De leeuwerik is weer geland PZC De kippen zijn met moeite uit de kas gejaagd 23 Bodem bepaalt bovengrondse groei Zangvogels profiteren van proefvlakken dinsdag 9 januari 2007 Landingsstrip voor leeuweriken bij 's-Heer Arendskerke. De vlakjes in graanpercelen moeten ervoor zorgen dat de leeuweriken in de broedtijd genoeg eten kunnen vinden. foto Willem Mieras Heeft de veldleeuwerik er wat van gemerkt dat 2006 het jaar van de veldleeuwerik was? In Zee land in elk geval wel. Onder meer door de aanleg van faunaranden en 'landings strips' in het koren. Ook is duidelijker geworden dat zonder steun van de mens de zangvogel het loodje legt. In Zuidwest-Nederland is de afname van de akkervogels, waaronder de veldleeuwerik, het snelst gegaan, vertelt Alex Wieland van de Stichting Land schapsbeheer Zeeland (SLZ). De afgelopen jaren met tien pro cent per jaar. „Zeeland was van oorsprong hét bolwerk en de achteruitgang is er het grootst." Daarom is Wieland blij met de toegenomen aandacht voor de akkervogels en in het bijzonder de veldleeuwerik. „Zeeland is één van de provincies die met ex perimenten voor akkervogels voorop loopt." De leeuwerik vlakjes in graanpercelen noemt hij een uitstekend voorbeeld. Doel ervan is meer eetgelegen heid te scheppen in de broed tijd. In die periode is de behoef te aan eten, vooral voor de jong geborenen, veruit het grootst. Is er niet genoeg eten, dan mislukt het voortbrengen van nage slacht. Komt dat er niet of onvol doende, dan sterft een soort op den duur uit. Vorig jaar zijn er zo'n tweehon derd vlakjes (landingsstrips) aangelegd op twintig plekken, het meest in percelen wintertar we. Streven is dit ook dit jaar weer te halen. SLZ heeft boeren via de agrarische natuurvereni- gingen opgeroepen mee te doen. Ook al is de wintertarwe allang ingezaaid en ontkiemd, dat kan nog altijd tot omstreeks maart. Kwestie van een stukje omrote- ren. Per bedrijf kunnen tien tot twin tig leeuwerikvlakjes aangelegd worden (twee per hectare zijn wenselijk). In de directe omge ving (honderd meter afstand) mogen geen bomen, huizen of drukke wegen aanwezig zijn. Met bespuitingen tegen ziektes kunnen de vlakjes gewoon mee- gespoten worden. Er staat een vergoeding van 25 euro per vlak je tegenover. Er is met name be hoefte aan deelnemers op Tho- len. Flauwekul Menige boer doet er wat lache rig over en vindt het maar flau wekul. Het helpt niks, is de gangbare opvatting. Alex Wie land is het daar niet mee eens. „In gebieden waar geen veldjes zijn, vestigen akkervogels zich wel in het begin van het broed- seizoen, maar trekken ze daarna weg. In gebieden met vlakjes blijven ze langer. De veldjes bie den voedsel in een periode dat de vogels elders heel moeilijk aan eten kunnen komen." Hij legt uit dat akkervogels het moeten hebben van een gewas met kale grond. Als die grond onder invloed van de stijgende temperaturen opwarmt, zijn er makkelijker bodeminsecten te vinden. „Is dat niet het geval, dan krijgen ze in plaats van drie jonkies er maar één. Dat is te weinig om de populatie in stand te houden." Bij zomergranen die pas later in een jaar tot wasdom komen, Zeeland was het bolwerk van akkervogels, waaronder veldleeuweri ken, maar de afgelopen tien jaar is hun aantal flink gedaald. De veldleeuwerik krijgt nu met landingsstrips en faunaranden extra aandacht. foto Niek Oele was er voor de leeuwerik vol doende ruimte om te kunnen nestelen (kaal genoeg), zeker om een tweede broedsel te kunnen produceren. Bij wintergranen, die in de broedtijd verder zijn gegroeid, hoort dat niet meer tot de mogelijkheden. De vlakjes kunnen daarin voorzien. Wieland onderstreept dat van de vlakjes geen wonderen ver wacht moeten worden. „Met de vlakjes schiet de stand heus niet als een raket omhoog, maar