pzc
Wie heeft er nu
een eigen treintje?
L
Kinderen moeten weer tegen hun leraar opkijken
27
Sven van Rijswijk, succesvol in fantasie
Echte economie
zaterdag 16 december 2006
Toen Sven van Rijswijk pretpark Miniatuur
Walcheren overnam, kwam hij allerminst in
«ngespreid bedje terecht. „Ik geniet ervan me
zelf in situaties te brengen, waarvan ik niet weet
af ik ze aankan", zegt hij. De honger naar meer
leeft hij intussen gevoed met het Arsenaal en
speelcircus Bambini. Alle attracties floreren.
Het geheim van zijn succes ligt in hemzelf beslo-
:en: „Wat ik leuk vind, vinden kinderen ook
jeuk."
Twee uur lang praat Sven van Rijs
wijk over zichzelf. Over het jonge
tje dat opgroeit in de bossen bij Win
terswijk tot de man die op zijn zesen
dertigste mede-directeur is van drie
topattracties in Zeeland. Zo'n lange
egotrip past helemaal niet bij hem.
„Zo'n eikel ben ik niet, dat ik uren
over mezelf praat. In de kroeg heb ik
een gruwelijke hekel aan zulke men
sen."
Toch neemt hij ruim de tijd om zijn le
vensverhaal te vertellen. Omdat het
gepsychologiseer en het gefilosofeer
hem ook helpt eens stil te staan bij
wat hem in amper zeven jaar tijd alle
maal is overkomen. Het leidt tot een
zelfreflectie waaraan hij anders niet
vaak toekomt. „Het gaat allemaal zo
ontzettend snel."
In 1999 koopt hij met compagnon Ed
gar Angelini, die hij via een gemeen
schappelijke vriendin heeft leren ken
nen, Miniatuur Walcheren in Middel
burg. Twee jaar later nemen ze het Ar
senaal in Vlissingen over, drie jaar
daarna de beklimming van de Lange
Jan in Middelburg en in 2005 openen
ze speelcircus Bambini in het voorma
lige zwembad van Vlissingen. Hun be
drijf Zeeland Attracties biedt inmid
dels werk aan vijftien mensen in vaste
dienst en nog eens vijftien seizoens
werkers in de zomer.
En dat dus allemaal in zeven jaar.
„Het gevaar van deze groeidrift is dat
de kwaliteit verloren gaat. Daarom
zijn we nu ook bezig met een kleine re
organisatie, zodat de juiste mensen op
de juiste plaats zitten. De basis moet
goed blijven. Ik kan me doodergeren
als iets niet goed gaat. De bediening
of zo. Als ik dat zie, zeg ik er meteen
iets van. Ik vind het ook fijn als gas
ten mij ergens op aanspreken. Als je
weet dat iets niet goed gaat, kun je het
verbeteren."
Achttien jaar geleden - hij is dan ook
achttien - heeft hij nog geen flauw be
nul waar zijn toekomst ligt. Na de ma
vo en de havo gaat hij dus maar in mi
litaire dienst. Het is een time-out, een
periode om na te denken. Op kosten
van de minister haalt hij zijn hore-
ca-diploma's. Terug in de burgermaat
schappij trekt hij naar Maastricht en
begint aan een studie Recreatie en Toe
risme in Sittard. „Dan heb je altijd
met positieve en vrolijke mensen te
maken. Geen gezeur, gewoon leuke
dingen doen."
Tijdens de stage belandt Van Rijswijk
bij Recreatiewerk Zeeland. Met een
team trekt hij langs de campings in Re-
nesse om theatervoorstellingen te ge
ven. Een fantastische tijd. „Die kinde
ren helemaal gek maken, heerlijk."
Theater spelen had hij altijd al leuk
gevonden. Volgens zijn moeder deed
hij het al als kind, op feestjes thuis.
Op school ging hij ermee door. Maai
er zijn werk van maken? Nee, zo goed
acht hij zichzelf niet. „Het is een hob
by, niet meer dan dat." Bovendien,
zich op een toneelschool helemaal la
ten afbreken en opbouwen, daar voelt
hij echt niks voor.
