Zwart én blank verliezen
Niets wat onteert
21
André Brink
Hafid Bouazza
vertaalt
woensdag 27 december 2006
poza
jnathan Littell: Les Bienveil-
■n(es - Hij is amper veertig jaar
■d en nu al auteur van een
festerwerk. De Amerikaan Jo-
alhan Littell heeft de Franse li-
fttuurwereld in grote staat
au opschudding gebracht met
ijn historische roman Les bien-
(j(tantes. Littell neemt de lezer
i 900 pagina's lang mee in
afschrikwekkende wereld
j Obersturmbannführer Maxi
men Aue, die in de oorlogsja-
a dienst doet bij de SS. De in-
oud ligt zwaar op de maag en
sft een ontluisterende inkijk
nazi-Duitsland en de functio-
jnssen van het regime. De ro
an is in Frankrijk een bestsel-
,-en won reeds twee belangrij-
prijzen: de Prix de la Littéra-
3e Aancaise en de Prix Gon-
vjrt. De Nederlandse vertaling
aschijnt bij de Arbeiderspers.
!sar dat gebeurt volgens de uit
eer pas in de zomer van 2008.
iet boek weegt ruim twee kilo,
aar vliegt in Frankrijk de win-
uit. Het is onderwerp van
aderden debatten. Niet alleen
literaire kringen of onder in-
ilectuelen, maar ook gewoon,
de Franse huiskamers. De gro-
vraag is: mag je de gruwelen
in de Tweede Wereldoorlog zó
romanvorm gieten, dat je af
toe sympathie móet voelen
or de hoofdpersoon die
•haamteloos deel uitmaakt van
at abjecte bewind,
r wordt door de oude Maximi-
rn Aue in het begin van de ro
an al een begin van een ant-
oord gegeven.
i hij maakte deel uit van de
:ensen die een volkerenmoord
ebben gepleegd. Maar dat ge
arde vanuit een idee. En als
sderen de macht van de nazi's
adden gehad, dan hadden zij
nisschien weer anderen ver
word. Deze 'goedmaker' de
alt door de roman heen. Zoals
ok de schuldvraag immer op-
likt. Want waarom zou je de
oldaten die een nekschot gaven
sroordelen, waarom de solda-
ai die het gas in de gaskamer
nerpen executeren, als je dege-
die de wissel omzette zodat
t trein naar het kamp kon rij-
vrijpleit.
Ie'reis' van Aue voert via de
lekraïne naar de Kaukasus,
raar hij deel uitmaakt van een
insatzgruppe die in het kielzog
inde Wehrmacht joden, bolsje-
rieken, zigeuners en andere on
gewenste elementen uitmoordt,
let zeer gedocumenteerde boek
littell werkte drie jaar aan de
joman, reisde naar de beschre-
psteden, las verslagen en boe
ien) zorgt voor 900 pagina's kip
penvel. De dialogen, de beschrij-
iingen: op elke pagina van het
ioek staan juweeltjes, die regel-
oatig een valse schittering afge-
ien door het relaas van de gru-
relen. Het is jammer dat Les
inveillantes, genoemd naar
leGriekse wraakgodinnen, pas
voor het Nederlandse pu-
Éek beschikbaar komt.
ïtgeverij Gallimard, isbn
•07-07809 7-X. Prijs in Frank-
ijk€25,-.
lk land krijgt de literatuur die
het verdient. Als de hemel laag
hangt en de bewoners zich bij
klaarlichte dag het liefst opsluiten ach
ter de vitrage, dan is de kans groot op
een binnenvettersliteratuur. Is een land
zo weids en leeg dat het naadloos over
gaat in de hemel, staan de mensen er zo
alleen voor dat ze elkaar even hevig lief
hebben als wantrouwen, dan kunnen de
vonken van tussen de pagina's spatten.
De verschillen tussen het knusse en be
nauwde Nederland en het kale, onher
bergzame en droevige Zuid-Afrika (waar
Nederland enige tientallen malen in past)
zijn groot. De verschillen zijn des te opmer
kelijker nu het ene land via een taaie navel
streng verbonden is het met het andere. Met
voorbijzien aan een historisch resumé dat
gemakkelijk enige eeuwen zou kunnen om
spannen geef ik wat voorbeelden die zijn
ontleend aan André Brinks roman De bid
sprinkhaan. We schrijven begin negentien
de eeuw. De Kaapkolonie, net van Neder
landse in Britse handen overgegaan, is be
stuurlijk en cultureel nog een onbeschreven
blad. In de buitengebieden tasten kolonis
ten en inheemse bewoners eikaars grenzen
af, ten koste van veel doden. Kerkgenoot
schappen proberen greep te krijgen op de
onontgonnen gebieden en sturen hun zende
lingen als verspieders vooruit.
