Adoptie
is geen feest
Terreur in huis
Toch meer Nederlander
dan een Indonesiër
20 Vrijdag 2 maart 2007 PZC
g*
DENKWIJZËR
door Annie de Vreugd
Baby's zijn helemaal
niet zo hulpeloos als
we vaak denken
Op de televisie rukken de nanny's op. Ze ontfermen
zich over ouders die de wanhoop nabij zijn. We zien
krijsende kinderen die de hele tent terroriseren. Ze
hebben hun ouders volkomen klem zitten. Kinderen aan de
macht. Elke week zien we nieuwe schoppende en spugende
dwingelandjes over het scherm voorbijrazen.
Je vraagt je soms af waar de programmamakers ze steeds weer
vandaan halen. Ik zie om me heen regelmatig drammerige, ei
sende kinderen. Maar om nu te zeggen dat ze in rijen van drie
door de straten marcheren... Kinderen die continu door het
lint gaan, vormen goddank nog steeds een kleine minderheid.
Veel kijkers zullen dan ook na afloop van het programma een
zucht van verlichting slaken: „Zo erg is het bij ons gelukkig
niet."
De kinderen die in de nanny-programma's de ouders het
bloed onder de nagels vandaan halen, hebben één ding ge
meen. Aan hen worden geen grenzen gesteld door hun
ouders, die vaak ook nog heel in
consequent zijn. Nee is tien tel
len later weer ja, omdat het kind
het op een brullen zet. Of de
ouders zeggen nee, maar het
kind doet ja en de ouders grij
pen vervolgens niet in. Deze
ouders durven niet de leiding te nemen.
Laten we eens teruggaan naar het moment dat het kind nog
een pasgeboren baby was. Ook toen kon hij er al wat van. Een
vuile luier, honger, kou. Hij zette het op een krijsen dat horen
en zien je verging. Baby's huilen op een toonhoogte die vol
wassenen slecht kunnen verdragen. Ouders weten niet hoe
snel ze dit geluid moeten stoppen en snellen naar hun kind.
Het is maar goed dat baby's zo snerpend huilen. Ze hebben
daarmee een sublieme overlevingsstrategie in handen want ze
worden zo niet vergeten. Baby's zijn helemaal niet zo hulpe
loos als we vaak denken. Ze regelen zelf dat ze op tijd hun fles
krijgen, een schone luier of een knuffel.
Maar het moet wel leuk blijven. Dit houden ouders geen twin
tig jaar vol. Het almaar schikken naar de wensen van je kind,
moet een keertje stoppen. En dat gebeurt ook. Ergens tijdens
het eerste levensjaar hoort de ouder zichzelf voor het eerst ver
manend 'nee' zeggen. Baby heeft al kruipend op de grond iets
interessants gevonden en is van plan het met zijn mond te
gaan onderzoeken. „Nee, bah." De eerste keer dat ouders nee
zeggen, kan gepaard gaan met gemengde gevoelens. Het opbor
relende ge.voel van onbehagen dat we onze oogappel dwars
moeten zitten, hem zijn pleziertjes niet gunnen, duwen we
snel naar ons onderbewuste. En toch is dit een moment om
even bij stil te staan. Hier ligt namelijk het omslagpunt. De ei
genlijke opvoeding is begonnen.
In de normale ontwikkeling wint rond de kleutertijd het zoge
heten 'realiteitsprincipe' terrein ten koste van het 'lustprinci-
pe'. De peuter leeft nog volgens het laatste. Hij ziet zijn ouders
als verlengstuk van zichzelf Zij zijn op de wereld om zijn wen
sen te vervullen. En wel nu en meteen. Rond een jaar of vier
gaat een kind in de gaten krijgen dat er meer is buiten hem
zelf De omgeving gaat een belangrijkere rol spelen. Ook als hij
zelf geen initiatief neemt om de omgeving te verkennen, gaan
anderen zich wel met hem bemoeien. „Kom je buiten spe
len?" „Ga eens aan de kant." Wil het kind met mensen in zijn
omgeving meedoen, dan zal hij een aantal lustprincipes moe
ten inslikken in ruil voor sympathie van omstanders. Het ikke,
ikke gaat afnemen en het wijgevoel groeit.
Uit dit balanceren tussen de op zichzelf gerichte lust en de bui
ten zichzelf liggende realiteit ontstaat het ego. Als ouders
steeds maar blijven toegeven en nooit nee durven zeggen,
blijft deze ik-ontwikkeling steken in het lustprincipe. Dit soort
kinderen speelt de hoofdrol in de programma's met de nan
ny's. Kinderen die een matig ego hebben, nemen geen verant
woordelijkheid voor hun
eigen gedrag. Anderen
hebben het altijd gedaan.
Ze kunnen regels die an
deren hen opleggen
moeilijk accepteren.
Wensen kunnen niet
worden uitgesteld, de
frustratietolerantie blijft
op een gevaarlijk laag ni
veau hangen.
Impulscontrole ontwikkelt zich
alleen als ouders vanaf de kleu
tertijd regelmatig nee zeggen
en daarbij durven te blijven.
Het is het beste medicijn te
gen kleuterterreur.
Illustratie Eliane Duvekot
In het regeerakkoord
schrijven CDA, PvdA en
Christenunie dat ze - als
alternatief voor abortus - de
mogelijkheden tot adoptie
willen verruimen.
Jongvolwassen
geadopteerden van de
organisatie United Adoptees
International vinden dat er
in de westerse
samenlevingen een veel te
rooskleurig beeld van
adoptie wordt geschetst.
