Geen vluchtplan, geen troost Ik heb alleen maar niemand Dies Natalis v9 PZC Zaterdag 17 februari 2007 Geen champagne bruiste. De kanonnen zwegen, het uur dat ik ter wereld kwam. Uit de hemel sproeide een zerkgrijze regen over Vlaardingen. En geen mens vernam iets van Wijzen die dag, die op kameel gestegen onderweg waren vanuit Rotterdam. Lévi Weemoedt (geb.1948) door Mario Molegraaf De kat die weer op je deurmat plast. Wijn uit zo'n veelliterpak. Een me vrouw die voordringt bij de slager. Als je na zulke ervaringen Lévi Wee moedt gaat lezen, rest enkel een lach. Een oeuvre met de beste troost: het had zo veel erger kunnen zijn. In deze gedichten, verza meld in Vanaf de dag dat ik mensen zag, zie je keer op keer jouw ellende verschrompelen naast de zij ne. Je kunt erover twisten: is dit poëzie of cabaret? Zo als ook moeilijk antwoord valt te geven op de vraag: worden we vooral door de inhoud geraakt of is het toch de vorm? Voor mij staat vast dat de taal, de stijl van de schrijver, veel bijdragen aan het hilarische effect. Onhandig in het leven, onhandig met de pen. Wee- moedts aanpak valt nauwelijks op, maar zijn gewil de klunzigheid is geraffineerd. Hij is de beste leer ling van Piet Paaltjens, de negentiende-eeuwse meester van zelfspot, kampioen van schaamteloze vreugde over beschamend verdriet. Wat Wee moedt vooral van hem leerde, is hoe veelzeggend het onbenullige detail kan zijn. Een van z'n hopelo ze liefdesgedichten eindigt met de uitroep: 'waar was jouw badmuts met dat bloemetjesmotief?'. Uit gerekend zoiets alledaags vergeet je niet. Het alledaagse uitvergroten, dat is wat deze dichter doet. Zijn tegenslag is onze tegenslag, alleen wordt die van hem onder een loep gelegd. Een loep die tegelijk als een lachspiegel werkt, zo zit elk gedicht van hem in elkaar. Het gaat een paar honderd keer over mislukte liefde, eenzaamheid, verveling. Deze drie, maar het ene ongeluk werkt het andere in de hand: 'Veel honden hebben baasjes,/ veel mannen wel een vrouw./ Ik heb alleen maar niemand/ waar ik zoveel van hou.' Het lege leven, daarvan zijn deze gedichten vol. Niemand die ons ziet staan. En nooit gebeurt er iets. Zelfs niet op onze geboortedag, 'dies natalis' in het Latijn. Geen Wijzen uit het Oosten, maar een zerkgrijze regen. Zerkgrijs, dat is een tint die bij hem past. Maar de boekverzorgers kunnen er ook wat van. Zelden zo'n grienend groen, zo'n be droefd bruin gezien als op het omslag van deze bundel. Toch is zwart de belangrijkste kleur op dit poëtische palet. Een verschrikkelijk zwarte, een ver frissend zwarte visie op het bestaan. Na je dagelijk se dosis Weemoedt kun je het weer aan. Lévi Weemoedt: Vanaf de dag dat ik mensen zag. Verza melde gedichten, Nijgh Van Ditmar, Amsterdam, 272 pag., gebonden, €19,90 door Jaap Goedegebuure illustratie Martien Bos Sommige sprookjes komen neer op pure provocatie. Neem nu de bekende ge schiedenis van de kikker die op eigen initiatief met de prinses meelift naar het paleis en zich vervolgens gedraagt alsof hij een langverwachte eregast is. Pas na ver loop van tijd is hij zo goed om zich te laten kussen en te veranderen in een prinselijke jongeman. Maar aan die gelukkige ontknoping zijn wel enige walgelijke scènes voorafgegaan. In mijn ogen is het sprookje van de kikkerkoning niet alleen je reinste schandaal, maar ook je reinste poëzie. Poëzie overschrijdt moedwillig de grenzen van het mogelijke, wenselij ke en betamelijke. Hecht tegen beter weten in geloof - om met Remco