Onder die evangelisten bevindt zich de uit
Leiden afkomstige dominee Van der Kemp,
een man die zijn spirituele bevlogenheid in
een eerder leven de gedaante zag aannemen
van rokkenjagerij en drankzucht. Wat dit
betreft vindt hij zijn evenknie in Kupido
Kakkerlak, de vrijgelaten slaaf die in De
bidsprinkhaan de hoofdrol vervult.
Kupido laat zich na een leven van hoeren en
snoeren door Van der Kemp bekeren en in
een woest kolkende rivier dopen. Vervol
gens wordt hij actief in het evangelisatie
werk. Net als zijn leidsman en grote voor
beeld weet hij met zijn preken stenen har
ten te vermurwen. Wie niet goedschiks een
kind van de Heer wil worden, krijgt de blij
de boodschap er met harde hand ingetim-
merd.
Archieven
Brink heeft zijn personage niet bedacht,
maar opgediept uit negentiende-eeuwse ar
chieven. Kupido Kakkerlak, een zogenaam
de Hottentot (liever gezegd een lid van het
Khoi-volk) die na enige jaren van gedwon
gen dienstbaarheid het vrijbuiterspad op
gaat en langs een omweg de eerste zwarte
zendeling wordt, heeft werkelijk bestaan.
Met behulp van aanvullende historische ge
gevens gaf Brink hem reliëf en contour, en
waar er leemtes bleven bestaan zette hij zijn
verbeelding aan het werk. Toch houdt Kupi
do genoeg raadselachtigs om de lezer op het
puntje van zijn stoel te houden.
Niet alleen voor ons is Kupido een mysterie,
ook voor zichzelf. Omtrent zijn afkomst en
geboorte tast hij in het duister. Naar ver
luidt heeft een arend hem uit de hemel laten
vallen. Hij sterft als hij een paar dagen oud
is, maar op het moment dat men zijn grafje
dicht wil gooien strijkt er een bidsprink
haan op zijn lichaampje neer en wekt het
weer tot leven.
Het is goed om te bedenken dat het insect in
het Afrikaans 'hottentotsgod' heet, want
En jij Umama weet niet
Dat jij alle vrouwen overtreft in nauwheid en gloed
En wat mij bekoort aan jou tijdens de gemeenschap
Is het leven van je tong en het sterven van je blik
vertaald door Hafid Bouazza (geb.1970)
dat levert de verklaring voor Kupido's uit
zonderlijke lot.
De mooiste karakteristiek van de hoofdper
soon is de zin waarmee Brink zijn boek be
gint: 'Kupido Kakkerlak werd niet op de ge
wone manier uit zijn moeders lichaam gebo
ren, maar uitgebroed in de verhalen die ze
vertelde.' Daarmee wordt het accent gelegd
op de bijzondere stijl van De bidsprink
haan. Het eerste deel, dat herinnert aan de
fantastiek van Garcia Marquez' befaamde
Honderd jaar eenzaamheid, is vormgegeven
met behulp van de mondelinge verteltradi
ties van zuidelijk Afrika, maar dan gekruid
met een meesterlijke ironie. Deel twee, een
getuigenis van Kakkerlaks collega-zende
ling Read, werd gemodelleerd naar het for
mele predikantenjargon van de negentiende
eeuw. In het laatste deel wordt de toon rond
uit tragisch.
De tragiek heeft alles te maken met de moei
zame, zo niet onmogelijke omgang van
blank en zwart. Hoe begaafd en begenadigd
Kupido ook is, hij kan niet slagen, simpel
weg omdat hij in de ogen van de dominante
klasse de verkeerde huidskleur heeft. Met
die constatering opent Brink een perspec
tief op latere ontwikkelingen die van het
twintigste-eeuwse Zuid-Aftrika een door en
door verscheurde natie maakten, met uitslui
tend verliezers. Het besef dat die verliezers
zwart én blank zijn, klinkt door in een pas
sage over het schrikbewind waarmee witte
bazen hun onderhorigen terroriseren: 'We
waren blind voor de eenvoudige waarheid
dat ook zij menselijk waren, mensen die het
zwaar te verduren.hadden en niet genoeg be
grepen - van ons, van de inheemse bevol
king, van hun eigen tekortkomingen en voor
oordelen - en ten slotte in de greep van die
heilloze angst geraakten, de angst voor het
land zelf.'
Jaap Goedegebuure
André Brink: De bidsprinkhaan - Vertaald door
Rob van der Veer. Uitgeverij Meulenhoff 288 pag.,
€19,95.