De stage leidt tot een baan en hij ves
tigt zich in Zeeland. Na twee jaar Re
creatiewerk stapt hij over naar het Bu
reau voor Toerisme Zeeland. Hij
krijgt de leiding over het project Patri
ciërs en Piraten, dat een netwerk wil
vormen van de maritieme plaatsen
Vlissingen, Middelburg, Veere en Zie-
rikzee. Een hele belangrijke periode
in zijn carrière, stelt hij terugkijkend
vast. Hij ontmoet tal van ondernemers
en politici en bouwt zorgvuldig aan
zijn eigen netwerk van nuttige contac
ten.
Tot dat netwerk behoort Reggenborg,
het bedrijf dat Miniatuur Walcheren
bezit, maar van het park af wil. Hij
krijgt het verzoek de stille verkoop te
begeleiden. 01' het een bezwaar is als
hij Miniatuur zélf koopt, legt hij Reg
genborg voor.
Dat is het niet. „Ik dacht: dit is mijn
kans. Ik wilde al langer een eigen be
drijf beginnen. Dat was me ook al
bijna gelukt, een theaterbedrijf dat
voor onder meer Neeltje Jans en het
Arsenaal zou werken. Maar dat voel
de niet goed. Daarom ging ik naar het
Bureau voor Toerisme. Miniatuur voel-
Naam
Sven van Rijswijk
Geboren
Winterswijk, 1970
Burgerlijke staat
Gehuwd, zoon van één jaar
Woonplaats
Middelburg
Opleiding
Mavo, havo, Hogeschool voor
Recreatie en Toerisme (Sittard)
en de diploma's vakbekwaam
heid cafébedrijf en handelsken
nis horeca (behaald tijdens de
militaire dienstplicht)
Werk
Recreatiewerk Zeeland
(1995-1997), Bureau voor Toeris
me Zeeland, projectmanager
Zeeland Maritiem (1997-1999),
mede-directeur Zeeland Attrac
ties (Miniatuur Walcheren,1999;
Arsenaal, 2001; Lange Jan,
2004; Speelcircus Bambini,
2005)
de wél goed. Ik heb geen moment ge
twijfeld, was er honderd procent ze
ker van dat het zou lukken. Ik had het
altijd al een leuk park gevonden. Het
was wel saai geworden, het ging ach
teruit, maar ik wist dat het met wat
creatieve speelvoorzieningen én een
goede marketing erbij weer zou gaan
lopen."
De creativiteit en de marketing vor
men zijn inbreng in het bedrijf, com
pagnon Angelini is de financiële en
technische man. Ze vullen elkaar aan.
Of meer dan dat: „We zijn samen één
persoon." 1999 is een geweldig jaar.
„Helemaal te gek. Ik weet nog dat we
de sleutels van Miniatuur kregen.
Da's gek hoor. Je hebt ineens een
park, een terrein, een schuur met huis
jes van vijftig jaar oud, een gare kanti
ne als restaurant en een treintje. Wie
kan dat nou zeggen, dat hij een eigen
treintje heeft? Ik heb als kind nooit
een treintje gehad. Niet dat dat een
jeugdtrauma is, maar ik heb wel tegen
die trein geschopt en geroepen: 'Die is
van mij!' Een enorm bezit. Ik voelde
me als een kind in een snoepwinkel."
Dat gevoel is niet weggegaan. Twee
jaar na de koop van Miniatuur spre
ken ze weer met Reggenborg. Nu is
het Arsenaal de inzet. „We hadden
wel eens voor de gein gezegd dat we
het Arsenaal er wel bij wilden heb
ben. Maar ja, dat lag daar ergens, ver
weg. Onbewust hadden we kennelijk
wel die ambitie. We willen altijd
meer-meer-meer. Die karaktertrek
hebben we allebei. Niet uit hebzucht,
maar omdat we willen groeien, beter
willen worden. En die ambitie onder
drukken we niet. Er is slechts één
grens, namelijk dat die ambitie ge
zond moet blijven. Edgar en ik heb
ben allebei een gezin en een sociaal le
ven. Ik weiger een slaaf van mijn
werk te worden."
Dat risico is niet zo groot, aangezien
Van Rijswijk zijn werk veel te leuk
vindt om het als werk te zien. De direc
teur helpt graag mee in zijn bedrijven,
vindt het belangrijk veel zelf te doen.
„Ik heb te maken met juristen en con
tracten. Alleen dat is niet leuk. Dus ga
ik nog steeds af en toe de werkvloer
op om mee te helpen." Helaas, ver
zucht hij, is daar steeds minder tijd
voor.
En dat heeft hem veranderd. „Je
raakt iets van je spontaniteit kwijt.
