Acute opvang na
heeft weinig zin
Samen met je kind vechten
Psychologie
Het tafeltjes-syndroom
1 8 Vrijdag 9 februari 2007 PZC
DENKWIJZER
door René Diekstra
In de huiskamer staat
de tafel juist weer
vaak in het midden
Het is zaterdagavond, kort na zessen In gezelschap van
drie anderen stap ik een restaurantzaal binnen. In de
grote ruimte staan langs drie wanden tafeltjes. Ook in
het midden staat een aantal tafeltjes. Er zijn nog geen andere
gasten en wij hebben het dus voor het uitzoeken. We kiezen
een tafeltje achterin tegen de wand.
In het volgende anderhalf uur komen er steeds nieuwe groep
jes gasten binnen. Het is zo rond acht uur als me op een gege
ven moment opvalt dat alle tafeltjes aan de wanden, op het ta
feltje bij de deur na, bezet zijn, maar alle tafeltjes in het mid
den nog leeg.
Dat maakt de psycholoog in mij wakker. Want zo gaat het al
tijd. Restaurantgasten zoeken altijd eerst de wanden op en ver
mijden zolang mogelijk de tafels in de open ruimte. Waarom
is dat? Ik weet bijna zeker dat als het hen gevraagd zou wor
den, er antwoorden zouden komen in de trant van dat wand-
plaatsen knusser of gezelliger aanvoelen of zoiets. In de bele
ving van gasten kan dat inder
daad de voor de hand liggende
beweegreden zijn. Maar als over
al op de wereld in restaurants
hetzelfde tafelkeuzegedrag plaats
vindt, en dat is zo, dan moet er
iets fundamenteler of universe-
lers aan de hand zijn. Dat universele heeft te maken met ge
dragspatronen die de menselijke soort in de loop van haar evo.-
lutie heeft ontwikkeld en die van belang zijn voor de overle
ving van het individu. In onze moderne schedels huist een
brein uit het stenen tijdperk. Dat brein is ontwikkeld toen de
mens nog nauwelijks jager maar vooral opgejaagde was. Een
kwetsbaar wezen dat voortdurend moest oppassen niet ten
prooi te vallen aan de talrijke grotere en sterkere roofdieren.
Een wezen dat voortdurend moest zoeken naar situaties waar
het aantal kanten van waaruit het aangevallen zou kunnen
worden, zo klein mogelijk was.
Vandaar zijn neiging om zich zo weinig mogelijk in het open
veld te begeven. En als hij dat om een of andere reden niet
kon vermijden, zijn neiging om dat zo kort mogelijk te doen
en daarbij een sterke toename van angst te ervaren. Dat (reac
tiepatroon is tienduizenden jaren lang zo essentieel geweest
voor de overleving van individu en soort, dat het als een
blauwdruk, een circuit, in het brein is ingegraveerd. Dat circuit
bepaalt nog altijd, dat we in vreemde, open situaties, zoals een
restaurantzaal, een voorkeur hebben voor meer beschermend
aanvoelende plaatsen, zoals tafeltjes aan de wand. Hoewel er,
behalve de rekening, geen enkele bedreiging op ons loert.
Hetzelfde hersencircuit is ook de reden dat van alle fobieën de
agorafobie (pleinvrees) en de sociale fobie (de overmatige
angst voor in het openbaar tegenover een (grote) groep ko
men te staan) het vaakst voorkomen en dat het hebben van pa
niekaanvallen daarvan dikwijls een belangrijk symptoom is.
Hoeveel van onze oerouders zullen, als kind of volwassene,
niet in paniek zijn geraakt als ze bij het oversteken van het
open veld plotseling bewegingen in de omgeving meenden
waar te nemen die leken te wijzen op aanwezigheid of nade
ring van roofdieren? Paniek die hen enerzijds hielp om zich zo
snel mogelijk uit de voeten te maken. Maar die anderzijds
door de grote hoeveelheid hersen- en lichaamshormonen die
daarbij vrijkwamen dit (re)actiepatroon verder in het brein in
graveerden. Voor wie nog twijfelt aan de oeroorzaak van het
tafeltjes-syndroom, wandel op een avond eens door de straten
in uw omgeving. Kijk dan, waar de gordijnen open zijn, even
naar binnen en let dan op waar de eettafel staat. Dikwijls staat
ie open en bloot in het midden van de kamer. Beschermwan-
den genoeg in de buurt.
