Verbeelding geeft drijfkracht zc elkaar het voordeel van de twijfel geven Laten we 21 Seiners en spionnen Frédérique Spigt Mandeia's einde komt gestaag woensdag 10 januari 2007 chrijver André Brink heeft een nieuwe ro man toegevoegd aan het oeuvre waarin hij de ge schiedenis van Zuid-Afrika verbeeldt. In De bidsprink haan komen drie historische figuren samen, met een hoofd rol voor de achttiende-eeuw- se hottentot Kupido Kakker lak. „Andermans leven kan alleen begrepen worden met behulp van de verbeelding." In 1979 verscheen in The Jour nal of South African History van de hand van historicus V.C. Malherbe een artikel over een hottentot met de curieuze naam Kupido Kakkerlak (1760-1815). Zijn levensverhaal was al even curieus. Hij groeide op op een boerderij, trok vervol gens de wereld in om na een re putatie als vechtersbaas en vrou wenjager te hebben opgebouwd tot inkeer te komen en zich te ontpoppen als fanatiek zende ling. Kupido Kakkerlak. André Brink (1935), de Zuid-Afrikaan se schrijver die de roman De bid sprinkhaan over hem schreef, draait er niet omheen: „Het was oorspronkelijk het komische en kleurrijke van zijn naam dat mij boeide. Kupido en kakkerlak. De combinatie is zo bizar. Toen wist ik meteen dat ik daar iets mee kon en moest. Ik dacht ook meteen het verhaal te zien, maar het bleek niet zo makke lijk." Het kostte hem uiteinde lijk twintig jaar om aan het schrijven toe te komen. „Ik realiseerde me dat ik veel te weinig van Kupido's wereld wist. Behalve dat ene artikel was er niets over hem. Over zijn eerste veertig levensjaren wis ten we helemaal niks en daar voor moest ik me eerst indenken in zijn mythologische, kosmolo gische wereld. Voor de geschie denis van Zuid-Afrika bestaat hij alleen maar sinds hij zich tot het christendom bekeerde." Het eerste deel van De bid sprinkhaan, over die eerste veer tig jaren van Kakkerlaks leven, heeft Brink in een helder spiri tuele sfeer beschreven. Humor en somberheid wisselen elkaar af. Zuid-Afrika is hier, eind achttiende eeuw, het domein van stammen met hun eigen na- tuurreligies. „Ik kan slechts ho pen dat het verhaal niet te ko misch is geworden. Maar er wa ren ook zo veel sombere momen ten, dat er altijd een ingebouw de balans bestond. Ik hoop dat ik niet aan de verzoeking van het puur komieke toegaf. Het moest geen karikatuur van Kupi do Kakkerlak worden. Dan wordt het vanaf een hoger ni veau neerkijken op je karakter. Dan verlies je het onmiddelijke contact om hem van binnenuit te verbeelden." Zendeling In het tweede deel komt Kupido Kakkerlak in contact met twee andere historische figuren uit de Zuid-Afrikaanse geschiede nis. De ik-verteller van dit deel is James Read, een Engelsman die in het gevolg van de Neder landse zendeling J. van dei- Kemp naar Zuid-Afrika kwam. „Je kunt stellen dat Van dei- Kemp al jarenlang een obsessie voor mij vormt. In twee vorige romans van mij dook hij ook al op. Ik durfde hem in dit verhaal L1 T L1 ATT T TT^" wist ik niet wat ik moest ant- -L v_Xlil -LN -Li -LeJ -L\. woorden. Mijn mooiste jeugd boek? Wat een vraag. Aan welk boek heb je dierbare jeugdherinneringen? Ik denk nooit aan een jeugd- of kinderboek. De meeste jeugdboeken vond ik overdre ven schelms, vol gezochte avonturen of zachtmoedige fantasie, een wereld die de echte niet was, sentimenteel. Vreemd genoeg heb ik herinneringen aan boeken die ik pas las toen ik 10, 11 was. Zeesleper, vast die tros, bijvoorbeeld, een boek over een grote zeesleper in barre weersomstandigheden met kapitein Doeksen die mensen redde en vooral schepen. En, ja dat andere boek Seiners en