beschaving was geen geld meer waard v3 PZC Zaterdag 7 april 2007 Premiebetaling voor zeehonden in Zeeland (1600-1840) In 1591 werd in Zeeland de zeehondenpremie geïntroduceerd. Elke premiebetaling is een zeehond. In de ontbrekende jaren was er geen uitbetaling. 700 -j—s natuur- en dierenbescherming voet aan de grond kreeg. Boeren en vissers waren al tijd al gespitst geweest op alles wat oogst en vangst kon belemmeren. Bestuurders waren dat lange tijd met hen eens, en loof den dus niet alleen premies uit voor gedo de zeehonden, maar ook voor zeearenden, kiekendieven, eksters, vossen en otters. Na 1900 kwam daarin verandering. In 1942 maakte de Duitse bezetter een definitief einde aan de zeehondenpremie. Niet aan de vangst, zegt Pieter 't Hart. Die nam in de jaren vijftig zelfs nog een hoge vlucht, toen zeehondenbont plotseling in de mode kwam. Vooral de huid van jonge dieren was in trek. Intensieve jacht bete kende bijna het eind van de zeehondenpo pulatie in Zeeland, zelfs in heel Nederland. Het jachtverbod in 1962 en 1963 gaf lucht, maar sterke vervuiling van het water voor kwam in de daarop volgende jaren herstel. Pas vanaf de jaren tachtig dook de zee hand weer op in de Zeeuwse wateren. Nu is vooral de Westerschelde weer in trek, zo danig dat er in de 21ste eeuw zeehondenex cursies kunnen worden gehouden. Pieter 't Hart: „Ik ben begaan met de zee hond, maar ik ben geen actievoerder. Ge lukkig hebben we ons in Nederland gereali seerd, dat de zeehond geen concurrent is van de visserij. Volgens mij kun je niet meer zeggen dat de Noordzee een natuur lijk water is. Wij managen de Noordzee, dat is wat er aan de hand is. Als de zee hond in de problemen zit, komt dat door ons. En moeten we dus helpen. Dat is een kwestie van je verantwoordelijkheid ne men. Het is ook een stukje beschaving." Canada is nu weer volop in het nieuws met grootschalige zeehondenjacht. Er mo gen 270.000 zadelrobben worden gedood, 't Hart vindt het te kort door de bocht om de Canadese jagers schuldig te verklaren. De mensen daar moeten immers ook le ven. „Wat niet wegneemt dat er naar ande re oplossingen kan worden gezocht. Als je buiten het jaagseizoen met de Canadezen gaat praten, vinden ze dat zelf ook. Een verbod op invoer van Canadese zeehon denproducten kan een bijdrage leveren, maar voorop staat toch dat de mensen daar moeten worden geholpen." In Nederland, zegt hij, zal de zeehond voorlopig niet meer bejaagd worden. Hij heeft zijn uiterlijk mee, met van die spre kende ogen. De zeehond is bovendien een monitor: „Gaat het hem goed, dan gaat het ons goed." Pieter 't Hart: „Als de zeehond in de problemen zit, komt dat door ons. En moeten we dus helpen." foto Mechteld Jansen Pieter 't Hart Geboren 25 juli 1966 in Winschoten. In 1971 vangt zijn moeder Lenie 't Hart voor de eerste keer een zeehond op en legt daarmee de basis voor Zee hondencrèche Pieterburen. 1985-1991 studie rechten aan de Rijksuniversiteit in Groningen; afstudeerscriptie over bescherming van zee zoogdieren in het internatio nale recht. 1992-1994 opleiding tot ver keersvlieger aan de KLM-luchtvaartschool in Eel- de; vliegt acht jaar als eerste officier op een Boeing 747-300; sinds 2005 op een 747-400. 