Drukte bij
het sterfbed
van Youp
het laatste Qy-Jyoridmaal
Spectrum I v23
PZC Zaterdag 7 april 2007
Afgelopen donderdag was het Witte Donderdag,
de dag waarop hel Laatste Avondmaal wordt herdacht. In het besef dat zijn
einde naderde, nam Jezus daar afscheid van zijn vrienden. In een drietal
interviews vragen we aansprekende landgenoten naar hun idee over hun
eigen laatste avondmaal. Stel dat ze zouden weten dat hun einde nadert.
Wie zouden ze aan tajel vragen?
In deze derde en laatste aflevering: cabaretier Youp van 't Hek.
Eerst zijn theorie. Dat je moet le
ven, zolang je de kans krijgt. En
dan dus léven tot het gaatje. Al
les eruit halen.
„Ik verbaas me over mensen die
zichzelf en hun wereldje zo serieus ne
men. Ik snap niet dat mensen zich druk
maken over een hekje, een deukje of een
tientje of ander geneuzel waarmee ze bij
de rijdende rechter zitten. Pas als de dood
voorbijkomt, merken dat soort types dat
ze zijn vergeten te leven. Ie kunt het beter
vóór die tijd een beetje leuk hebben."
Dan een verzoekje. Of we er zijn één na
laatste avondmaal van willen maken, voor
het verhaal. Want, mocht het zo ver zijn,
dan wil hij zijn laatste avond met zijn ge
zin doorbrengen.
„Gewoon in het vertrouwde kringetje met
vrouw en kinderen. Lekker bij elkaar. Ik ge
loof niet dat er dan zo veel spannends ge
beurt."
Niks op te biechten? „Ach, er is bij ons
thuis al behoorlijk wat opgebiecht. Zo'n ge
zamenlijk etentje wordt meer een avond
van elkaar met liefde en dankbaarheid nog
een keertje diep in de ogen kijken."
Nog een verzoekje: of dat dan thuis kan,
dat ultieme slotdiner. „Want zoiets in
tiems past niet in een restaurant. Als je
weet dat je doodgaat, kies je toch voor de
vertrouwde omgeving van je eigen huis?"
Hij filosofeert hoe het zou zijn, zo'n laatste
gesprek. „Is het nog wel een gesprek, als je
praat zonder toekomst? Als je praat zonder
plannen, haal je volgens mij alle druk er
af."
Voor zijn één na laatste avondmaal kiest
hij voor een gastenlijstje met wie het niet
zo zeer tot een gezamenlijke discussie
hoeft te leiden. Wat gedachten uitwisse
len, is genoeg.
Pol Pot. „Maar het mag ook Hitier zijn. Of
Stalin. In ieder geval iemand die duizen
den levens op zijn geweten heeft. Omdat
ik die lieden maar niet kan begrijpen. Ik
zou ze zo veel willen vragen. Hoe ze in vre
desnaam nog konden slapen, hoe ze nog
konden léven nadat ze verantwoordelijk
waren voor het ombrengen van zo veel on
schuldige mensen. Ik zou willen weten
hoe dat voelt. Ik zou willen weten of het
anders voelt als je één iemand ombrengt
of een miljoen mensen. Dat ene slachtof
fer tegenover wie je staat, die kijkt je aan.
De ogen van een miljoen zie je niet. Hoe
voelt dat als je er een half miljoen hebt
weggewerkt. Wil je dan per se door tot het
miljoen? Ik begrijp dat niet. Ik ben van het
totaal geweldloze. Als ik een lastige vlieg
zie, pak ik eerst een megafoon om hem
met mijn grote bek weg te krijgen. Maar
slaan? Nee. Die massamoordenaars zullen
wel zeggen dat ze het voor hun land de
den. Of voor een ideaal. Dan zit ik nog
met de vraag: welk recht heb jij om dat te
doen?"
Moeder Teresa mag naast Pol Pot komen
zitten. „Omdat ik de uitersten zo leuk
vind. Het eeuwige optimisme van die
vrouw boeit me mateloos. Wat zou het
Youp van 't Hek: „Van het
hiernamaals heb ik geen
grote verwachtingen".
Hij heeft wat met de dood.
In zijn theaterprogramma's komt het einde meer dan eens voorbij,
met altijd dezelfde boodschap. Leef je leven als het allerlaatste uur.
Maak er wat van. Geniet. Want het kan zó voorbij zijn.
Aan Youp het verzoek om vijf gasten te vragen voor zijn
denkbeeldige laatste avondmaal. Vijf is hem veel te weinig.
Het wordt druk, rond zijn sterfbed.
door Jan Vriend foto Bart Homburg
mooi zijn als ze vertelt waar ze dat vertrou
wen in de mensheid vandaan haalt. Wat
ik zo prachtig aan haar vind, is dat ze haar
hele leven zo ijzerenheinig is doorgegaan.
