Ziek van een stadsduif
v15
PZC Zaterdag 7 april 2007
Van alle stadsduiven is 8 procent drager van de papegaaienziekte.
Het begon met een zieke
vrouw in het AMC in Am
sterdam. Edou Heddema
werd in 2002 als medisch mi
crobioloog aan haar bed ge
roepen. De vrouw had een longontsteking
en knapte niet op. Met de gebruikelijke an
tibiotica ging de ziekte niet over.
Heddema zag dat ze heel stilletjes, haast
verstijfd in haar bed lag. Hij vroeg haar
waarom. „Ze had barstende koppijn. Ik
wist uit de boekjes waarop dat duiden
kon: de papegaaienziekte." Het vermoeden
was één, de diagnose stellen was twee. Bij
de gebruikelijke testen duurde het twee
tot drie weken voordat er een uitslag uit
rolde. „Dan was iedereen de patiënt bij wij
ze van spreken al weer vergeten."
Heddema sloeg aan het experimenteren.
Hij kwam met een test die binnen 24 uur
aangeeft of een patiënt de papegaaienziek
te heeft, of niet. De microbioloog is er in
Groningen op gepromoveerd. Op de om
slag van het proefschrift staat een grappige
tekening van Dick Bruna. Met dank aan
Heddema's dochtertje van twee; zij is gek
op Nijntje in de Dierentuin. Dick Bruna gaf
speciaal toestemming.
Heddema is dankzij zijn test wereldwijd al
aardig bekend. De bacterie, die de pape
gaaienziekte verspreidt, is van dieren over
draagbaar op de mens.
Om een bacterie aan te tonen maken mi
crobiologen vaak een kweekje. De bacterie
wordt in een schaaltje gestopt waarin hij
zich kan vermeerderen. Het probleem met
deze bacterie is dat hij op deze manier niet
goed groeit. Hij heeft een menselijke of
een dierlijke cel nodig om zich te vermeer
deren. Vroeger werd daarvoor een be
vrucht kippenei gebruikt, „maar dat is heel
moeilijk en bewerkelijk."
Edou Heddema weet alles van
de papegaaienziekte. Hij heeft
een test ontwikkeld waarmee
de bacterie snel kan worden
opgespoord. Een wereldwijde
doorbraak. Het belooft weinig
goeds voor de stadsduif.
door Saskia van Westrheenen foto CPD
Een andere gebruikelijke methode is sero-
logisch onderzoek. Dan wordt et in het
bloed aangetoond of er antistoffen in zit
ten tegen een bepaalde ziekte. Ook dit
duurt lang. Pas na een dag of tien komen
de resultaten beschikbaar.
De test van Heddema richt zich op het
DNA. De bacterie die de papegaaienziekte
overdraagt, heeft een heel eigen, specifiek
DNA, een eigen code. Tegenwoordig zijn
er machines die het stukje DNA uit de bac
terie kunnen halen en dat logaritmisch ver
meerderen. In vaktermen heet dat een
per-test, een polymerase chain reaction.
De bacterie van de papegaaienziekte nes
telt zich in de longen van de patiënt. Die
moet een beetje spuug opgeven, dat in de
vermeerdermachine wordt gedaan. Zo kan
er pijlsnel een resultaat uit rollen. „Alle an
dere problemen, zoals de lange wachttijd,
worden omzeild."
Tussen de vier en vijfjaar werkte
Heddema aan zijn onderzoek. De
komende jaren is hij er nog lang
niet klaar mee. Nu de bacterie zo
snel kan worden aangetoond, gaat er een
nieuwe wereld open. De microbioloog lag
al op zijn knieën op De Dam in Amster
dam om poep van stadsduiven bij elkaar te
schrapen. Wat bleek: 8 procent van de
stadsduiven is drager van de papegaaien
ziekte.
Heddema werkt inmiddels bij het VU Me
disch Centrum. Zijn onderzoek gaat onver
droten door. De bacterie blijkt namelijk
zes subtypes te hebben. Die verschillende
subtypes zijn gekoppeld aan het soort vo
gel dat de drager is. Een nieuwe test moet
ook die subtypes aantonen.
Zo hoort type A met een waarschijnlijk
heid van ruim 90 procent bij een pape
gaaiachtige vogel. Type B is gekoppeld aan
een duifachtige. „Zo kunnen we snel in
zicht verkrijgen in welke vogels de ziekte
veel overdragen."
Voordeel voor de patiënt is dat hij gelijk
het goede antibioticum krijgt. Bij een wat
vager ziektebeeld wordt er meestal 'een
breed spectrum' antibioticum toegediend.
Met Heddema's test en de subtypering in
de hand kan precies het goede middel wor
den gegeven dat de ziekte snel verdrijft.
Het onderzoek naar de subgroepen kan
ook op het gebied van preventie veel bete
kenen. Mensen kunnen gerichter worden
gewaarschuwd. Of worden opgeroepen
om hun nieuwe papegaai of kanariepietje
bij de dierenarts eerst te laten testen op de
papegaaienziekte, voordat het dier in huis
wordt gehaald.
In Nederland worden nu gemiddeld twin
tig tot dertig gevallen van besmetting ge
constateerd. Zo was er twee jaar geleden
een Nederlands meisje dat een vogel kreeg
op haar verjaardag. Een flink aantal gasten
werd besmet en kreeg een longontsteking.
Meestal wordt er bij een griepje of een
longontsteking echter geen directe link
met vogels gelegd.
Nu, met de test in de hand, zullen artsen
vaker naar deze dieren wijzen. Dat lijkt
Heddema alleen maar goed. „Als iemand
een papegaai heeft en hij wordt ziek, dan
is het goed het verband te onderzoeken."
De microbioloog wil ons niet bang praten,
benadrukt hij. Als we maar voorzichtig
zijn. Een balkon met duivenpoep kun je
beter afsoppen met water dan verstuiven
met een stoffertje. Dat laatste kan eerder
leiden tot besmetting. Zelfheeft Heddema
thuis geen vogel. Hij zou het best aandur
ven. „Maar dan zou ik hem wél eerst laten
testen bij een dierenarts."