Virus van wantrouwen
en achterklap woekert
PZC
Poëzie als een
Weense wals
Ieder mens heeft iets van een kind in zich
Mensje
van Keulen
Het leven van
Oleg Popov
woensdag 10 januari 2007
nieuwe boeken
Gustave Flaubert: Geluk is on
mogelijk, een keuze uit zijn brie
ven - Mijn leven is zo vlak als de
tafel waarop ik schrijf, was een
van de gevleugelde uitspraken
van Gustave Flaubert (1821-
1880).
En aan dat bureau werkte de
Franse meester vrijwel dage
lijks aan zijn romans. Of schreef
hij brieven. In Geluk is onmoge
lijk is een deel van Flauberts om
vangrijke correspondentie opge
nomen die het tweede deel van
zijn leven beslaat.
Flauberts leven stond in het te
ken van schrijven. Hij móest
schrijven, elke dag weer, ook al
ervoer hij die arbeid niet zelden
als een tantaluskwelling. 'De
mens is niets, het werk alles',
placht hij te zeggen. „De kunste
naar moet in zijn werk zijn als
God in de schepping, onzicht
baar en almachtig, laat Hij over
al voelbaar maar nergens zicht
baar zijn", schreef hij in 1857
aan een lezeres.
Flaubert stelde zulke hoge eisen
aan zijn romans dat hij tijdens
zijn leven maar vijf werken pu
bliceerde: een bundel met drie
prachtige vertellingen en vier ro
mans, waaronder het beroemde
Madame Bovary (1857), het ver
haal van de dweepzieke en over
spelige vrouw van een platte
landsdokter.
Flauberts moeder maakte zich
wel eens zorgen over de 'onbe
weeglijkheid' van haar zoon. Hij
zette nooit een stap in de tuin en
vaak trof ze hem na uren van af
wezigheid nog op dezelfde
plaats en in dezelfde houding
aan, schrijvend en denkend.
Flaubert schreef tergend lang
zaam, soms niet meer dan een
alinea per dag. Hij was, blijkt
uit zijn brieven, zo buitenissig
kritisch over zijn pennenvruch
ten dat hij in staat was om die
ene alinea de volgende dag
hoofdschuddend te schrappen.
Toch onthield de mensenschuwe
Flaubert zich allerminst van ple
ziertjes. Het verhaal gaat dat hij
zich tijdens een diner in Parijs -
de schrijver was bepaald geen
smulpaap - zo verveelde dat hij
een stel prostituees liet opdra
ven met wie hij op het biljartla
ken de liefde bedreef.
Achteloos
Kwamen zijn romans moeizaam
tot stand, brieven schreef Flau
bert met schijnbaar achteloos ge
mak. Het was zijn manier om
contact met de buitenwereld te
onderhouden. Hierbij springt
vooral zijn correspondentie er
uit met de schrijfsters Louise Co-
lette (1810-1876) en George
Sand (pseudoniem van Aurore
Dupin, 1804-1876).
In dezelfde reeks is nu Geluk is
onmogelijk verschenen, waarin
brieven zijn opgenomen die
Flaubert schreef aan bewonde
raars, verwanten, vrienden en
gelijkgestemde collega's als Guy
de Maupassant (die hij als zijn li
teraire zoon beschouwde), Bau
delaire en Toergenjev. We lezen
over de moeizame schepping
van zijn romans Salammbö
(1862), De leerschool der liefde
(1869), De verzoeking van de
Heilige Antonius (1874) en Bou-
vard en Pécuchet.
Dat laatste boek, waarin hij aan
de hand van een satirisch duo
'de hele wereld wilde vatten',
zou onvoltooid büjven doordat
Flaubert in 1880 op 59-jarige
leeftijd plotseling aan een her
senbloeding stierf.
