Afscheid met boerenkool en worst het laatste Qy^vondmaal 1 v21 PZC Zaterdag 24 maart 2007 Pasen nadert. Daarmee komt ook de herdenking van het Laatste Avondmaal dichterbij. In het besef dat zijn einde naderde, nam jezus daar afscheid van zijn vrienden. In een drietal interviews vragen we aansprekende landgenoten naar hun idee over hun eigen laatste avondmaal. Stel dat ze zouden weten dat hun einde nadert. Wie zouden ze aan tafel vragen? Vandaag: Appie Baantjer, geestelijk vader van rechercheur De Cock. Zijn eigen einde ziet hij al hele maal voor zich: „In een hoge fauteuil, bij een knapperend haardvuur. Gezellig de hond aan mijn voeten en een goed glas wijn in mijn handen. Laat het dan maar plotseling afgelopen zijn." Hij is 83 jaar. „Dan is het toch niet zo gek als je wat vaker nadenkt over de eindig heid? Ik zie er niet tegenop om dood te gaan. Mijn geloof in een hiernamaals is daarin een groot houvast. Het lijkt me prachtig om te zien wat Onze Lieve Heer straks voor me in petto heeft." „Alleen de ontmoeting met God lijkt me al boeiend. Ik hoop dat ik bij Hem wat oude bekenden kan tegenkomen. Want dat is een nadeel van oud worden: alle oude vrienden en collega's op aarde raak je kwijt. Dan is het toch een mooi idee om ze straks weer terug te zien?" Geen spoor van twijfel over de vraag óf er voor hem boven een plekje is gereser veerd. „Daar ben ik wel gerust op. Als kind van gereformeerde huize heb ik Onze Lie ve Heer nooit verloochend, dus ik denk wel dat het goed zit. In de kerk vind ik al jaren niks meer, maar daar gaat het vol gens mij ook niet om. Het gaat om de barmhartigheid. Of je mededogen kunt hebben met je medemens, en of je het po sitieve van iemand kunt zien, ook al lijkt hij een boef De zoekende ziel die op je pad komt, hoor je een handreiking te doen. Daar heb ik altijd mijn best voor ge daan. Dus ik denk dat ze daar boven wel genadig voor me zijn." Zal het daar niet saai worden als alleen keurige mensen de hemel verdienen? Ma ken de twijfelachtige types het leven hier op aarde niet juist zo aantrekkelijk? „Wie zegt dat er boven geen twijfelachtige persoonlijkheden zijn? Aan het kruis op Golgotha kregen moordenaars ook genade. Dus het kan best boeiend worden, daar bo ven." Voor het zo ver is, schuift hij aan voor zijn denkbeeldige laatste avondmaal. „Laten we het maar gewoon hier thuis houden." Hij wijst op de eettafel in zijn bungalow in Medemblik. Ruimte genoeg. Op de borden komt boerenkool met worst, als het aan hem ligt. „Lekker gewoon. Dat lust ieder een." Hij somt op met wie hij daar de worst wil delen: Zijn vrouw. Marretje, heet ze. Hij is nog el ke dag blij met haar. „In 1946 ontmoetten we elkaar op de kermis op de Linneus- straat in Amsterdam. Ze was zeventien jaar. Een jurkje had ze aan. Wit, met rode knoopjes. Ik was in uniform, want ik had dienst. Aarzelend stond ze voor het spook huis, want ze durfde niet naar binnen. Ik Appie Baantjer: „Ik denk dat ze daar boven wel genadig voor me zijn." Volgende week: 'het laatste avondmaal' van Elco Brinkman, voormalig CDA-leider, nu bestuursvoorzitter van Bouwend Nederland. Bij hem werd twee keer kanker geconstateerd. weer terug. Vanwege zijn vasthoudend heid vind ik ]ob een boeiende man. Ik twij fel vaak. Hij twijfelde nooit. Daarom zou ik hem willen vragen hoe hij ondanks al die tegenslagen tóch zijn vertrouwen hield." Ook voor zijn oude commissaris Binnen dijk heeft hij een plek aan tafel. „In mijn boeken heb ik hem Buitendam genoemd. Als schrijver geef ik hem een beetje een be spottelijk karakter, maar zo was hij eigen lijk niet. Hij had ook veel goede karakterei genschappen, maar in de verhalen