ze vertragen de achteruitgang wel." Hij geeft aan dat april, mei, juni de kritieke periode is. „Als ze jongen moeten voeren, hebben ze meer eten nodig." De stichting Sovon (Vogelonder- zoek Nederland) heeft onder zoek gedaan naar de resultaten van tien proefvlakken in Zee land. Binnen elk proefvlak werden in de helft van de graan velden leeuwerikveldjes aange legd en in de andere helft niet. Conclusie: in graanpercelen zon der veldjes nemen de aantallen zangvogels af en lijkt het on waarschijnlijk dat de vogels in die percelen nog in staat zijn een tweede, laat staan een der de, legsel succesvol uit te broe den. In de percelen met vlakjes zijn de kansen op broedsucces groter. Vliegen en zingen Frans Lokerse, boer bij 's-Heer Arendskerke, had vorig jaar in zijn perceel Zeeuwse Vlegel (wintertarwe) enkele veldjes. Of ze resultaat opleverden, weet hij niet. „Ik heb de veldjes gekoes terd, maar ben er niet gaan kij ken. Ik heb ze bewust met rust gelaten." Wel heeft hij veldleeuweriken zien vliegen en horen zingen. „En ik had ze de laatste jaren toch niet meer gehoord." De veldjes bezorgden hem bij het bewerken en oogsten geen enke le overlast. „Wat kun je er voor last van hebben? Er is wat min der opbrengst." Dit jaar legt hij geen vlakjes aan. De percelen met tarwe lig gen niet op de voor leeuweriken gunstige plaats. Hij is wel van plan wat te doen met het in zaaien van faunaranden die ge schikt zijn voor zangvogels. „Het gaat er vooral om het een beetje leuk te maken voor die vo gels." Rinus Antonisse Het landschap in Zeeland lijkt op het eerste gezicht nogal saai. Vooral akkers, afge wisseld met wat weilanden. In derdaad overheersen de land bouwgronden (cultuurland), maar zonder veel moeite zijn er ook overal natuurgebieden te ontdekken en hier en daar wat bossen. Het buitendijkse land schap is een verhaal apart. Daar overheersen platen, slikken en schorren, gevormd onder in vloed van het getij. Alles bij elkaar is er sprake van een grote verscheidenheid in het landschap. Voor een belangrijk deel is de mens daar debet aan. Maar zeker zo belangrijk is wat er onder dat landschap zit, ofte wel de bodem. De ondergrond is behoorlijk bepalend voor wat er bovengronds groeit en bloeit. Kijk maar naar het verschil tus sen de duinen en het land erach ter. Of naar de zandgronden in de Zeeuws-Vlaamse grensstreek en de klei in de polders langs de Westerschelde. In het boek Bodem onder het landschap, geschreven door Jan Bokhorst, wordt het allemaal uit de doeken gedaan. Aan de hand van de bodem verklaart hij de verschillen in natuur en landbouwgebruik. Waarom ko men de lekkerste kersen uit de Betuwe? Wat verklaart de aan wezigheid van ijzerfabrieken langs de IJssel? Waar zijn de meeste zangvogels te vinden en waarom? Per provincie gaat Bok horst er op in. Hij geeft aan dat in Nederland een unieke situatie aanwezig is. Door inpolderingen of duinvor ming zijn er tamelijk veel bo dems, die nog maar kort begroei ing hebben. Die kunnen goed vergeleken worden met gronden die al heel lang ook onder in vloed van planten zijn gevormd. Rode draad is sowieso dat veran deringen in de bodem, of die nu oud of jong zijn, veroorzaakt zijn door de groei van planten. Riet Op kleigronden, die in Zeeland overheersen, is in het begin vaak een begroeiing met veel riet aanwezig. Daarna komen de eerste bomen: wilg of els. Dan de es en vervolgens eik, beuk en linde. In de ondergroei zijn aan vankelijk brandnetel en kleef kruid bepalend, later gevolgd door kruidachtige en heesterach tige planten. Bij het ouder wor den van de grond vereenvoudigt de plantengroei weer en blijven onder meer braam, buntgras en bosbes over. De Zeeuwse zeekleigronden zit ten volgens Bokhorst in de fase van humusarme klei die steeds rijker