Samenstelling, vertaling, voorwoord:
Edu Borger. Uitgeverij De Arbeiders
pers, 347 pag., 25,-, Privé-domein
nr262.
eem je intrek in een
pension, observeer
i je medebewoners
een week of wat, hoor ze uit
en spin ze in, en voor je het
weet heb je stof te over voor
een roman.
T-c esef overigens wel dat ande-
-*-J'ren het kunstje al eerder
hebben geflikt. Denk maar aan
Balzacs meesterwerk Vader Go-
riot (1835) of aan Villa des Ro
ses (1913), het debuut van Wil
lem Elsschot. En vergeet Vicki
Baum niet, voorloopster van Ar
thur Hailey, die met Menschen
im Hotel (1929) een gigantische
bestseller op haar naam bracht.
Met De laatste gasten grijpt
Mensje van Keulen dus terug op
een beproefd procédé. Na de
dood van de tante bij wie ze in
woonde, gaat hoofdpersoon Flor-
rie als dienstmeisje werken en
wonen in d'Meihof, een pension
voor kunstenaars en aanverwan
te types.
Het is haar taak om tijdens de
maaltijden te bedienen en af te
ruimen. Wat ze van de tafelge
sprekken opvangt, is voldoende
om er een compleet netwerk van
betrekkingen uit te construeren.
Spil van deze microgemeen
schap is Alice Müller, een kreuk
vrije dame die uit naam van een
kunstminnende stichting het
pension bestiert. Onder de gas
ten is de goedgemutste kunsthis
toricus Emile Waterman het na-
drukkelijkst aanwezig. Hij ver
maakt het gezelschap met verha
len over zijn werk en dient ze
spelenderwijs ook heel wat van
zijn vakkennis toe. Schilder
Faan Fagel gedraagt zich min
der gentlemanlike, maar is al te
graag bereid zijn vrouwelijke
huisgenoten te portretteren, en
als het kan nog wat verder te
gaan. Claudia Tutéin heeft haar
intrek in d'Meihof genomen om
er een biografie te schrijven
over haar overleden echtgenoot,
de beeldhouwer Bennie Tutein.
Herman van Peski doet iets in
muziek, de stille en teruggetrok
ken Daphne Glasz werkt voor
een uitgever en het echtpaar
Stalpert-Van Randwijck ont
leent aan zijn aristocratische sta-
tus het recht op verblijf in dit
milieu.
Ook Florrie had zo haar rede
nen naar d'Meihof uit te wijken.
Een vader heeft ze nooit ge
kend, haar moeder overleed
toen ze nog maar een kind was,
en de ongetrouwde tante die
haar grootbracht deed geen
moeite om te verbloemen dat ze
verschrikkelijk de pest aan haar
verweesde nichtje had. Dus toen
haar kwelgeest eenmaal geveld
was door een herseninfarct kon
Florrie opgelucht ademhalen.
Of niet, eigenlijk. Want in de
ogen van tante's naaste vrien
den was zij het harteloze kreng
die de arme vrouw aan haar lot
overliet toen die hulpbehoevend
raakte.
Gewapend met het besef dat
men de lui niet kent als men ze
alleen maar van de buitenkant
ziet, probeert Florrie in d'Mei
hof haar weg te vinden. Indach
tig het advies dat bazin Alice
haar verstrekt, houdt ze emotio
neel afstand tot de gasten, maar
blijft niettemin een oplettend
waarneemster. Zo wordt ze al
gauw gewaar dat de meeste pen
siongasten niet degenen zijn
voor wie ze zich uitgeven. Met
het kunstenaarschap hebben ze
weinig of niets uit te staan en
dankzij het misbruik van wisse
lende namen en identiteiten we
ten ze hun verblijf in d'Meihof
veel langer te rekken dan de
drie maanden die er volgens de
statuten van de stichting voor
staan.