spionnen. Dat speelde op Walcheren. Dat eiland bestond. Zeiden ze. De plaat sen waar het boek speelde, ware® in ieder geval zo beschreven dat het een werkelijke wereld opriep. Voor wie Seiners en spionnen nooit onder ogen heeft gehad: het is een verhaal over een brugklas ser, die in contact komt met een man in een bruine regenjas, een ge heimzinnige man. Er is dreiging en spionage, mobilisatie en marine. Via morsetoestellen en lichtsignalen worden vanaf strategische plaatsen berichten doorgeseind. De jongen krijgt daar in het boek weet van en lang weet je als lezer niet wat de rol van de man met de bruine regenjas is. Was de man detective, iemand van de contraspio nage? Tussen de man en de jongen was een verbond. De jongen had als beginnende speurneus dingen gezien. Om zoiets mee te maken... Het boek speelt - zo begreep ik later - aan het eind van de jaren der tig, in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog. En de schrijver C.A. Meijer (die nog heel wat andere dingen schreef) moet een militair zijn geweest - stond er in het boek niet: milicien- die op Walcheren gelegerd was. Bij dat boek had ik voor het eerst het gevoel dat alle an dere boeken flauwekul waren. Sei ners en spionnen was geen kinder verhaal, geen droomwereld. Het boek was spannend, zonder trucs. Ik kon er niet van slapen, of ik het nu voor de eerste of de tiende keer las. Ik heb later nooit meer een boek van Le Carré gelezen zonder aan de ontmoeting met de eerste echte spion in mijn leven te denken. Er stonden prachtige tekeningen in met grappige onderschriften, die perfect tussen de tekst pasten. Ze hebben een onuitwisbare in druk op me gemaakt. Zo moeten verhalen geïllustreerd worden, niks artistieks, geen fantasietekeningen of quasi-onbeholpen. Als ik een heel klein bootje zie, citeer ik nog wel een onderschrift: de Ne derlandse marine heeft een nieuwe kruiser in gebruik genomen. Dat stond onder een tekening van een marineman in een wastobbe. Bij de voetbalwedstrijd tussen de school en marinemannen speelt de jongen een hoofdrol, terwijl een mooi meisje aan de zijlijn staat, want er is een verliefdheid op komst. Het was niet niks: spion, voet baller, meisje. Een ideale combinatie. Toen ik later Walcheren leerde kennen, kon ik geen enkele locatie passeren zonder aan Seiners en Spionnen te denken. Nog is Fort Rammekens en de kerktoren van Oost-Souburg een decor uit het eerste jeugdboek dat me uit mijn slaap hield'. God zij dank, zou ik nooit meer sprookjes of namaakverhaaltjes, of meidenboeken of zouteloze zinnen gedept in morele sausjes lezen. Misschien was Sei ners en Spionnen wel matig geschreven en zou het nu tegenvallen. Maar ik weet zeker dat het de hele wereld van de zogenaamde jeugd literatuur tart: die jeugd- en kinderboeken die door volwassenen be dacht zijn, beoordeeld en goed bevonden. Vaak heb ik gedacht aan een klein gedicht, Een kind in de tuin, van Jan Emmens uit de bundel Kunst- en Vliegwerk. Het eindigt zo: 'k zocht in geen boomstronk ooit naar een kabouter, maar keek ge woon naar wat er werkelijk ivas. Lo van Driel Dhr.A. Meijer: Seiners en spionnen: ill.: W. Helleman. Uitgeverij Kok Kam pen, 1951, 2e dr. 1958. C.