In de klem
van een
driedubbele
loyaliteit
ra
Dagboek van
een stervende
I v9
PZC Zaterdag 7 april 2007
door Jaap Goedegebuure illustratie Martien Bos
Veel mensen ontlenen hun
trots, zelfrespect en gevoel
van geborgenheid aan de
identiteit van de groep waar
toe ze behoren. In de labyrin
tische wereld van verschillen is immers
niets zo geruststellend als aan te kunnen
schurken tegen een stam waarin je je eigen
heid herkent. Maar die positieve kant van
de identiteit heeft een keerzijde. De codes
en conventies die de groep bijeenhouden,
zijn niet zelden geformuleerd bij wijze van
geboden en verboden. Wie zich er niet
aan houdt, loopt de kans te worden verket
terd, uitgestoten, of erger.
Dat geldt het sterkst wanneer het groeps
verband niet wordt bepaald door natie,
taal, seksuele voorkeur of de kleuren van
het voetbalshirt, maar door geloof. Reli
gieuze identiteit is een gevangenis voor
wie zich er aan wil ontworstelen. In zo'n
geval maakt het weinig uit of je thuis
hoort bij het conservatieve katholicisme,
een protestantse sekte, de radicale islam of
het orthodoxe jodendom. Opgesloten ben
je, en heb je je eenmaal vrijgevochten, dan
sta je er alleen voor.
„Je staat er alleen voor." Die woorden
krijgt de joodse hoofdpersoon van Ariëlla
Kornmehls roman De familie Goldwasser te
horen wanneer ze haar vader bekent dat
ze samenwoont met een niet-joodse man.
Daarmee eindigt voor enige tijd de com
municatie. Pa verbreekt de verbinding en
herstelt die pas weer nadat haar vriend is
overleden. En dan aarzelt hij niet, tevre
den als hij is met de terugkeer van het ver
loren schaap in de schoot van het gezin,
om in het sterfgeval Gods hand zien.
Zo zwart-wit als de vader denkt, zo twee
slachtig en gespleten voelt zijn dochter
zich. Ze heeft geen moeite achter de keuze
voor haar geliefde te blijven staan, maar
die loyaliteit is op geen stukken na vol
doende om het verdriet over het verlies
van haar naasten te compenseren. Van
hen was het juist de vader naar wiens gene
genheid en erkenning ze altijd het hevigst
heeft verlangd.
Kornmehl maakt in enkele flashbacks dui
delijk dat de hoofdpersoon vaders oogap
pel was en hij haar held. Na de verbanning
uit de familiekring richt ze zich op haar
oudste broer Yves, voor haar eerder een
substituut-minnaar dan een bloedverwant.
Er is zelfs sprake van een daadwerkelijk in
cestueuze band. Maar tenslotte wordt ook
die band verbroken zodra Yves stilzwij
gend voor zijn vader kiest.
Deze traumatische geschiedenis ligt als één
lange terugblik ingeklemd tussen begin en
einde van een treinreis naar Hamburg. Na
dat Yves daarheen is verhuisd, heeft de
ik-figuur hem vijfjaar lang niet meer ge
zien. Eenmaal doorgedrongen in zijn huis
hoort ze van haar kleine nichtje dat hij
haar nog altijd net zo innig liefheeft als zij
hem. Met dat verzoenende slotakkoord ein
digt De familie Goldwasser.
De spanning die een dubbele (in dit geval
zelfs driedubbele) loyaliteit met zich mee
brengt, heeft Kornmehl zichtbaar gemaakt
in het vertelperspectief. De hoofdpersoon
richt zich in een lange monoloog tot haar
gestorven liefde Paul, die consequent met
'jij' wordt aangesproken. Maar over zijn
hoofd heen reikt ze uit naar de derde per
soon van Yves en de derde persoon van de
vader, een hij en nog een hij die de ik
merkwaardig genoeg nader lijken te staan
dan Paul. Zo wordt op wrange wijze het
cliché bewaarheid dat het bloed kruipt
waar het niet gaan kan.
De familie Goldwasser was Ariëlla Korn
mehls debuut. Ze publiceerde het zes jaar
geleden bij Vassallucci, maar het werd
door kritiek en lezers nauwelijks opge
merkt. Heel anders verging het haar twee
de boek, De vlindermaand, dat eind 2005
bij Cossee verscheen. Dat viel op door de
indringende manier waarop de harde wer
kelijkheid van het nieuwe Zuid-Afrika in
beeld werd gebracht.
Vervolgens deed de nieuwe uitgever iets
dat we recentelijk ook al konden gezien in
het geval van Gerbrand Bakker: Kornme
hls eerste roman werd vanonder het stof
gehaald, grondig gereviseerd en opnieuw
uitgebracht.
