Buitengebied
Voedselsituatie is
van levensbelang
Nog geen idee wie de opvolger wordt
PZC Zaterdag 10 maart 2007 25
Roofvogels in 2006
Bruine kiekendief: 163 broed-
paren gevonden; aantal ge
schat tussen 195-255; ontwik
keling gelijk aan 2005.
Havik: 9 nesten ontdekt; aan
tal geschat tussen 12-21
paar; jaarlijks toename.
Sperwer: 70 nesten opge
spoord; aantal broedparen
185-260; vrijwel stabiel.
Buizerd: 158 broedparen
waargenomen; aantal paren
185-240; jaarlijks toename.
Torenvalk: 163 broedparen
gezien; aantal paren 345-505;
aantal stabiel.
Boomvalk: 19 broedparen op
gespoord; aantal geschat op
40-65; lijkt stabiel.
Slechtvalk: 6 nesten gevon
den; schatting 6-8 paren; lich
te stijging.
Wespendief: een succesvol
broedgeval in de Zeepedui-
nen vastgesteld.
Links buizerd in karakteristieke po
se op paal, rechtsboven torenvalk,
rechtsonder sperwer met prooi.
foto's Niek Oele
Zeeland geldt als bolwerk van de bruine kiekendief. Of dat zo
blijft is de vraag. Enkele jaren geleden kwam het aantal broedpa
ren in de provincie nog rond 350. De jongste schatting komt uit
op 195-255 paren. Het aantal per nest uitgevlogen jongen lag vo
rig jaar onder het gemiddelde. Andere roofvogelsoorten weten
zich redelijk te handhaven, al was 2006 wel een bijzonder jaar.
door Rinus Antonisse
Henk Castelijns van de Roofvogel
werkgroep Zeeland merkt op dat
ongeveer 20 procent van de Ne
derlandse bruine kiekendieven
in de provincie broedt. Dat geeft een
extra verantwoordelijkheid om het bol
werk in stand te houden, vindt hij. Al ge
ruime tijd pleit hij voor maatregelen ten
gunste van de bruine 'kiek', zoals voge
laars het beest graag mogen noemen.
In elk geval het verwijderen van opgaan
de beplanting rond de broedplaatsen (die
in veel gevallen bekend zijn). Niet langer
de eieren van grauwe ganzen schudden.
En er moeten meer natuurgebieden ver-
nat worden om groei van riet - waarin de
kiekendief graag broedt - te bevorderen.
Wat dat betreft is het niet verwonderlijk
dat in het Verdronken Land van Saef-
tinghe (30-33 paren) de vogel niet achter
uit gaat.
Voor de roofvogels was 2006 trouwens
een bijzonder jaar, constateert Castelijns.
„Torenvalken deden het vanwege de lage
muizenstand zeldzaam slecht. De bui
zerd en de bruine kiekendiefj die toch
ook de nodige muizen eten, deden het re
delijk en wisten meestal wel een paar jon
gen groot te brengen." Hoe dat komt is
hem niet helemaal duidelijk. „Was dat
mogelijk door enig herstel van de konij
nenstand en een redelijk aanbod aan jon
ge fazanten?" Ondanks zijn jarenlange er
varing staat hij nog regelmatig voor raad
sels. „Soms denk je het te weten, maar
bij meer onderzoek ontstaan alleen maar
meer twijfels."
Vogeletende roofvogels als sperwer en
boomvalk presteerden vorig jaar ook niet
al te best, vertelt Castelijns. „Bij beide
soorten zijn nogal wat mislukkingen vast
gesteld. Kennelijk was de voedselsituatie
voor ze onder de maat." Betere berichten
heeft hij over nieuwkomers havik en
slechtvalk. Het aantal broedparen zit in
de lift. Castelijns pleit voor meer systema
tisch onderzoek naar de havik. Het is een
vogel die in de toekomst door zijn gedrag
(zoals jacht op kraaiachtigen) wel eens
voor nieuwe ontwikkelingen in de vogel
situatie kan zorgen.
Een aantal roofvogels kan zich voeden
met andere vogels. Bruine kiekendief,
torenvalk en buizerd hebben voor een
geslaagd broedseizoen ook een goede
aanbod van muizen, jonge hazen en ko
nijnen nodig. Sinds 2004 tellen vrijwil
ligers van de Roofvogelwerkgroep in
Zeeuws-Vlaanderen op twee routes de
ontwikkeling van deze dieren.