* MEIJER Omslagillustratie Seiners en Spionnen Woedend is ze, Frédérique Spigt. Over de hypocrisie van politici, over de fa ke-vertoning van programma's als Idols en The X-Factor, over de zinloze moord op Theo van Gogh. Toch is Eén Kus vooral een liefdevolle plaat geworden. Ze oogt nog altijd als de stoere rocker van weleer, en is dat ook in hart en nieren. Toch wordt Frédérique Spigt (49) in de theater- gidsen tegenwoordig aangekondigd onder het kopje 'Lichte muziek/chanson'. Op haar nieuwe album Eén Kus slaat de zangeres dan ook een andere richting in. „Ik wilde zo graag het Nederlandstalig chanson laten ho ren", zegt ze. „Want volgens mij bestond dat niet echt. Als er al mensen zijn die iets in die richting hebben gedaan, zijn het Shaf- fy en List. En misschien zelfs Lenny Kuhr. Maar ik wilde verder, heb bewust de klassie ke musettestijl gezocht. Via Bart Peeters kwam ik in contact met accordeonist Gwen Cresens uit Antwerpen. Hij heeft nog met Jean Corti gespeeld, de accordeonist van Brei. Gwen weet echt hoe het moet." Spigts vaste begeleiders Hein Offermans (bas) en Jan van der Meij (gitaar) schikten zich moeiteloos in hun nieuwe rol. „Hein heeft een paar fantastische strijkerspartijen geschreven, net als Paul Prenen. En die Van der Meii heeft het 'm tnrh- weer OpfliH hpt gitaarwerk op deze plaat lijkt misschien een voudig, maar is het niet. Je moet echt super strak kunnen spelen." In de pers zijn de eerste vergelijkingen met Brei en Edith Piaf al gemaakt. „Geweldig natuurlijk, al die veren in m'n achterste. Maar Brei en Piaf zijn niet te evenaren grootheden. Je zou alleen de stijl waarin de ze plaat is gemaakt een knipoog kunnen noe men naar hun werk." Een aantal teksten is door journalist Syl- vain Ephimenco in het Frans vertaald, waar onder het voor Theo van Gogh geschreven 'Jij Komt Terug' (nu 'Reviens-moi'). De on genuanceerde woede in de eerste weken na de moord is - gelukkig - weggeëbd. „Natuur lijk is er dreiging van extreme moslims. Daar moeten we dan maar lekker bovenop gaan zitten met z'n allen. Maar laat de rest met rust en noem ze gewoon Nederlanders. Vrede op aarde, verdomme nog aan toe." Direct na de moord dacht Spigt - tot haar ei gen schrik - ook radicaal anders. „Ik was he lemaal de weg kwijt. In tranen ben ik naar een café gegaan, alleen maar om te zuipen. Achter de bar stond Hamid, een Marokkaan se jongen. Het was de bokbier-tijd. Ik zei te gen hem: jij gaat iedereen bokbier geven, geitenneuker. En die jongen dééd het. Daar na Vioaffr 10 mn J tranen en was het over." In het ope ningsnummer 'Dans Macabre' gaat het over politici die oneigenlijk gebruik zouden ma ken van angst onder de bevolking. „Angst en goedkope retoriek worden gebruikt om stemmen te trekken. Dat gaat toch veel te ver, jongen. Ik heb tien jaar in Spangen ge woond met alléén maar allochtonen. Ze ga ven me brood. Pas als we elkaar het voor- deel van de twijfel geven kunnen we echt met elkaar samenleven." Van een compleet andere orde is Spigts aversie tegen musicals en tv-programma's als Idols en The X-Fac tor. Ze zingt: 'Ruik de stront van pape gaaien Door het eindeloos nakraaien Mu sical, musikul In decor van karton Tout est doublé Klap, klap, klapvee!' „Het is niet eens zo dat ik het genre veraf - tegen het kolossale, tegen de bombastiek. Al les gaat hydraulisch op en neer. Het heeft geen hart, geld is de drijfveer. Er kan geen boek of film gemaakt worden, er kan nie mand doodgaan of er wordt een musical over gemaakt. Het wachten is op Herman Brood, de Musical." Spigt moet er niet aan denken. Hoewel: „Ja, als ik Brood mag spelen zou ik het mis schien wel doen. Dan krijg je in elk geval iets bijzonders. Een bewerking, in plaats van een kopie. Voor de cd had ik één cover in gedachten, 'Terrifying' van The Rolling Stones. Volgens mij is het fantastisch gewor den, maar vlak voor de vastgestelde release datum had ik nog steeds geen toestemming om het te gebruiken. En die toestemming hadden we echt nodig, want we hebben aan de tekst gezeten, een paar