aan humus en beter door- wortelbaar wordt. Vandaar de overwegend gunstige omstandig heden voor de landbouw. Door de kalkrijkdom is een bodemle ven aanwezig dat snel de plan tenresten omzet. Door de rijke bodem zijn er veel brandnetels op die plaatsen waar de mens zich niet zo sterk met het beheer bezig houdt. Er is dan al gauw sprake van verruiging, wat ove rigens de natuurwaarden ver- mindert. De akkerbouw die op oudste kleigronden - afgezet bovenop het veen - wordt bedreven, da teert al van enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling. Om streeks 1100 na Christus is be gonnen met de aanleg van dij ken en de, zeker in Zeeland, vele inpolderingen. Daardoor zijn de kalkrijke gronden in verschillen de perioden ontstaan. Sponsstructuur Bokhorst geeft aan dat de laag onder de bouwvoor goed door- wortelbaar is. Dit hangt samen met de ontstaanswijze. De klei is bezonken in een plantengroei van schorren. Dieren hebben er gangen gegraven, waardoor de wortels van de huidige planten het grondwater bereiken. Dit heet een 'sponsstructuur'. Door gebruik van steeds zwaardere machines is op veel landbouw grond die luchtige laag verdicht en dat remt de beworteling. De jonge kleigronden in de Flevo- polders verschillen in dit op zicht flink van die in Zeeland. Door het landbouwgebruik zijn natuurgebieden met een oor spronkelijke plantengroei nau welijks meer aanwezig, Het zijn allemaal akkers, soms weiden en bebouwing, aldus Bokhorst. Het gevolg is een open land schap. De kalkrijkdom van deze gronden (afgezet tussen 1500 voor Christus en heden) is geble ven. Kalkarme gronden komen vooral voor op Walcheren. Van een heel andere orde zijn de duinzandgronden, ongeveer 6000 jaar geleden gevormd, In Zeeland aanwezig op de koppen van de eilanden. Bij de Verklik kerduinen op Schouwen en Oranjezon op Walcheren is nog steeds sprake van duinvorming. Langs de grens van Zeeuws-Vlaanderen zijn droge zandgronden te vinden. Heel oud, ze ontstonden tijdens de ijs tijden van 70.000 tot 10.000 jaar geleden. Het zand waaide over vanuit het toen droge gebied rond de Doggersbank. Dekzan- den worden ze genoemd. Rinus Antonisse Bodem onder het landschap. Ontdek het fundament van na tuur en boerenland. Door Jan Bokhorst. Uitgeverij Roodbont, Zutphen. Prijs 22,50 euro. De Zeeuwse zeekleigrond is zeer geschikt voor landbouw. foto Peter Nicolai In een verre hoek van de Vroonlandseweg in Ka- pelle telen Ivo van Gaa ien (40) en Janette van Gaalen-Doppenberg (38) aardbeien onder ruim een halve hectare glas. Ze telen ook kersen, frambozen en bessen en verderop in het dorp pe ren en appels. De kinde ren, Wilco, Lilian, Jan, Annemieke, Miranda en René helpen af en toe ook een handje. In On der glas volgen we het gezinsbedrijf van week tot week. Het leven zou saai zijn als er alleen maar werk was. Ze ker nu de maatschap Van Gaa ien de laatste loodjes van het knipwerk draagt, beginnen Ja- nette en Ivo het een beetje beu te raken. Daarom was het ach teraf wel grappig dat een deel van de kippen weigerde terug naar het kippenhok buiten te verhuizen. „We dachten ze in één grote groep, als een soort kippendrij- vers, de kas uit, naar hun nieu we hok te jagen", vertelt Janet te. „De meesten trapten daar wel in, maar een deel wilde per se in de kas blijven." Ivo: „Dus 'wij dachten slim te wezen, en probeerden ze 's nachts van hun stok te plukken. Dat lukte wel met één kip, maar de rest schoot luid kakelend in pa niek." In de veronderstelling dat kippen een tikje dom zijn en vergeetachtig, werd de volgen de avond een tweede poging ge waagd. „Maar niks dom en ver geetachtig, zodra we de kas bin nenkwamen, stoven ze alle kan ten op." Ivo was toen al van plan het een keer overdag met een net te pro beren, maar Janette