Charlatan
Zijn en schijn wisselen vooral
stuivertje in de persoon van Emi
le Waterman. Faan Fagel meent
hem te kunnen ontmaskeren als
een charlatan die alleen maar
doet alsof hij een eminent kunst
kenner is. Het kost hem weinig
moeite om de anderen aan zijn
kantte krijgen. Maar nadat de
belasterde Waterman het pen
sion heeft verlaten, woekert het
virus van wantrouwen en achter
klap voort, met het gevolg dat
het stel gasten de laatsten zijn
die d'Meihof mochten bevolken.
Zelfs Alice Müller kan zich niet
meer handhaven en trekt zich
terug, samen met Florrie, die in
haar bazin zowaar een tweede
moeder vindt. Zo eindigt deze
roman toch nog op een positieve
noot.
Het is zonneklaar dat Mensje
van Keulen geen hoge dunk
heeft van de artistieke kringen.
Wat ze in haar karakteristiek al
lemaal aan de werkelijkheid
heeft ontleend, weet ik niet,
maar dat d'Meihof overeenkomt
met een historisch voorbeeld
staat wel vast.
Enige jaren geleden sloten de
poorten van het deftige Wasse-
naarse pension De Pauwhof, ge
vestigd op een landgoed dat in
1940 door mevrouw Overvoor-
de-Gordon ter beschikking ter
beschikking werd gesteld aan
kunstenaars en wetenschappers
die behoefte hadden aan rust,
ruimte en verzorging. Van Keu
len kent dit oord uit eigen erva
ring, dus kon ze als een tweede
Florrie een keur aan verwikke
lingen uit haar geheugen opdie
pen, om ze te transformeren tot
een roman.
Toch blijkt het onderwerp niet
echt aan Van Keulen besteed.
Het verhaal wil maar niet op
gang te komen, en voor je het
weet is het alweer ten einde.
Met uitzondering van Florrie, in
wie de schrijfster zich nog aar
dig heeft weten in te leven, ont
stijgen de overige personages
het niveau van de karikatuur
niet. Al met al houdt dit boek
het midden tussen een flauwe
soap en een puberteitsdrama,
waarbij noch het een noch het
ander echt uit de verf komt.
Jaap Goedegebuure
Mensje van KeulenDe laatste gas
ten - Uitgeverij Atlas, 176 pag.,
€18,50.
Ik was op verre zeeën
tuk.
Nu zoek ik bij mijn peeën
geluk.
Een omheind streepken aarde
volstaat,
en draagt de waarde
van een daad.
Richard Minne (1891-1965)
Sla verderop rechtsaf. Sla na
tweehonderd meter rechts
af. Sla rechtsaf. In steeds meer
auto's klinken dergelijke in
structies. Het navigatieapparaat
spreekt. Nooit meer verdwalen,
altijd op weg. Alleen al daarom
is het een verademing, een dich
ter die op z'n plaats blijft. De
Vlaming Richard Minne was
zo'n dichter, de dichter van on
der meer een reeks 'Hoveniersge
dichten' waarvan het hierbij af
gedrukte het meest veelzeggen
de is.
Wat zeggen die dichtregels? Ei
genlijk zijn ze een poëtische va
riant op de prozaïsche medede
ling van de navigator. De woor
den bij het einde van de reis. Be
stemming bereikt, bestemming
bereikt. De dichter bereikte zijn
bestemming, bij zijn peeën, in
zijn tuin. En, zo blijkt verderop
in de 'Hoveniersgedichten', bij
de boeken: 'Ik denk aan
Tchekof/ waar ik loof trek of/
Tobbie melk.'
Het viel me bij het herlezen van
zijn werk op dat hij niet alleen
pleit 'voor de stilstand, maar
zich ook keert tegen de bewe
ging. De auto, de auto van de
schrijver Cyriel Buysse om pre
cies te zijn, wordt gehekeld: 'Gij
rijdt per auto, Cyriel,/ en wij
per fiets./ Gij neemt veel plaats
in/ en wij niets.' Verder wijdt
hij een gedicht aan internationa
le treinen, een lofdicht zou je tot
het allerlaatste moment zeggen.