akkoorden veran- derd en er een tango van gemaakt. We durf den het risico niet te hemen. Anyway, mis schien kunnen we hem later als aparte sin gle toevoegen aan het album. Tegenwoordig zitten we toch op de iPod, kun je 'm er zelf tussenzotten." Martin Groenewold Het album Eén Kus van Frédérique Spigt ver schijnt bij Flow Records. Op 29 januari begint de gelijknamige tournee. Meer info: www.frederiqu.e- foto Annaleen Louwes/GPD André Brink onderhoudt zeer'goede banden met Nelson Mandela, de 88-jarige oud-presi dent van Zuid-Afrika. „Ik hoop Nelson Mandela spoedig weer te zien. Ik ben voorzichtig met mijn contacten met hem. Hij is zo druk bezig. Hij heeft zo veel belangrijke dingen te doen dat ik het ge voel heb hem niet te mogen storen. Maar de keren dat we elkaar hebben ontmoet, was er zo veel sym pathie, begrip en warmte tussen ons dat ik er toch weer naar uitzie. Ik krijg wel de indruk ook dat hij bezig is snel te verouderen. Voor mij zal onze volgende ontmoeting veel betekenen uit zuiver zelfzuchtige redenen." „Hij heeft vier secretaresses, zo actief is hij. Hij had deze vrouwen bij zich tijdens zijn af- scheidstournee toen hij alle staatshoofden wilde bedanken die hem hadden geholpen. Iedere avond aan het einde van de dag, toen hij reeds in bed lag, ontbood hij zijn secretaresses om op zijn bed te komen zitten en hem te vertellen wat hij die dag verkeerd had gedaan. Met een naïeve oprecht heid. Hij wilde dat echt weten. Ik kan me niet voorstellen dat een mannetje als Bush zoiets zou doen. Bush gelooft gewoon niet dat hij iets ver keerd kan doen. Mandeia's menselijkheid, zijn be grip, zijn kommer over anderen, die is onvoorstel baar: Het straalt uit hem. Als je vijf minuten bij hem bent geweest, vergeet je het al niet meer. Zo'n ontmoeting blijft een gloeiend vuurtje in je hart." En als hij er straks niet meer is? „Gelukkig in vele opzichten, is zijn einde zo gestaag gekomen als het einde van een roman van Couperus, De dingen die voorbij gaan, dat er tijd is om je er op voor te bereiden. Het blijft nog onvoorspelbaar. Ik weet niet wat Zuid-Afrika zou kunnen worden zonder hem. Optimist als ik ben, blijf ik geloven dat om dat hij zo'n ongelooflijk uizonderiijke persoonlijk heid is, er blijvende invloed van hem uit zou kun nen gaan. Omdat wij zo'n persoonlijkheid als Man dela hebben, rust er een verplichting op ons waar dig te blijven aan zijn nalatenschap straks." in te lijven en ik sluit niet uit dat ik in de toekomst nog een boek geheel aan hem wijd. De man is fascinerend. Hij was een van de meest erudiete mensen van zijn tijd. Iemand die acht tien talen vlot kon spreken. Die over een heel spectrum van we tenschap bijdragen heeft gele verd: van botanie tot filosofie, van linguïstiek tot medicijnen." „Toen bij een ongeval zijn gezin om het. leven kwam, nam hij het besluit de rest van zijn leven te wijden aan God. Ik krijg wel sterk de indruk dat het een God was in wie hij niet geloofde. Maar het was een daad van er kentelijkheid dat hij levend uit het ongeluk was gekomen. Ie mand die een van de meest voor aanstaande wetenschappers van zijn tijd had kunnen worden, die naar donker Afrika kwam om tussen de meest miskende en verachte schepselen zijn leven te slijten. Het was een geloofs-' daad in de meest oorspronkelij ke zin van het woord." Maar ook een man bij wie, zoals Brink het zo mooi zegt 'het vlees niet was uitgeschakeld'. „Hij gaf een grote som uit om een sla vin en haar dochter vrij te ko pen, heel nobel, maar hij ging wel meteen met die dochter van veertien een relatie aan en ver wekte kinderen bij haar. Hij