Zo ziet de hemel eruit, de he
mel volgens de koran. 'Voor
de vrezenden is er een plaats
van gelukzaligheid: Tuinen en
wijnranken en gezelinnen met
geronde boezem.' Maai- die woor
den mogen toch niet in één
adem? De woorden alcohol en is
lam. Woorden over allerminst
heilige boezems in het heilige
boek. Hafid Bouazza laat onbe
vreesd zien dat deze begrippen
bij elkaar passen. Niet volgens
de fanatici van vandaag mis
schien, wel volgens de oude
bronnen.
In verschillende uitgaven be
wees hij zich als vertaler van
Arabische poëzie. Hij heeft er
de kennis voor, al heel zeld
zaam. Hij heeft er ook de weelde
rige woordenschat voor, nog
zeldzamer. Door zijn vertalin
gen gaat het je duizelen, en zo
hoort het. Want de gedichten
waarmee hij zich bezighoudt
zijn zintuiglijk, poëzie van klein
en geur. Poëzie die minder uit
de geest, meer uit het lichaam
voortkomt.
Hoe kan het ook anders, als je
gelooft in zo'n hemel. In een he
mel waar je louter lijfelijke lus
ten wachten. Tuinen die je laten
snuiven, wijnranken die je laten
drinken, gezelinnen die je laten
tasten.
En nog wel meer dan tasten.
Ook deze genietingen worden
door de koran aangemoedigd in
plaats van belemmerd: 'Uw
vrouwen zijn een akker voor u
zo komt dan tot uw akker zoals
gij maar wilt.' Vele variaties, en
daarvan wordt er in de bundel
Om wat er nog komen moet een
aantal getoond. Door Dick Mate-
na die het boek illustreerde en
door de vertaler.
'Pornografica' geeft Hafid
Bouazza als ondertitel. Die be
grippen vind ik nu niet bij el
kaar passen, porno en poëzie.
Porno is laag en banaal. Voor
poëzie, zeker ook voor de hier
bijeengebrachte Arabische poë
zie, geldt het tegendeel. Wat is
dat voor pornografie, pornogra
fie die vol verheven wendingen
staat? Vol aanroepingen als: 'Bij
de oogopslag van herten over de
schouder.' Vol vergelijkingen
als: 'Heimelijker en lichter dan
het binnentreden van eikels.'
Dat klinkt als Sapfo, waar
schijnlijk een bewuste keuze
van de vertaler, want het gaat in
dit geval over de lesbische lief
de: 'Hoe vaak hebben wij o zus
ter tribadisme bedreven.'
Porno is van een verpletterende
ernst, deze poëzie overrompelt
je juist van vrolijkheid. Iemand
beklaagt zich spottend dat hij
door zijn pik wordt geregeerd:
'hij is mijn emir en mijn vizier.'
Vooral ook is porno gedompeld
in schande, alles moet duidelijk
maken: je bent op verboden ge
bied. Daarvan is in deze dui
zend jaar oude gedichten geen
sprake. Een meisje ontkleedt
zich. Nou ja ontkleedt zich, dat
verloopt uiteraard met meer ver
toon: 'De regenboog van mijn
stoet sluiers afgelegd.' Het meis
je kent geen schaamte. In wat ze
doet, beseft ze, 'is niets wat ont
eert'.
Van die trots lijkt iedereen in de
ze poëzie doordrongen. Ze ver
bergen niets, ze schreeuwen het
letterlijk uit van lust, de he
tero's én de homo's, de mannen
én de vrouwen.
Zo'n genietende vrouw wordt be
schreven in het hierbij afgedruk
te gedicht. God is tevreden: 'De
Barmhartige heeft geen mooier
schouwspel geschapen/ Dan
twee geliefden op één sponde.'
Dit boek biedt een voorschot op
de hemel. Zonde, zonde dat ik
een heiden ben.
Mario Molegraaf
Om wal er nog komen moet. Porno
grafica. Gekozen en vertaald door
Hafid Bouazza. Geïllustreerd door
Dick Matena - Uitgeverij Promet-
heus, 76 pag. bibliofiele uitgave in
een genummerde oplage van 5 00
exemplaren/ 75,-.
Rudy Kousbroek
Offerpaard
ok deze foto toont iets onmogelijks. In een tot
puin gebombardeerd gebouw staat een
paard. Het beeld zit zo in elkaar dat je bij de
eerste aanblik verstijft van schrik: wat ontzet
tend! Wat is daar gebeurd? Dat arme paard!
Dan kijk je opnieuw en haalt verlicht adem: het is niet een
echt paard. Het was geen paard van vlees en bloed, het
was maar een paard van stro.
