wil op het podium neervallen Spectrum v11 PZC Zaterdag 10 februari 2007 Tygo Gernandt Als jochie van zes stormde hij al verkleed als ridder door het huis. Nu, op zijn 32ste, is zijn agenda overvol en speelt hij een rol in de nieuwe Nederlandse film Dunya en Desie. Tygo Gernandt viert zo onderhand eigenlijk al zijn 25-jarig jubileum als acteur. „Ik wil altijd blijven spelen, ik wil neervallen op het podium." door Ruth van Beek foto Harmen de Jong Eigenlijk heeft Tygo Gernandt het te druk voor de pers, met zijn driedubbele agenda. „Ik ben nu eerder opgestaan om dit in terview te kunnen doen." 's Ochtends staan opnames voor de film Dunya en Desie op het programma, daarna volgt het filmen van de Talpa-serie Van Speijk, „en daarna word ik naar het theater gereden voor het toneelstuk Peanuts, waar ik in speel." Er zaten zo'n 75 leerlingen van de CKV (Culturele Kunstzinnige Vorming) in de zaal. „In de tweede helft sta ik naakt op het podium met een zak over mijn hoofd. Heftig, maar het eerste kwartier werd ik doodleuk uitgelachen. Terwijl ik daar sha kend lig dood te gaan. Ik laat mijn avond daar niet door verpesten. Het zijn jonge ren, die zijn niet gewend naar het theater te gaan. Na een kwartier werden ze mooi wel stil." Hij speelt niet veel theater. Als hij zich bij een gezelschap zou aansluiten, zou hij twee, drie voorstellingen per jaar spelen waar hij niet achterstaat. Niet dat er zoveel slecht toneel wordt gemaakt, maar het mag volgens Gernandt wel wat toegankelij ker allemaal. „Als ik vroeger met mijn moe der naar de schouwburg ging, zaten er al leen maar van die grijze dakduiven om ons heen. Toneel kijken is geen elitesport de Televisieschool van de Stichting Cerve- laat terecht, waar hij in weekenden en va kanties leerde acteren voor de camera. Vier jaar later leek de toneelschool een logi sche stap, maar zijn lerares raadde hem an ders aan. „Ze vond dat ze je daar meer af- dan aanleren. Dat klopt ook wel, ze willen je heel graag kneden. 'Ga maar audities doen, schrijf je in bij castingbureaus', zei ze. 'Ga maar spelen, jij kan het wel'." Op zijn zestiende speelde hij korte tijd in de soap Goede Tijden, Slechte Tijden, dat des tijds helemaal nieuw was in Nederland. „Ik weet niet eens meer wie ik speelde." Na diep nadenken: „O ja, Carl! Dat was ver schrikkelijk. Je moest gewoon je tekst le ren en zo natuurlijk mogelijk uit je bek krij gen en twintig minuten later was je alweer klaar. Stond de scène erop, terwijl ik nog stond te springen: lekker, spelen! Ik kon m'n ei niet kwijt, ben kotsend de studio uitgelopen." Gernandt staat erom bekend dat hij zo diep in zijn personages duikt, dat hij die zelfs buiten het blikveld van de camera's moeilijk kan loslaten. „Ik wil die ander niet spelen, ik wil hem zijn. Niets van Ty go voelen als ik speel. Dat is niet zweverig, of zo. Ik heb dan geen hoofdpijn, voel niks aan mijn lijf Dat is mijn rush." Zelfs tussen de scènes door laat hij zijn per sonage niet los. „Ik vind het moeilijk in en 'Ik ben me er bewust van hoe bevoorrecht ik ben' meer. De jongeren van nu zijn ons toekom stige theaterpubliek. Geloof me, die eten ook Shakespeare. Als je het maar goed doet, in een andere vorm giet." „Tijdens het nagesprek met die CKV'ers merkte ik dat de meesten nog nooit naar het theater zijn geweest. Ze vonden vooral de tweede helft moeilijk, maar ze zagen wel waar het om ging. Als van die 75 scho lieren nou 20 denken: 'Dat was tof, ik wil nog wel een keer naar het theater', dan is mijn avond geslaagd." Tygo Gernandt groeide op in Amsterdam. Een druk jochie, wilde altijd maar spelen. „Ik zat nooit in de bouwhoek, maar in de verkleedkist. Kwamen er vriendjes om te spelen, stond ik al in een ridderpak boven aan de trap. Uiteindelijk heeft mijn moe der me naar jeugdtheaterschool De Krake ling gestuurd. Elk weekend spelen. Er ging een wereld voor me open." Tijdens de middelbare school kwam hij op uit mijn rol te stappen. Het is fijner om steeds in dezelfde modus te blijven han gen." Hij draait zijn hoofd naar bene den en loert vanonder zijn wenkbrauwen met een grimmi ge blik de kamer in. „Zo had ik mijn karakter Maikel in de film Van God los laten kijken. Dit is geen vriendelijke blik, dit is van iemand die je dood wil heb ben. Als ik tussendoor even wat met de re gisseur besprak, bleef ik hem zo aankijken. Dat was voor mij makkelijker dan weer te rug te gaan naar Tygo." Na GTST - „Dat weet toch helemaal nie mand meer?" - acteerde hij nooit meer in een soapserie. Toch staat hij qua populari teit op hetzelfde niveau als Johnny de Mol, Cas Jansen en Georgina Verbaan. „Ik heb de bekendheid van een soapie. Vraag me niet hoe dat komt, ik kan er niks aan doen. Ik ren er ook niet achteraan, zij rennen alle maal