In Israels oudste Plaatselijke normen v14 Spectruit Zaterdag 10 maart 2007 PZC STANDPLAATS door llona Eveleens Een deel van mijn klerenkast is afge stemd op reizen in Afrika. Klerenhan gers met katoenen broeken, liefs in donkere kleuren. Stapels kleurrijke T-shirts met korte mouwen en verstandig schoeisel. Ook zijn er enkele hangertjes speciaal voor islamitische landen. Enkellan- ge rokken, blouses met lange mouwen en bijpassende sjaaltjes. Het is niet mijn favoriete kleding, want veel stof om het lijfis erg warm in het Afri kaanse klimaat. Bovendien is het ongemak kelijk bewegen in slingerende rokken en wapperende hoofddoeken. Maar als gast in een islamitisch land vind ik dat ik me moet aanpassen aan plaatselijke normen. Onlangs moest ik die kleding weer tevoorschijn halen voor een bezoek aan de Somalische hoofdstad Moga dishu. Op het vliegveld in Kenia ke- x ken medepassagiers met licht opge trokken wenkbrauwen naar mijn vormloze kleding. De hoofddoekjes bleven in de rugzak tot de vliegtuig deuren in Mogadishu opengingen en hete lucht het toestel binnenwaaide. Direct na aankomst kon ik me bij en kele buitenlandse journalisten aan sluiten om president Abdullahi Yu- suf te interviewen. Zijn regering had net met behulp van Ethiopische troe pen de Unie van islamitische recht banken verjaagd. De Unie had gedu rende een halfjaar rust gebracht in de an ders zo gewelddadige stad. President Yusuf spreekt uitstekend Engels, maar vond dat hij als Somalisch staats hoofd de nationale taal moest spreken en een medewerker voor hem moest verta len. Een belachelijk toneelstukje werd op gevoerd waarin de president al knikte bij de in het Engels gestelde vragen en vervol gens probeerde verwachtingsvol naar zijn medewerker te kijken. Die voelde zich waarschijnlijk opgelaten en raakte prompt in een geïrriteerd humeur. Na het inter view beet hij mij, de enige vrouw in het ge zelschap, toe: „Als je uit Nederland komt, waarom draag je dan een hoofddoek? Dat is toch bij jullie verboden." Ik sneerde terug dat we niet in Nederland waren maar in Mogadishu. Daarmee was de kans op vriendschap verkeken. Onder de verdreven islamisten waren de kledings voorschriften voor vrouwen flink aange scherpt. Hun kleurige sluiers die bij elk zuchtje wind afwoeien en hun krullen- pracht toonde, waren vervangen door grij ze, zwarte en bruine chadors, de grote sluiers die streng religieuze islamitische vrouwen dragen. Het straatbeeld van Mo gadishu zag er nog grijzer uit dan anders. Inwoners van de stad vertelden opgewon den hoe heerlijk geweldloos de tijd onder de islamisten was geweest, maar voegden er aan toe dat ze een broertje dood hadden aan de strikte islamitische regels die waren uitgevaardigd. Ze mochten geen films kij ken, niet het lichte stimuleringsmiddel khat kauwen en vrouwen konden niet met hun mannen en kinde ren naar het strand. Soma- liërs behoren merendeels tot de liberale Soefi-stro- ming die al die gewoonten toelaat De islamisten wa ren nauwelijks weg of voor zichtig verschenen de eer ste rode, gele en blauwe sluiers weer in het openbaar. Een liberale imam zei dat regels op verschillende wijze geïnterpreteerd kon den worden. „Zolang hun haren maar be dekt zijn. Of dat nu met saaie of levendige kleuren geschiedt, maakt niet uit", zei hij en voegde eraan toe: „Ik vind het wel pret tig dat u een hoofddoekje draagt en uw krullen verbergt." Ik kon het niet nalaten om hem te vertellen dat mijn haar sluik was en door hitte en hoofddoekje als een natte koek aan mijn hoofd geplakt was. Na bijna honderd jaar communeleven is het kapitalisme losgelaten op de oudste kibboets van Israël. In plaats van zakgeld ontvangen de leden van Degania Alef voortaan loon naar werken. door Ad Bloemendaal Een van de oudste gebouwen van Degania is nu kibboetskantoor. Voorgrond: Cigal Shoshani en haar zoon Sheizaf. foto GPD

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 78