1998-2007 in vrije tijd ar chiefonderzoek en schrijven aan een proefschrift over de zeehondenjacht in Neder land; promotie donderdag 19 april aan de Vrije Universi teit in Amsterdam. Het boek Zeehondenjacht in Nederland 1591-1962 wordt in eigen beheer uitgegeven en kost €29,95. Te bestellen bij de Zeehondencrèche in Pieterburen, 0595 526526, info@zeehondencreche.nl; porto- en verpakkingskosten bedragen €7,50. jaar Richard Bleijenberg (71) uit Nieuw-Namen heeft het staartje van de zeehonden jacht nog meegemaakt. Hoe wel er pas in 1962 een verbod werd ingesteld, zag hij half de jaren vijftig voor het laatst jagers. Zelf viste hij in die tijd op bot in Saeftinge. Met een soort riek, waaraan zeven tanden met weerhaken za ten, werd in het zand geprikt. Als het kraakte, zat er geheid een platvis aan je riek. Begin jaren vijftig zag hij nog honderden zeehonden op de zandbanken in de Wes terschelde liggen. De jagers waren meestal afkomstig uit Antwerpen. Ze huurden een boot van Flor De Lee op Lillo. Elke jager kreeg vijftien kogels. Er moest goed op de kop van het dier worden gemikL .Werd de zeehond in het lijf geraakt, dan bleef de ko gel in de vetlaag steken en dook hij onder. De dieren werden aan hun staart aan de zijkant van het schip gehangen. Soms tien, soms twaalf Bleijenberg: „Op Doel was een groot café, lagersrust. Daar werden de zeehonden naartoe gebracht. Bij dat café woonde een slager, die de zeehonden vil de en hun huiden pekelde. Het vlees werd in een grote ketel gekookt. Op het water kwam een laag olie te drijven, die er heel voorzichtig werd afgeschept. De olie was een goed smeermiddel." Rond i960 was het gedaan met de zeehon denpopulatie. Niet door de jacht, zegt Bleijenberg, maar door de komst van de chemische industrie in Antwerpen. Het water raakte zo vervuild, dat de zeehond niet meer in de Westerschelde kon leven. Hij heeft zeifin 1958 nog geprobeerd een premie te innen voor een gevangen zee hond. „Mijn schoonvader was visser, hij heeft mij het vak geleerd. Die zag op een gegeven moment een zeehond liggen en heeft hem met zijn riek gedood. Hij stak hem in zijn nek, denk ik, zodat hij dood bloedde. Hij vertelde me waar het dier lag en raadde me aan de rechterpoot af te snij den en daarmee naar de politie te gaan. Dat heb ik gedaan. Toen pas werd me dui delijk dat er geen premie meer werd be taald. Als je dat nog een keer doet, zeiden ze, krijg je een bekeuring in plaats van een premie." Bleijenberg werkte van 1959 tot 1985 voor een baggerbedrijf. Met een watertaxi bracht hij personeel van en naar het bag gerschip. Zijn werkgever vond hem te kri tisch ten opzichte van de chemiefabrieken in Antwerpen en ontsloeg hem. Van 1985 tot 2000 was hij gids in het Land van Saef tinge. Hij maakte er 1275 tochten met grote en kleine groepen. De laatste jaren heeft hij de zeehond voor zichtig terug zien keren in de Westerschel de. Hij zegt: „Als het water echt proper zou zijn, zouden er veel meer zitten. De zeehond van nu heeft een duidelijk ander menu dan vroeger. Dat weet ik zeker. Maar het zal pas waar zijn als een zoge naamd echte onderzoeker dat heeft bestu deerd. Ik zie het al een paar jaar. Vroeger aten zeehonden bot en spiering. Die vissen zitten er niet meer. Met hoog water zie je de zeehonden de geulen van Saeftinge bin nen zwemmen, tegelijk met hele scholen zeeharders. Dat zijn vissen die grazen, ze eten algen en kiezelwieren. Ik vind regel matig half afgekloven harders. Dat kan al leen door zeehonden komen."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 87