Ik bedoel: uiteindelijk heeft haar goedheid
en al haar werk toch weinig kunnen veran
deren aan de armoede in de wereld. Toch
heeft ze mensen in uitzichtloze situaties in
India hoop gegeven, en op kleine schaal
het leven van mensen verbeterd. In die zin
loze oneerlijkheid heeft ze hulp toch zin
weten te geven. Aan haar zou ik willen vra
gen waar ze dat eeuwige optimisme van
daan haalde om dat vol te houden. Net als
iedereen heb ik wel eens zo'n bevlieging
waarbij ik denk: ik ga alles anders doen. Ei
genlijk zou mijn leven veel meer zin krij
gen als ik net als moeder Teresa naar een
krottenwijk in de Derde Wereld ga om
daar te helpen. Ik doe het toch maar niet.
Als ik in een vol theater een grap vertel,
verdien ik lekker geld. Als ik dat aan Cal
cutta overmaak, hebben ze er meer aan
dan dat ik zelf kom. Dat heb ik thuis van
mijn ouders geleerd. Dat het een verplich
ting is om je welvaart te delen, als je het
goed hebt."
Nelson Mandela krijgt ook een uitnodi
ging. „Alle geweldloosheid die in die man
schuilt, boeit me. Ik ben in Zuid-Affika op
Robbeneiland geweest waar hij gevangen
zat. Als er iemand daarna reden had om te
schieten, was hij het. Hij deed het niet.
Voor ik de boel hier verlaat, zou ik daar
voor waardering willen uitspreken. Hij
hoeft niks te zeggen. Alleen naar hem kij
ken is genoeg. Op alles heeft hij een ant
woord in die glimlach gevonden."
Willem Elsschot schuift ook aan. „Omdat
ik hem graag één keer wil vertellen dat ik
onbedaarlijk om zijn boeken heb gelachen.
Hij was de eerste die mij aan het lezen
bracht. Door hem drong tot me door hoe
geweldig de combinatie van woorden en
humor kan zijn. Graag zou ik hem willen
zeggen hoe knap ik het van hem vind dat
hij zijn gewone werk met zijn schrijver
schap kon combineren. Laatst heb ik mijn
dochter een boek van hem gegeven, want
ik gun het haar óók zo om van zijn teksten
te genieten. Binnenkort neem ik haar mee
naar Antwerpen. Dan gaan we naar het ca
fé waar Elsschot zat, en dan laat ik haar
het kantoor aan de Groenplaats zien waar
hij werkte. Omdat ik haar de sfeer van die
tijd wil laten proeven."
Dan gaan we een beetje smokkelen. Want
voor hij doodgaat, wil hij eigenlijk nog zo
graag even bijpraten met zijn publiek.
Daarom maken we een uitstapje. Naar een
uitverkocht theater Carré. Hij vertelt over
de brief die hij ooit van Toon Hermans
kreeg. Een wijze tekst was het. Heel sim
pel, heel oprecht en daarom misschien wel
zo doeltreffend. Geschreven in de tijd na
dat de grote komiek met zijn voorstellin
gen was gestopt en wist dat zijn einde na
derde.
„Hij schreef dat het voor hem eigenlijk alle
maal klaar was. Hij hoefde niks meer, hij
verwachtte niks meer. Dat kon hij goed be
noemen. Hij had alles losgelaten en kon
daardoor als een wijs man boven de mate
rie staan. Alles wat je dan zegt, krijgt zo'n
mooie extra laag van verstandigheid. Die
periode in het luchtledige lijkt me een
mooie levensfase. Dat niet meer moeten,
maar het nog goed weten is toch het
hoogst haalbare? In die fase zou ik als een
soort van laatste avondmaal nog één keer
in een vol Carré willen staan en dan heer
lijk keten met de zaal. Met 1700 man aan
mijn voeten een mooi verhaal vertellen en
wéten dat het allemaal onzin is, waarmee
we hier bezig zijn."
Dan filosofeert hij over zijn eigen einde.
Hoe het zou moeten.
„Laat mij maar per ongeluk gaan. Mis
schien voorzichtig wat vergeetachtig wor
den en dan weg. Mijn vader kreeg een her
senbloeding. Hij heeft de laatste vier jaar
van zijn leven verlamd in een karretje geze
ten. Hij leed aan afasie. Op het eind kon
hij niet meer praten. Dat is héél erg, voor
een Van 't Hek. Daarom hoop ik dat het
bij mij anders gaat. Zo maar per ongeluk
weg, dat zou mooi zijn. Van het hierna
maals heb ik geen grote verwachtingen. Er
wachten mij geen zeventig maagden, maar
ook geen zeventig stokslagen. Ik wacht het
rustig af. Dan is de verrassing des te groter
als er wél wat is. Tegen mijn vrouw zeg ik
vaak dat ze - als ik ertussenuit knijp - zo
snel mogelijk een andere man moet zoe
ken. Maar, zeg ik er altijd bij, zoek goed.
Neem geen lui."