foto Raymond Rutting/ANP
trauma
Eenmalige opvang direct na een traumatische gebeurtenis is
goed bedoeld, maar heeft weinig effect. Sterker nog: het
kan de kans op het ontwikkelen van een posttraumatische
stress-stoornis (PTSS) zelfs vergroten en daardoor schadelijk
zijn, blijkt uit onderzoek van psychologe Marit Sijbrandij.
door Patricia van der Zalm
foto Erik van 't Huilenaar
Ouders en leerlingen
worden na een mis
drijf op school opge
vangen. Voor bedrijfs-
medewerkers die zijn overvallen,
is er snel na het voorval psycholo
gische ondersteuning. Ze kunnen
er hun emoties ventileren, op ver
haal komen. Dergelijke steun is in
middels na veel calamiteiten heel
gewoon. Maar echt zinvol is het
niet, zegt Marit Sijbrandij (34), als
onderzoeker verbonden aan het
Topzorgprogramma Psychotrauma
van AMC/De Meren en de Univer
siteit van Amsterdam. Vandaag
promoveert zij op haar onderzoek
naar opvang na traumatische ge
beurtenissen.
Uit haar studie blijkt namelijk dat
eenmalige opvang niet echt helpt
bij het verwerken. Latere posttrau
matische stress wordt er ook nau
welijks mee voorkomen en er
soms zelfs door veroorzaakt. Het
gros van de mensen geneest na ver
loop van tijd namelijk zelf, met
steun van familie, vrienden en col
lega's. Psychotherapie kan echter
voor mensen met een hoog risico
op PTSS soelaas bieden.
Sijbrandij sprak onder andere met
236 personen die een week tevo
ren een traumatische gebeurtenis
hadden meegemaakt, variërend
van een overval, een misdrijf of
een ernstig ongeluk.
Zij deelde de deelnemers op in
drie groepen; de ene groep kon
eenmalig zijn emoties uiten, de
tweede kreeg alleen informatie
over hoe ze met eventuele klach
ten moesten omgaan. De derde
groep kreeg geen opvanggesprek.
Na zes maanden bleek dat de per
sonen die de emotionele opvang
kregen er niet beter aan toe waren
dan degenen die alleen praktische
tips of geen enkele vorm van op
vang hadden gekregen.
Voor alle groepen gold dat hun
klachten in de loop van zes maan
den sowieso sterk waren afgeno
men. Eén klein verschil was er
wel: mensen die direct na de ge
beurtenis erg gespannen waren,
herstelden na het eenmalige pra
ten over hun emoties zelfs langza
mer. Voor hen was dit dus schade
lijk.
De kraakfactor is er voor
kinderen met overgewicht
en hun ouders. Het boek
staat vol tips hoe je
lekkerder in je vel kunt
komen.
door Lindy Jense
Wat moet een kind
doen dat te dik is?
Minder eten, ge
zond eten uitzoe
ken en meer bewegen. De bood
schap is helder.
Maar het is niet eenvoudig om een
kind uit te leggen wat gezond eten
precies is. Laat staan dat je een jon
gen van tien zo ver kunt krijgen
dat hij snapt waarom hij z'n frus
traties wegeet.
In De kraakfactor komen Liesbeth
Groenhuijsen en Nienke ten Hoor
een heel eind. Het boek is bedoeld
voor kinderen met overgewicht
tussen de zeven en elf jaar. „Het is
een boek met een doel", stellen de
auteurs. „We willen gezinnen hel
pen om beter met eten om te
gaan."
Dat gebeurt aan de hand van de
avonturen van Thom, een jongen
met een dikke buik. Hij durft niet
goed meer buiten te spelen omdat
hij bang is om gepest te worden.
In elk hoofdstuk komt een facet
van het leven van Thom aan de or
de. De kraakfactor is geen rechttoe
rechtaan dieetboek, daarvoor heb
ben Groenhuijsen (kinderpsycho
loge) en Ten Hoor (diëtiste) teveel
verstand van opvoeden.
„Overgewicht is niet alleen een li
chamelijk probleem", zegt Lies
beth Groenhuijsen. „Het gaat het
hele gezin aan. Het tast lijf en le
den, maar ook het zelfvertrouwen
en de gezonde ontwikkelingsener
gie van het kind aan. Bovendien
hebben sommige kinderen nu een-