was een Augustinus die aan alle verzoekingen toegaf. Dat spreekt me wel aan. Hij was geen vroom mannetje, hij kende de gespletenheid van lichaam en geest - of de samenwerking van de twee." James Read kende die gespleten heid ook, maar kon er mee niet omgaan. „Hij was aantrekkelijk als alledaagse mens. Heel ordi nair zonder buitengewone be gaafdheid. Iemand die ernst maakte van zijn leven. Hij heeft een journaal bijgehouden. Waar het is weten we niet, misschien heeft hij het verbrand of wegge stopt, maar dat het er was, bete kent ruimte voor mij als schrij ver om het te verbeelden." Verbeelding Het zijn precies deze lacunes in de geschiedenis die Brink zoekt. Waar feitenkennis ontbreekt, kan hij verbeelding de vrije teu gel geven. „Het is wel belang rijk om bij de feiten te begin nen, voor het raamwerk. Maar gelukkig zaten er zo veel gaten in hun levensverhalen dat het een uitdaging bleef om die in te vullen en werkelijk te kun nen her-verbeelden. Andermans leven kan alleen begrepen wor den met behulp van de verbeel ding. De wil om te begrijpen is de essentiële drijfkracht die al les aan de gang brengt en houdt. Daarom is een werk van verbeel ding meer dan een biografie kan zijn, onvergelijkelijk meer. Waar de werkelijkheid begint en waar de verbeelding, het is finaal onmogelijk om dat te zeg gen. Dit is een van de redenen dat ik blijf schrijven. Werkelijk heid en verbeelding, geen van de twee kan zonder de ander be staan." „Geweldig opgewonden." Zo omschrijft hij zijn gevoel over de stand van zaken in de Zuid-Afrikaanse literatuur. „Al vóór de politieke veranderingen van 1994 is er een nieuw elan zichtbaar geworden. De litera tuur is het domein voor het seis- André Brink Geboren 29 mei 1935'in het dorp Vrede in Zuid-Afrika. Streed al in de jaren zestig tegen de apartheid, samen met Breyten Breytenbach. Keert in 1968 na kort ver blijf in Parijs terug naar Zuid-Afrika en begint poli tiek gekleurde romans te schrijven. Diverse boeken werden ver boden of gecensureerd. Bekendste romans: Houd-den- bek, A dry whi te season (verfilmd met Do nald Sutherland), De dui- velsvallei, Donkermaan, De andere kant van de stil te. Brink was hoogleraar En gels aan de universiteit van Kaapstad. mografisch registreren van de veranderingen. En na 1994 is het alleen nog maar meer opge bloeid. De gretigheid en ontdek- kingslust in alle talen, zowel in het Afrikaans als Engels, en zelfs in de inheemse talen, bij zo wel vrouwelijke als mannelijke auteurs is zeer opwindend." Maar is hij ook zo enthousiast over de ontwikkelingen in het land zelf? Hij zucht. „Ik ben hoopvol voor Zuid-Afrika, in het algemeen nog wel, maar heel voorzichtig. Ik zie en geloof meer en meer dat het wonder lijk experiment van onze over gang bezig is mis te lopen. Er is nog reden om te geloven dat het wel goed gaat. Maar niet om de goede redenen. Zo moet het no ta bene de komst van het WK voetbal in 2010 zijn die de onwil lige regering ertoe dwingt veran deringen door te voeren en iets te doen ten aanzien van het ge weld. Het vervoersstelsel wordt aangepakt, en de armoede. Niet uit dringende, innerlijke wil, maar om praktische redenen van het imago van Zuid-Afrika in de wereld en om geld te ver dienen aan de wereldbeker. Ik hoop dat er na 2010 een genoeg aan stimulus is geweest om ver der te gaan. Ik hoop dat de eco nomische, sociale infrastructuur dan zo goed is dat het land niet meer met minder toe wil." Theo Hakkert Andre Brink: De bidsprinkhaan. Ver taling: Rob van der Veer - Uitgeverij Meulenhoff, 288 pag., 19,95.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 21