dacht een andere tactiek uit. Ivo: „Ze ging het na een dag weer proberen en het inislukte dus opnieuw. Toen ik in de kas ging kijken, zat ze op haar knieën stilletjes te wachten tot de kippen weer gingen slapen. Ik zei nog: 'Nu ga je echt met de kippen op stok'. Na vijf minuten was ze ook terug in huis." Janette: „Ik dacht: Als ik nu maar heel stilletjes blijf zitten, zien die kippen het verschil niet meer tussen mij en een plukkar- retje. Ik was van plan toe te slaan zodra ze op stok zaten." Uiteindelijk is het restje pluim vee met een net gevangen en ver huisd. Nu mogen de konijnen, de ene dag de mannetjes en de andere dag de vrouwtjes, vrij in de kas rondhuppelen. Ronduit dramatisch waren de gevolgen van de oudejaars- storm. De tunnel, die ze samen met bloed, zweet en tranen heb ben opgebouwd, is helemaal aan gort gewaaid. De sterke wind heeft vat gekregen op het beginnetje, en alle buizen en plastic zijn tegen de grond ge waaid. „Ik heb de schade nog niet echt kunnen opnemen, want er stond nog te veel wind. Als je dan gaat kijken, bescha digt er alleen maar meer. Wat als een paal boven water staat, is dat we een hoop werk op nieuw moeten doen." Ivo hoeft in ieder geval niet al te veel na te denken over het programma voor de komende weken: de tun nel weer opbouwen, er zit niks anders op. De jaarwisseling is net iets an ders verlopen dan Janette ge pland had. Dat kwam doordat Ivo een vergeten boodschap ging doen en twee bossen bloe men kocht. „Ik kwam ermee thuis toen ze net aan het oliebol- lenbeslag bezig was. Dat ging niet naar haar zin, dus in plaats van in zwijm te vallen voor zo veel romantiek, smeet ze de bloemen aan de kant om de wor steling met haar beslag te kun nen voortzetten. Dan weet je meteen waarom ik maar hoogst zelden zo'n mooi gebaar maak." Maar wat Janette nog dwars zit, zijn de oliebollen zelf. „Toen het beslag klaar was, en gerezen, ben ik aan de gang ge gaan met twee lepels, zoals ik het mijn moeder altijd heb zien doen. Wat er ook van terecht kwam, geen echte oliebollen. Het werden allemaal rare lange drolletjes en toen kwam Ivo, die dacht dat hij het beter kon. Het ergste was dat dat ook waar was." Ivo: „Ik heb Jan om de juslepel gestuurd en vervolgens samen met hem de fraaiste olie bollen ooit gebakken. Wel hon derd." Janette gromt dat ze er vanuit ging dat Ivo het na vier bollen wel beu zou zijn. „Maar hij kreeg er lol in. Nu moet ik het hele jaar horen dat ik geen oliebollen kan bakken." Als de kinderen helpen bij het knippen, ontbrandt van tijd tot tijd de strijd om de radiozen der, een popzender of Omroep Zeeland. De volwassenen win nen ook weieens, en afgelopen week kon Janette het niet laten om met een spelletje mee te doen. Ze won een verrassings pakket met het antwoord op de vraag wie de loco-burgemeester van Kapelle is. Ivo: „Wij ston den allemaal keihard Gieljan Burger te roepen, en Janette ant woordde 'Jan Burger'. Maar ze rekenden het goed. In de Staats loterij heeft ze 6,75 euro gewon nen, dus je kunt echt wel zeg gen dat ze een geluksvogel is." Janette: „Die tien miljoen die ik op dat halve lot zou gaan win nen, had ik al helemaal uitgege ven en verdeeld. We hadden al een vaste medewerker voor veer tig uur, de bijkeuken was ge voegd. het huis elke 'veek brand schoon en noem maar op. Maar ja, van zo'n lot moet je de mees te lol vóór de trekking hebben. Daarna is er niks meer aan." Ondanks de tegenvallende gok- winst, is het zondag toch feest geweest, want Wilco was jarig. Met zijn cadeau's: hardco- re-cd's en halters om te trainen, doet een nieuw tijdperk zijn in trede in huize Van Gaaien: dat van de stoere gabbers. Het grut wordt stilaan groter. Mieke van der Jagt

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2007 | | pagina 23