Coördinator is Hilbrand
Westra, geboren in
Zuid-Korea en opgegroeid
achter de Waddenzeedijk bij
het Friese Oosterbierum.
Zijn ouders, Harmen en
Gerry Westra, adopteerden
na hem nog zeven kinderen
en kijken terug: „Adoptie is
geen feest."
door Pauline van Kempen
D
e jongste drie kinde
ren van Harmen (63)
en Gerry (60) Westra
hebben elk twee na
men gekregen: hun ei
gen naam en een naam waarmee
ze zijn vernoemd. De oudste vijf
kinderen zijn alleen vernoemd en
hebben een Friese of Nederlandse
naam. „Wij dachten toen dat dat
wijs was", vertelt Harmen. „Dat je
je kinderen bewaart en behoedt
voor veel drempels."
Gerry: „Met Westra als achter
naam en een vreemde voornaam
werk je discriminatie in de hand.
Ie blijft die Chinees."
Wat was er in de jaren zestig be
kend over adoptie en de proble
men die geadopteerden kunnen
krijgen? Harmen en Gerry waren
jong en idealistisch en Gerry had
genoeg ellende gezien in de kinder
tehuizen waar zij werkte. „Al voor
dat we trouwden, spraken we af
dat wij kinderen zouden adopte
ren. Er waren al zo veel kinderen,
wij hoefden ze niet zo nodig zelf
Wij wilden een thuis zijn voor
thuisloze kinderen."
Ze reageerden op een noodkreet
via de radio om een plek voor
oudere kinderen, die minder popu
lair waren. Als eersten kwamen
Hilbrand en zijn jongere zusje uit
Zuid-Korea. Ze werden meege
stuurd met Zwitserse nonnen die
in hun vaderland op vakantie
mochten op kosten van de adoptie
ouders. Twee anderen, uit Indone
sië, volgden binnen twee jaar. De
organisatie vond het gezin toen
wel compleet, maar Gerry en Har
men hadden nog ruimte over in
hun hart en in hun huis. Zij was
zelf de jongste van negen, hij van
twaalf Een eigen kind, dat ook
welkom was geweest, kwam er
niet; er kwamen er nog wel drie
uit Brazilië en één uit Korea.
„Het is een weg die je gaat", zegt
Gerry. „Als je nu terugkijkt, zijn
we wel idealistisch bezig geweest.
We hebben niet kunnen bevroe
den hoeveel impact die eerste le
vensjaren gehad hebben. De kinde
ren hadden al veel meegemaakt,
maar wij wisten niet wat."
Harmen: „Stel je voor dat
je een kind hier weg
haalt en naar China
brengt. Alleen van de
cultuurschok krijgt het al een traur
ma."
Het was zwaar, zoveel verschillen
de geschiedenissen, zoveel verschil
lende temperamenten aan één keu
kentafel. Professionele hulp was er
nauwelijks. „Rust, reinheid en re
gelmaat", adviseerden de hulpver
leners. „En liefde, veel liefde. Als
jullie het niet redden, weten wij
het ook niet."
De ouders belandden zelfbij de
psychiater. Ze leerden dat er pro
blemen zijn die zij niet konden op
lossen. Eén kind moest uit huis ge
plaatst worden. Eén verongelukte
in de bergen. Eén vertrok naar In
donesië. Eén trouwde in de kerk
van Oosterbierum en woont nu in
Groningen, één in Harlingen, één
in Heerenveen en één nog thuis.
In de zomer van 2005 vertrok
Philip Westra (30) naar Indo
nesië. „Ik wilde terug naar
m'n roots", meldt hij vanuit Ja
karta. Directe aanleiding was een
meisje met wie hij al chatte via in
ternet, en met wie hij ook een rela
tie kreeg. Hij vond werk als docent
op een privéschool en besloot
voorlopig te blijven.
Inmiddels is de relatie uit, maar
spijt dat hij gegaan is, heeft Philip
niet. „Ik zat in een identiteitscrisis,
ik leefde tussen twee werelden.
Waar hoor ik thuis: in Nederland
of in Indonesië? Nu ik hier ben,
merk ik dat ik toch meer Nederlan
der ben dan Indonesiër. Maar ik
weet waar ik vandaan kom en
daar ben ik trots op. Ik miste een
puzzelstukje, dat heb ik gevon
den." Zijn biologische ouders zijn
overleden, ontdekte Philip. In een
afgelegen dorp ontmoette hij zijn
halfbroer. Daar merkte hij hoe 'ver
westerd' hij zelf is. „Ik ben opge
groeid in een andere wereld. Ne
derland is ook een deel van mij,
dat wil ik niet onderdrukken. Ik
heb het goede van twee werelden,
en het slechte natuurlijk. Ik ben
wie ik ben en daar heb ik vrede
mee. Ik zou nu ook wel weer terug
kunnen naar Nederland, dat zou
ook goed zijn."
Gebruikte Philip zijn eigen naam
Rohmana in Nederland al nauwe
lijks, op Java doet hij dat evenmin.
„Het is een Sundanese naam, en
Sundanezen zijn moslims. Men
sen hier denken dan dat ik moslim
ben, maar ik ben christelijk opge
voed en zo profileer ik mij ook. In
Nederland hadden ze altijd moeite
met de uitspraak of ze dachten dat
het een meisjesnaam was. Philip-
pus is makkelijker, dat is de naam
van mijn grootvader."
Philip Westra