De geruststelling die dat geeft is overigens maar vluchtig,
want onmiddellijk rijzen er nieuwe vragen: het is dan wel
iswaar een paard van stro, maar wat deed het daar? Hoe
heeft het een bombardement kunnen doorstaan dat muren
wegvaagde en gebouwen deed instorten zonder zelf te wor
den weggevaagd? Het is dan wel geen echt paard, maar
sommige details zijn onthutsend. Om maar iets te noemen:
de oren zijn er af. Het doet pijn om er naar te kijken.
En wat is er met zijn wang aan de hand: de vellen hangen
er bij. En toch kijkt hij nog, hij staat daar, geduldig, zoals
paarden hun hele leven doen.
Was het een namaakpaard, een kunstpaard, of een opgezet
dier dat werkelijk heeft geleefd? Kop en romp suggereren
het eerste, maar de poten het laatste. Dat leidt tot de vraag
hoe het beeld is ontstaan: stond het paard daar al tijdens
het bombardement of is het er later neergezet?
De toedracht geeft geen uitsluitsel. De foto werd gemaakt
door de jong gestorven en lang onbekend gebleven foto
graaf Wiel van der Randen (1897-1949), van wie kortgele
den bij Spaamestad Photo een boek met foto's verscheen
onder de titel Bescheiden camera moderne blik, een in
drukwekkende collectie foto's, meest daterend van voor de
oorlog.
Na de bevrijding, in Juli 1945, bezocht Van der Randen
zijn geboortestad Venlo en fotografeerde daar de verwoes
tingen van de oorlog ('Kunst in gehavend Venlo', De Tijd,
20 Sept. 1945).
De bijgaande foto wordt omschreven als 'een etalagepaard
in een zadelmakerij', zonder verdere bijzonderheden. Ge
zien Van der Randens werkwijze is het moeilijk voorstel
baar dat hij deze foto heeft geënsceneerd, het lijkt aanne
melijk dat hij de situatie gefotografeerd heeft zoals hij die
had aangetroffen.
Hoe dan ook, wat de foto zo aangrijpend maakt is de sym
boliek van het paard in onze cultuur, waar ik in deze ru
briek al vaker over heb geschreven: aan de ene kant het
toonbeeld van kracht, moed en prestige, op het land en
vooral in de militaire traditie, en tegelijkertijd in diezelfde
traditie de status van offerdier, symbool van weerloosheid,
letterlijk kanonnenvlees zonder ooit als zodanig te worden
omschreven, omgekomen bij talloze duizenden op de slag
velden in Europa, Amerika en Azië.
Die slachtofferrol is slecht gedocumenteerd, ik vermoed
uit schaamte. Het is alleen bij uitzondering dat in de weer
gave van militaire operaties het lot van de paarden wordt
beschreven en nog veel zeldzamer dat de massale slachting
bij de auteur enige morele verontwaardiging opwekt.
Een detail dat bijzonder treft op deze foto is het stro. Het
roept associaties op met het inwendige van vogelverschrik
kers en Teddyberen; we kennen nog steeds het begrip 'stro
man': 'We are the hollow men, we are the stuffed men,
headpieces filled with straw, alas!' aldus een beroemd ge
dicht van T.S.Eliot.
Een paard van stro heeft daardoor iets aandoenlijks, het
roept een merkwaardig gevoel van bevrijding op, het
neemt iets weg van het schuldgevoel: dat paard kan ten
minste niets overkomen, het is van stro.
Een andere associatie is die met de 'honden van stro' in de
Chinese cultuur, in het Westen doorgedrongen onder de
naam 'straw dogs'. Honden van stro zijn offerdieren. De
toedracht wordt omschreven door Zhuangzi (Chuang Tzu):
„Voordat de honden van stro worden aangeboden voor het
offer worden ze opgeborgen in bamboe manden en bedekt
met gekleurd borduurwerk, terwijl de vertegenwoordiger
Foto Wiel van der Randen 1945
van de gestorvene en de priester vasten en onthouding be
trachten alvorens ze te presenteren. Maar als zij eenmaal
geofferd zijn lopen de voorbijgangers over ze heen, over
hun kop en hun rug, om opgeveegd te worden door de gras
snijders en te worden verbrand."
Dat is wat mij betreft vol van betekenis. Het paard op de
foto is een offerpaard, dat in de plaats komt voor al zijn
soortgenoten die spoorloos, naamloos en onbeweend zijn
verdwenen.
Dit is de laatste aflevering van de rubriek Fotosynthese van Rudy Kous
broek. De afgelopen vier jaar verschenen er 227 afleveringen in de PZC.
Kousbroek bundelde zijn fotosyntheses in Opgespoorde wonderen
(2003) en Verborgen verwantschappen (2005). Volgend jaar verschijnt
een derde bundeling, Het raadsel der herkenning.
In 2005 ontving Kousbroek de Jan Hanlo Essayprijs.