Daaruit blijkt dat de hazenstand licht
afneemt en dat de stand van het konijn
zich wat herstelt. Bij de fazant daalt het
aantal mannetjes en zijn er meer
vrouwtjes. Castelijns legt uit dat het
broedsucces van de torenvalk nauw sa
menhangt met de muizenstand. Zijn die
royaal voorradig, dan vliegen er meer jon
gen uit. Het was in 2006 een slecht mui
zenjaar.
De vrijwilligers spoorden vorig jaar 607
broedparen op; in 498 gevallen werd daar
bij ook het nest gezien. Het gaat sinds
2001 om de hoogste aantallen. Naast de
concrete cijfers geeft de Roofvogelwerk
groep ook een schatting van de totale aan
tallen in Zeeland. Dat gebeurt, omdat
niet de hele provincie uitputtend kan
worden onderzocht.
Ivo en lanette van Gaaien te
len in een verre hoek van de
Vroonlandseweg in Kapelle
aardbeien onder glas en pe
ren in verspreid liggende
boomgaarden. We volgen de
maatschap en hun zes kinde
ren van week tot week door
de vier seizoenen
door Rob Paardekam
Terwijl Ivo in de boomgaard de
laatste snoeiwerkzaamheden ver
richt, zijn lanette en zoon Wilco
bezig met het schoonmaken van
de aardbeienplantjes. De muziek
galmt ondertussen door de kas
sen. Hardcore wel te verstaan,
want daar houdt Wilco van. 'Bas-
sie en Adriaan, Bassie en
Adriaan...' klinkt het, maar dan
met een vette beat eronder. lanet
te moet niets van de muziek heb
ben en vraagt af en toe of het
ietsje zachter mag. „Van Ivo had
hij die herrie al lang af moeten
zetten", zegt ze. „Ik laat het maar
toe. Je kunt ze niet alles verbie
den, hè?"
Enfin, de aarbeienplantjes. Die
moeten worden schoongemaakt.
Dat wil zeggen: de rotzooi er van-
afhalen voor ze de grond in
gaan. Het zijn er zo'n 6800, dus
er is werk aan de winkel. „Als
we een dag of drie hard doorwer
ken, zit alles in de grond", schat
lanette. „Dan zouden we er in
de tweede week van mei aard
beien van moeten hebben."
Over een week of drie, vier gaat
overigens nog eens een lading
jonge plantjes de grond in. lanet
te: „Wat je hoopt is dat die dan
ook een maand later aardbeien
gaan geven, maar dat lukt haast
nooit. Er zit meestal één of twee
weken tussen."
De aardbeienplantjes zullen
maar één keer fruit geven, om
dat ze - zo zegt lanette - van het
wat goedkopere soort zijn. Over
de kwaliteit van de aardbeien
zegt dat niets, maar ze zullen
niet overwinteren. „In die kas
staan planten die dat wel doen",
wijst ze. „Die gaan er in augus
tus in. Dan geven ze in de herfst
aardbeien en in het voorjaar nog
een keer. Dan is het ook wel
klaar, hoor."
De week bestond verder uit aller
lei hap-snap-dingetjes. Ruziënde
kinderen uit elkaar halen (lan en
Wilco hadden mot), nieuwe lam
pen voor de belichting van de
kassen kopen, beetje klussen aan
de onkruidspuit. Dat soort din
gen. En dan waren er nog de
schoolperikelen van de kids. Ian
en Lilian maakten allebei hun ci-
to-toets, met een goed advies als
gevolg en ook Wilco - de oudste,
hij zit op de middelbare school
in Goes - kwam met een goed
rapport naar huis. Althans, dat
vindt hij zelf „Mijn laagste cijfer
is een 5,5", zegt hij trots. „En dat
wordt naar boven afgerond, dus
ik heb allemaal voldoendes."
lanette vindt het prima. „Ze zul
len allemaal wel goed terecht ko
men, hoor. Bovendien hebben
we straks een opvolger nodig."
Wilco lacht. Zo van: mij niet ge
zien. „Eens in de zoveel tijd
komt dat onderwerp ter sprake",
zegt lanette. „Maar wie het gaat
worden? Ik heb werkelijk nog
geen idee."