Campert te spreken - aan een rivier die bergopwaarts stroomt. En ziet de magie - alweer volgens Campert - van de manier waarop Voltaire zich van de pokken genas, 'door o.a. te drinken 120 liter limonade'. Provocerend, schandalig en magisch is ook de poëzie die Eva Gerlach sa menbracht in een onlangs versche nen dichtbundel waaraan ik de intro van dit stukje te danken heb. De eer ste vijf gedichten confronteren ons met een even grimmige als groteske variant op het sprookje van de kikker koning. De hoofdrollen zijn ditmaal toebedeeld aan een pissende en bla zende pad en een mannelijke ik-fi- guur die aanstuurt op de uitruil van persoonlijkheden. Zo gezegd, zo ge daan. Het resultaat mag je rustig apocalyptisch noemen. Eenmaal begiftigd met een menselijke ziel neemt het reptiel de gestalte aan van een voorwereldlijk monster en gaat tot actie over. 'Pad staat op, danst. Ontwaakte vulkanen zijn wratten. Geslingerd tussen voet en voet leeft hij losser uit zijn heupen dan de verwachte Pad, de per studie verkregen voorspelbare, die zijn huid losmaakt en eet of de klap- tong plakt om het vliegje. Zo kiemt Pad de wereld in, schuift hij de weg op, verplettert de auto's.' Geen kunst, zult u zeggen, om een griezelsprookje te weven rond zo'n afstotelijk type als Pad. Maar Eva Gerlach weet haar lezers ook de stuipen op het lijf te jagen met een scène die even alledaags als ongewoon is. In de vijftiendelige reeks Situaties maken we kennis met L, een man die langs de marktkramen slentert met het hoofd van zijn vrouw in de hand. Wat beweegt hem? Al in het tweede gedicht komt er een antwoord. 'Ik kan mijn haar bedekken zodanig dat niemand meer ziet dat ik een zoogdier ben. Ik ben een bouwsel van geest. Uit mijn oksels kruipen de letters. Ik voel ze waar niemand ze leest, kom pluk ze hier in de dyslexie van mijn liezen - Omdat zij dit soort dingen zei, moest haar lichaam van haar hoofd gescheiden.' Hoe letterlijk moeten we dit soort schandaalverhalen ne men? Wel, zo letterlijk moge lijk, dat wil zeggen naar de letter. Want Eva Gerlach sluit zich aan bij de opvatting dat alles in de poëzie draait om de dichterlijke verbeelding. De ik-figuur die vertelt hoe hij met Pad van jasje wisselt, is zo eerlijk om te bekennen dat hij het is die zijn te genvoeter in de taal opdist en af ruimt. En wat het afgehakte vrou wenhoofd betreft; dat wordt door I. (en door een nog te onthoof den kel- ner) begraven in de regels van het gedicht die daartoe nog openstaan. Deze poëzie verontrust. En dat op momenten die zo huiselijk zijn, dat je je van geen kwaad bewust bent. Wat verwacht je van avondlijk merelge zang anders dan dat het je een gevoel van vrede en harmonie bezorgt? Maar nee. Gerlachs merel kwettert je de dreiging van addergebroed en on kruid toe. En als je droomt (of echt meemaakt, dat blijft onduidelijk) dat 's nachts je benen bij het kniege wricht worden afgesneden, dan is dat geen onverdiende martelstraf, maar een les om je te laten beseffen dat een vluchtplan niet voorhanden is en troost al evenmin. Dat laatste is misschien wel het meest onthutsende en tegelijkertijd de les die Gerlach ons leert. Oog-in-oog staan met de duisternis schrikt af, want voor je het weet schiet er een pad over je voet of rolt er een hoofd door het stof Wen er alvast aan, want leven bij het bedrog van illusies is erger. Eva Gerlach - Situaties. Uitgeverij De Arbeiderspers. 104 pag. 17,95 euro. Eva Gerlach

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 65