heb ik die wel erg karig belicht. Als schrijver ben je nu eenmaal een beetje een god: je schept je eigen wereld. Die broodnodige getuige waar de rechercheur zo ongedul dig op zit te wachten kun je als schrijver zó op de deur laten kloppen. Die commis saris is er bij het schrijven wat magertjes vanaf gekomen. Misschien dat ik de man daar nu eens mijn verontschuldigingen voor moet aanbieden." De stoel ernaast is voor de Franse filosoof René Descartes (1596-1650). Zijn levens wijsheid luidde: Ik denk, dus ik besta. „Met hem zou ik die laatste avond nog even flink in discussie willen gaan. Want zijn visie is mij te eenzijdig. Voor mij is het leven veel meer dan denken alleen. Het is voelen, het is beleven, het is onder vinden. Vriendschappen, liefde en vertrou wen zijn toch veel belangrijker dan het kil le denken?" De vijfde plek is voor collega-schrijver Si mon Carmiggelt (1913-1987). „Ik heb hem één keer ontmoet bij een drukke receptie. Van een echt gesprek tussen ons is het nooit gekomen. Dat vind ik nog steeds jam mer, want ik had mijn bewondering voor hem graag een keer tegenover hem willen uitspreken. Formidabel formuleren, kon hij. Hij had aan een paar woorden genoeg om een heel karakter te schetsen. We heb ben veel dingen gemeen. Hij schreef jaren voor Het Parool, ik had 23 jaar een column in het Nieuws van de Dag. Allebei hadden we de straat in Amsterdam als bron en van ons allebei verscheen er nogal eens een boekje. Dan is het toch spijtig als je el kaar nooit goed hebt gesproken?" Mocht er na het eten een stukje worst over zijn, dan is Appie de gelukkige. Appie is zijn hond, een zwarte dwergsnautzer. Hij draagt dezelfde naam als zijn baasje. „Hij is mijn beste kameraad." Als we toch van alles rond zijn afscheid op papier zetten, heeft Baantjer een speciale wens: „Regel meteen dat Appie mee kan, als ik ga hemelen. We zijn altijd samen, zie je." Dan gaan ze wandelen. Hun dagelijkse drie uur samen langs het IJsselmeer. „Langs de begraafplaats waar ik straks wil liggen." Altijd weer de dood. Geen aflevering van Baantjer of er duikt een lijk op. Zeventig boeken schreef hij over de speurtochten van de eigenzinnige politieman De Cock. Zeven miljoen exemplaren zijn er verkocht. Allemaal geïnspireerd op zijn dertig recherchejaren bij het politiebureau Warmoesstraat. De tv-serie rond de rechercheur trok ook weer miljoenen kijkers. door Jan Vriend foto Marcel Rob De bijbelse figuur Job mag ook aanschuiven „Hij was een rijke man die zijn leven helemaal op orde had. Ondanks zijn rotsvas te geloof werd hij op een gegeven mo ment zwaar op de proef gesteld. Hij raakte zijn geld en zijn geluk kwijt, maar hij hield vertrouwen in God. Hij bleef eerlijk en op recht. Door vast te houden aan zijn geloof kreeg Job later zijn rijkdom en zijn geluk zei: Als ik met je meega, durf je dan wél? Ze deed het. In 1952 zijn we getrouwd. Al die tijd hebben we nooit ruzie gehad. Ik kan goed met vrouwen overweg. Haar grootste kwaliteit is dat ze niet jaloers is. Dat is maar goed ook, want zeker in de tijd dat ik iedere week een paar lezingen deed, kreeg ik veel aandacht van de dames. Ik weet niet wat het is, maar er kwamen al tijd vrouwen op me af Als je dan als man niet oppast, kom je nooit meer thuis. Kin deren hebben we nooit gekregen. Eerst hebben we het gezinsleven uitgesteld om dat mijn vrouw gezondheidsproblemen had. Later zeiden we tegen elkaar: We heb ben het goed samen. Laten we het maar zo houden. Ik prijs me gelukkig met een vrouw met zo veel begrip en wijsheid. Daarom wil ik haar er graag bij hebben, op die laatste avond.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 139