achter mij aan." Niet dat hij er last van heeft, maar het steekt hem wel dat hij altijd van de rode loper wordt geplukt, en die andere getalen teerde acteurs ohgemerkt langs lopen. „Ie mand als Fedja van Huêt. Wie kent nou Fedja van Huêt? Eén van de betere jonge acteurs van Nederland, van de Benelux durf ik zelfs te zeggen, en die staat soms voor een halflege zaal te spelen. Dat vind ik zo erg. Waarom ze mij dan wel steeds zien, ik weet het niet." Toen kwam Van God los. „Die film heeft enorm veel indruk op me gemaakt. Je hebt van die rollen die je één keer in de tien jaar speelt en meteen weet: wauw, dit is het, dit klopt." Als crimineel Maikel Verheije zette hij een harde, heftige, maar getergde jongen neer. Een prestatie waar hij zoveel indruk mee maakte, dat hij een Gouden Kalf won. „Ik wist meteen, bij de audities al, dat dit een goede film zou worden. We hebben met de acteurs en regisseur Pieter Kuijpers een heel intense voorbereidingsperiode gehad, waarin we het script tot in de details heb ben neergezet. Het klopte helemaal." Hij kan nog enthousiast worden over de kleine dingen die ze verzonnen om de film zo echt mogelijk te maken. „Eggie (Eg- bert Jan Weber) beet altijd nagels. In één van de scènes binden we een man vast met gaffer-tape. Daar hebben we toen plak band van gemaakt, omdat iemand die na gels bijt dat randje natuurlijk niet kan vin den. Die scheve, wrange humor terwijl er heel heftige dingen gebeuren, is heel mooi aan deze film." „Ik wilde het Kalf eerst helemaal niet. Nee nee, nu nog niet, dacht ik. Ik ben nog zo jong, dit is niet het eindstation. Ik kan nog veel meer. Die angst, daar heb ik wel even tegenaan lopen schoppen. Het is zo groot opeens, je wilt het wat kleiner maken voor jezelf." Hij ziet ook duidelijk verschil in de tijd voor en de tijd na Van God los. „Voor me zelf niet eens zozeer, maar hoe andere mensen reageerden. Grote acteurs die ik voor die tijd van de andere kant van de zaal mocht toezwaaien, kwamen nu in het café naar me toe: 'Jij kan écht spelen, jij .bent een actéur'. O ja, nu opeens wel, dacht ik dan. Flikker op, ik wist het allang. Dat kon me kwaad maken. De erkenning voelde ik pas later." Toch had hij het jaar daarna nauwelijks filmwerk. De vloek van het Gouden Kalf, zeg maar. „Ik kreeg de prijs uit de handen van Fedja, die hem een jaar eerder had ge wonnen. Hij zei tegen me: Je hebt een jaar geen werk meer jongen, hou daar reke ning mee. Ik zei: Ja, het is goed met je. Maar hij had gelijk. Ik kreeg totaal geen filmaanbiedingen meer. Zo'n rol kleeft aan je. Vanaf het moment dat de opnames afge lopen zijn, ben je klaar om iets anders te gaan doen. Dan draait de film nog drie, vier maanden in de bioscoop en staat het volop in de belangstelling." Dus kreeg hij te maken met typecasting. „Dat was ook mijn eigen schuld. Ik wilde per se mijn ei gen stijltje houden, vertikte het mijn haar af te knippen, dan kom je vanzelf in een hoekje terecht. Een jaar later gaf ik het Kalf door aan Cees Geel, voor zijn rol in Simon. Ik zei ook tegen hem: Je hebt een jaar geen werk meer. Inderdaad, het klopte weer. Je kunt die prijs beter voor een bijrol win nen, dan wil iedereen je juist wel hebben." Tygo Gernandt is nu 32, en dat merkt hij. Hij wordt rustiger, kan beter met zijn energie omgaan. „Ik was altijd een ongeleid projec tiel op de set, om mijn energie hoog te houden. Ik zit het liefst constant op 300 procent. Bij Peanuts maak ik deel uit van een groep van elf man. Vroeger zou ik een wervelwind tussen iedereen door zijn. Nu kan ik mezelf meer op de achtergrond zet ten. Mezelf even terugtrekken op de gang, wat trainen en weer de groep in. Maar rus tiger dan ik vroeger zou zijn. Ik leer gas te rug te nemen en weet waar ik wel voluit kan. Bij Van Speijk ben ik wel de motor op de set die iedereen wakker houdt." „Ik ben me er bewust van hoe bevoorrecht ik ben. Ik ken veel getalenteerde mensen die niet aan de bak komen. Ik zou gek wor den, ik móet spelen. Anders word ik heel vervelend voor de mensen om mij heen. Dan ga ik thuis spelen, dingen opzoeken. Ik moet mijn energie kwijt kunnen." Het is ook een stuk geluk. Hij weet niet waarom hij wel mag en anderen niet „Er zijn zo veel mensen die niet in hun leven doen wat ze écht willen. Mijn broer is drie jaar ouder en hij weet nog steeds niet wat hij wil. Hij heeft twee kinderen, is bijna veertig. Dan denk ik: dat houdt op over twintig jaar, qua werk." Nee, dan liever eeuwig doorgaan met acte ren. Zoals Ellen Vogel die onlangs een hommage kreeg: 85 jaar en nog steeds be zig. „Heerlijk man, dat wil ik ook. Ik wil neervallen op het podium. Dat moet trou wens ook wel, want we hebben geen recht op pensioen."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 85