De vraag is of de bewerking van dit de
buut iets heeft opgeleverd dat de vergelij
king met de succesvolle voorganger kan
doorstaan. Mijn reactie is gemengd. Ik ben
onder de indruk van de fijnzinnige manier
waarop Kornmehl een even ingrijpend als
herkenbaar familiedrama presenteert.
Maar daar staat een betrekkelijk groot aan-
Ariëlla Kornmehl
tal sentimentele passages tegenover, waar
ik geen beter woord voor heb dan 'bakvis
achtig'. De hoofdpersoon praat mij te veel
in een trant die ik herken van de toon die
een tiener aanslaat tegen haar lief dagboek.
En dat doet jammer genoeg afbreuk aan
de intensiteit en de overtuigingskracht van
deze roman.
Ariëlla Kornmehl - De familie Goldwasser. Uit
gave Cossee, 126 pag., 14,90 euro
William Soutar
Dagboek van een
stervende. Uitgeverij
Vorroux, 27,50 euro.
Lezend in het Dagboek van een sterven
de, het interessante relaas van de
Schotse dichter William Soutar
(1898-1943), doemt het schilderij Der
arme Poer van Carl Spitzweg op. We
zien daarop een dichter, die de ganzenveer tus
sen zijn tanden geklemd houdt en met zijn tot
een o-tje gebogen wijsvinger en duim de versma
ten van een gedicht lijkt te tellen. Boven hem
hangt een opengevouwen paraplu die bescher
ming moet bieden tegen het lekkende dak. Hij
wordt door stapels boeken omringd, zijn wat te
ringachtige uiterlijk en gebogen rug rust tegen
de dikke kussens. De armoe om hem heen is
schrijnend, hij zoekt zijn rijkdom duidelijk niet
in het aardse maar in de verheven poëzie.
Nu is de Schotse dichter William Soutar ook wel
een man van de geest, maar de omgeving waarin
hij op bed ligt, is toch wel wat comfortabeler
dan die van Der arme Poet.
Soutar leed aan spondylitis ankylosis, een reuma
tische aandoening. De ziekte manifesteerde zich
omstreeks zijn dertigste levensjaar en dwong
hem ertoe het bed te houden. Zijn vader ver
bouwde voor hem een riante slaapkamer en
bracht daar een serre in aan met een raam dat
uitzicht gaf op een prachtige tuin en een heuvel
achtig landschap. Omdat de pijn in het begin vrij
draaglijk was, lag hij daar monter in bed, ge
sterkt door de wetenschap dat hij zich nu volle
dig aan zijn poëzie kon wijden. Hij was keurig
gekleed, goed geschoren en gekamd, en ontving
talloze literatoren en dames. Met sommigen ver
maakte hij zich uitstekend.
Nadat ze weg waren, schreef hij er een en ander
over in zijn dagboek. Hij karakteriseerde het gen
re eens als volgt: 'Het dagboek is de mantel van
een moordenaar, waaronder deze de pen verbor
gen houdt waarmee hij zijn vrienden in hun rug
kan steken'.
Nu zijn er wel schimpscheuten naar deze en ge
ne, maar echt malicieus wordt Soutar niet. Hij
neemt de tijd om de dingen die hij ziet te over
denken en formuleert rustig en uiterst verzorgd.
Interessant is de manier waarop hij schrijft over
het wegdromen: op die momenten gaat hij zo
op in de omgeving dat hij er één mee lijkt te wor
den.
Vlak voor hij de geest geeft, noteert hij in zijn
dagboek: 'Gisteren schoot me door het hoofd
dat ik niet meer fluit of zing. Dit wijst niet op
een depressie. Ik heb gewoon geen lucht meer'.
Soutar bouwt zijn stukjes, die vaak niet meer
dan driekwart van de bladzijde beslaan, zorgvul
dig op en je moet ze zin voor zin, aandachtig le
zend tot je nemen. Maar meerdere malen slaagt
hij erin om het zicht op de werkelijkheid even
op een kier te zetten en biedt hij je als lezer even
een blik op het ongrijpbare.
'Zijn lichaam was gekerkerd, zijn geest aller
minst', zo schrijft de uitgever in de brochure,
waarin het boek van Soutar wordt aangekon
digd. Het is inderdaad opmerkelijk dat iemand
die ligt te wachten op de dood, nog zo'n levendi
ge belangstelling aan de dag legt voor alles om
hem heen. Alsof hij het zich wil inprenten om er
later nog op te kunnen teren, alsof de aarde on
danks alle ellende toch iets paradijselijks heeft
dat je verzoenen kan met de dood.