onroerend goed Vermindering faalkosten door intensieve samenwerking Behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen blijft onverminderd groot De toenemende faalkosten spelen de bouwsector par ten. De grote vraag is hoe de faalkosten kunnen wor den beperkt. Uit onderzoek van Bouwkennis blijkt dat een ruime meerderheid van Nederlandse bouwsector denkt dat een toenemende samenwerking in het bouw proces ervoor zorgt dat faal kosten afnemen. Er is ook een grote groep die het hier niet mee eens is. De gedachte is dat als opdrachtge vers, ontwerpers, adviseurs, instal lateurs en bouwers nauwer samen werken er kwalitatief hoogwaardi ger gebouwen worden gereali seerd, die bovendien beter aanslui ten bij de steeds hogere wensen van de eindgebruiker. Voorstanders van een intensievere samenwerking, geven aan dat samenwerking ook zal zorgen voor minder faalkosten. Als er intensiever wordt samenge werkt kunnen de marktpartijen namelijk bogen op de kennis en ervaringen van anderen, waardoor de kans op bouwfouten kleiner wordt. Bovendien zorgt een betere afstemming van het totale project ervoor dat verschillende processen beter op elkaar aansluiten. Denken de verschillende bouw partijen dat een toenemende samenwerking in het bouwproces er inderdaad voor zorgt dat faal kosten afnemen? Een meerderheid denkt van wel. Van de bouwpartij en geeft 44 procent aan dat een toenemende samenwerking een positieve invloed heeft op de faal kosten. Iets minder dan een kwart denkt dat dit niet zo is. De verschillen tussen de markt partijen zijn beperkt, maar over het algemeen kan gesteld worden dat de architecten het meest posi tief staan tegenover de stelling. Van hen zegt de helft dat een toe nemende samenwerking zal zor gen dat de faalkosten afnemen. De hoofdaannemers B&U zijn het minst positief. Wellicht heeft dit te maken met de angst dat de hoofd aannemer bij een toenemende samenwerking. De behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen in de gemeente Breda, vergeleken met enkele jaren geleden, is niet afgenomen. Deze conclusie wordt getrokken op basis van de provinciale vertaling van de Bedrijven Locatie Monitor (BLM) van het Rijk. De Bedrijventerreinenrapportage West-Brabant uit 2006 onderschrijft deze conclusie. Breda blijkt tot het jaar 2020 behoefte te hebben aan 140 hecta re nieuwe bedrijventerreinen, ter wijl de harde voorraad van direct uitgeefbare bedrijventerreinen toereikend is tot circa 2012. Verder blijkt dat het aanbod van kwalitatief goede bedrijfspanden onvoldoende is, terwijl tegelijker tijd het aanbod van direct uitgeef bare bedrijfspanden te laag blijkt te zijn. De gegevens van de pro vincie bevestigen het standpunt dat de aandacht voor de bestaande voorraad en de nieuw te ontwikke len terreinen van groot belang is voor Breda. Deze aandacht is zichtbaar gemaakt in de notitie "Behoefteraming Bedrijven terreinen Breda". De conclusie van de provincie is gebaseerd op een lokale vertaling die het bureau ETIN Adviseurs heeft gemaakt van de Bedrijven Locatie Monitor (BLM) van het rijk. Het BLM heeft namelijk alleen op landelijk niveau de behoefte aan bedrijventerreinen bekeken. Daarbij kwam naar boven dat zeker voor de langere termijn, maar in sommige regio's ook op korte termijn, de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen zal afnemen. Daarbij is wel de kantte kening geplaatst dat dit beeld per regio kan verschillen. De vertaling naar de afzonderlijke planregio's bevestigt nu dat die afwijking zeker voor Breda geldt en dat die behoefte voorlopig niet zal afnemen. In ieder geval ziet de provincie er geen aanleiding in om de eerder geconstateerde regionale behoefte aan bedrijventerreinen aan te passen. Wel geeft de pro vincie aan dat maatwerk op lokaal niveau nodig is om tegemoet te komen aan bijvoorbeeld de hogere kwaliteitseisen die aan bedrijven terreinen worden gesteld. Dit zou kunnen door in bestemmingsplan nen in te spelen op die verande rende eisen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 103