus in soorten en ma
ten. Ze variëren van optimisten die
na een incident snel weer opkrab
belen en mensen die er tijdelijk
slecht door functioneren, tot pessi
misten die altijd en eeuwig de du
pe lijken te zijn. Welke gevolgen
een ingrijpende gebeurtenis - over
val, ongeluk, aanranding - kan heb
ben en welk aandeel het slachtof
fer mogelijk zélf heeft, is een van
de onderzoeksgebieden van Win
kel. Hij is verbonden aan Intervict,
het kennisinstituut van de Univer
siteit van Tilburg dat onderzoek
doet naar de rechten van slachtof
fers en naar de gevolgen van ingrij
pende gebeurtenissen.
„Mensen die wat positiever in het
leven staan, zijn vaak ook wat veer
krachtiger", zegt Winkel. „Deels
door erfelijkheid, deels door erva
ring zijn zij na een ingrijpend inci
dent wat strijdbaarder. Het is aan-