'Laat vrij baan aan de interna
tionale treinen', opent hij. Het
lijkt een jubel, het blijkt een
jammerklacht. Want wat bren
gen de internationale treinen
Richard Minne
volgens de slotwoorden1:
voor citroenen'. Waars
voorafgaande regels, is
over het zelfvertrouwen;
geslacht 'dat kroop in j
gens en in palankijns
aan 140 ijlt doorheen
een heel andere lading i
De navigatie van de leze
gen, de oriëntatie van:
bliek verstoord, daar Te
goed in. Een spotter die:
beeld het scheppingsvr
een heel eigen wijze sane
'God werd moe en lastig
lang had hij geschapen.":
boterbloemen,/ rhumats
pen.'
Zo'n dichter verdient al
pathie. Maar verdient:
een Verzameld werk.
Richard
Minne
den, met register en ven?
ding? Zoiets officieels)
bij deze gedichtjes en i
tjes. Het past ook met bi
scheidenheid van dedicllt1
over z'n werk slechts in ra
woorden sprak. Hij schii
gens over 'den troost var
gen lied'. Dat zor
gen zeggen, 'niet voor t
en de eeuwigheid, maar
voor 't heden./ Dat m
een blijden dag te meer.
is veel.'
Dit is het credo van
Minne, hetzelfde wore:
in andere woorden herb
een kwatrijn voorspelt 1:,
les eens goed en schoons
den: 'De dagen krijgen8
ten toon/ gelijk een Wis
en geven/ slechts blijhc
't leven.' Als een Wees
het is ook een omschopt
deze poëzie. De dichter
blijf hier ter stede' maa
pas op de plaats, maare
op de plaats. Wals nar
naar rechts, naar redt
rechts tot je doolt en du:
Mario I*
Richard Minne: Venavii
Tekstbezorging Yves TSjct
verij Van Oorschot, 36$ p?
29,50.
Niet uit liefde voor het circusvak, maar vanwege
honger en dwang. Zo is Oleg Popov ooit begon
nen als clown. De 76-jarige Rus lijkt onvermoeibaar
en treedt nog steeds op, zoals onlangs tijdens het
Kerstcircus in Den Haag. Onlangs verscheen zijn le
vensverhaal: Mijn leven als clown.
Als zijn baantje als typograaf bij de Pravda iets beter
had verdiend, had Oleg Popov (1930) vermoedelijk
nooit auditie gedaan aan de circusschool in Moskou.
„In die tijd werd je betaald in voedselbonnen. Ik had
vaak honger", vertelt hij.
„Leerlingen van de circusschool kregen vijftig gram
brood extra per dag. Daarom ben ik er begonnen."
De beroemdste clown ter wereld haalt herinneringen
op, ter gelegenheid van het verschijnen van zijn bio
grafie. Met een permanente twinkeling in zijn ogen
vertelt de zachtaardige Rus over zijn leven, terwijl hij
even vrijaf heeft van het Groot Russisch Staatscircus.
Ondanks zijn leeftijd denkt de clown niet aan ophou
den. Sterker nog, Popov bedenkt nog steeds nieuwe
nummers. Vooral in de zomermaanden als hij dage
lijks traint om in conditie te blijven. Zo'n tweehon
derd acts heeft hij inmiddels, veel meer dan welke an
dere clown ook. „Die ontstaan als vanzelf in mijn
hoofd, mijn circuscomputer", zegt hij. „Ik bekijk het
leven, zie wat er gebeurt in de wereld en kom zo op
ideeën. Ook bezoek ik graag vlooienmarkten en twee
dehandswinkeltjes. Dan zie ik weer iets wat ik mis
schien kan gebruiken voor een act."
Popov is het toonbeeld van de repriseclown, de tra-
gi-komische figuur die een circusprogramma aan el
kaar verbindt met parodiërende nummers. Zijn acts
zijn lyrische verhaaltjes, waarin hij vaak andere ar
tiesten of het publiek op de hak neemt maar uiteinde
lijk zelf bedrogen uitkomt. Dat clownspersonage is in
De 76-jarige Oleg Popov treedt nog steeds op.
de loop der jaren gegroeid. „Ik heb er nooit een oplei
ding voor gehad", vertelt Popov. „Het was namelijk
nooit mijn bedoeling om clown te worden."
Op de circusschool van Moskou leerde hij acrobatiek,
jongleren en, zijn specialiteit, balanceren op het slap
pe koord. Geen clownerie. „In 1951 moesten we er
gens optreden, maar de clown had zijn arm gebroken.
Toen zei de circusdirecteur ineens: 'Popov, jij bent de
clown'. Een keuze had ik niet. Er heerste een totali
tair regime, je deed wat je werd opgedragen, 's
Avonds moest ik beginnen.
Die eerste keer als clown in de piste kan hij zich niet
meer scherp voor de geest halen. „Het is als een dikke
mist, ik weet niet meer wat ik gedaan heb. Ik was zo
nerveus dat ik niet eens naar het pubhek durfde te kij
ken. Ik was als een baby die in de oceaan werd ge
gooid om te leren zwemmen. Pas na drie, vier voorstel
lingen heb ik pubhek zien zitten."
Echt plezier in het clown spelen kreeg hij pas jaren la
ter. „Ik keek veel naar films van Charlie Chaplin, die
ik sterk bewonderde. In een van die films gaf hij een
ballon aan een kind. Toen ik dat zag, kwam een dier
bare herinnering bij me boven", vertelt de Rus. „Toen
ik zes jaar was, nam mijn vader me mee naar het cir
cus. Dat was een jaar voordat hij spoorloos ver
dween, vermoedelijk door het Stahn-regime. In dat
circus kreeg ik van de clown een ballon, dat was in
die tijd een ongelooflijk groot cadeau. Ik het hem
daarna voorzichtig leeglopen en bewaarde hem onder
mijn kussen, als een kostbaar bezit. De herinnering
aan die gebeurtenis uit mijn kindertijd bracht het be
sef naar boven dat ik ook als clown iets bijzoü
weeg kon brengen." Vanaf dat moment k«
zijn ziel en zahgheid in de clown leggen. „1$
heeft in zijn binnenste iets van een kind va
Als clown probeer ik het publiek daar iets
te laten vinden. Zoals mijzelf overkwam mot:
Ion. Dat is voor mij het belangrijkste." Dat
ommekeer, van een technische clown naariö
vanuit zijn hart kon spelen, groeide hij uit to
nu is. Popovs beeltenis, met zwart-wit geruiK
eenvoudig geschminkt gezicht, is inmiddels
wijd bekend. Hij heeft er zelfs patent op.
In de biografie wordt, naast het succes, ook d
re kant van zijn leven beschreven. Zoals zijni
leurstehing over de Russische regering.
mij af met een pensioentje van een paar*
maand terwijl ik miljoenen voor ze heb verdia
pov woont daarom al zestien jaar met zip
vrouw Gabi in Duitsland en weigert elke uito
om Rusland te bezoeken.
Een andere zwarte bladzijde is het overii)
zijn eerste vrouw Sanya. Popov, met het i
tournee in Duitsland, besloot toen niet na
vaart in Moskou te gaan. Dan zou het circus
vijf dagen stilliggen en zouden zijn collega's
dienen. In plaats daarvan hield hij in de pü
lege tent een ritueel om Sanya te herdenken
Het is de ontroerendste passage in het boek.
publiek houdt Popov deze kant verborgen,
hebben geen boodschap aan mijn verdriet
„Ze komen om vermaakt te worden."
Oleg Popov: Mijn leven als clown, i.s.m. MelleN* I
Uitgeverij Lannoo, 19,95.