Theater spelen gaat me bijvoorbeeld
moeilijker af dan vroeger. Ik ben vol-
wassener geworden. Het is ook al veel
te lang geleden dat ik gewoon eens
mijn gitaar heb gepakt en een liedje
heb gezongen. Dat vond ik vroeger zo
lekker, spelen in een bandje. De Red
Hot Chilli Peppers is mijn favoriete
band. Was, want de laatste tijd vind
ik het niet veel meer. Ik heb tegen
mijn broer gezegd: laten we daar
maar mee ophouden. Ik ben pas naar
Metallica geweest, dat was wel heel
strak."
Een volwassen geworden man die at
tracties bezit voor kinderen en voort
durend met nieuwe ideeën op de prop
pen komt, die blijken aan te slaan bij
een groot en jong publiek. Ach, klinkt
het nonchalant, dat is niet zo moeilijk
hoor. Hij wijst trots om zich heen,
naar de bont geschilderde muren en
de rood-geel-blauwe indoor-speeltuin
van speelcircus Bambini. „Wat ik
leuk vind, vinden kinderen ook leuk.
Ik wil dat kinderen binnenkomen en
onmiddellijk naar een attractie ren
nen, zodat hun ouders ze moeten te
rugroepen: 'hé, eerst je schoenen uit
doen.' Maar ook dat de ouders binnen
komen en denken: wauw! En dat ge
beurt hier altijd. Een bedrijf moet een
ziel hebben. Miniatuur heeft dat, met
zijn oude huisjes, het Arsenaal ook,
door het gebouw zelf."
Bambini zit in een voormalig zwem
bad. Al voordat de architect met schet
sen komt aanzetten, heeft Van Rijs
wijk een beeld van hoe het kan wor
den. „Ik zie dat gewoon heel snel. Dat
zal ongetwijfeld met mijn jeugd te ma
ken hebben. Ik ben opgegroeid in Win
terswijk, in de Achterhoek. Wij woon
den aan de rand van een bos. Ik was
altijd buiten, in de natuur. Dat prik
kelt je fantasie."
Turkse vrouwen
Hij is als kind een druk baasje en kent
een zorgeloze jeugd. Dat maakt hem
positief en onbevangen. Onbevooroor
deeld ook, doordat Turkse vrouwen af
en toe in zijn ouderlijk huis onderdui
ken. Zijn moeder is sociaal werkster;
vader is actief in het woonwagen-
werk. „Ik heb geleerd dat je mensen
niet op voorhand moet veroordelen,
maar iedereen moet nemen zoals die
is. Door de aanwezigheid van Turkse
mensen in huis krijg je als kind ook
een opener kijk op de wereld, minder
kortzichtig."
Tegenslagen kan hij zich niet herinne
ren. „Omdat ik ze niet heb gekend, of
omdat ik ze niet zo heb ervaren. Wel
licht ben ik er zo gemakkelijk over
heen gestapt dat ze niet als een tegen
slag voelden. Ik zie tegenvallers boven
dien als uitdagingen waarvoor ik snel
een goede oplossing zoek. Waar ik
echt van geniet, is mezelf in situaties
brengen waarvan ik niet weet of ik ze
foto Mechteld Jansen
aankan. Om mezelf te bewijzen ja, dat
zit er ook in. Niet tegenover anderen,
tegenover mezelf. Ik had nog nooit lei
ding gegeven aan een bedrijf toen ik
met Miniatuur Walcheren begon. Na
een jaar kreeg ik het gevoel dat ik het
in mijn vingers had. Twee jaar jaar la
ter kwam het Arsenaal erbij en dat
ging toen heel vanzelfsprekend."
Zijn ouders hebben hem altijd gesti
muleerd nieuwe dingen te doen, te dur
ven vooral. Op school al. Moesten ze
een bakje meenemen om een kerststuk
je in te maken, gaf zijn moeder hem
een klomp mee. „Kwam ik op school,
werden ze boos. Een klomp mocht
niet, het moest echt een bakje zijn.
Maar ik ben erg blij dat ze me zo heb
ben opgevoed. Ik durf iets nieuws te
doen en durf daardoor ook te verlie
zen. Ik ben niet bang." Van Rijswijk
waakt er tegelijkertijd voor dat zijn
lef overgaat in onbezonnenheid. „De
uitstraling die we hebben, zelf en met
onze attracties, is er één van plezier.
Lekker lol trappen, niet moeilijk
doen. In werkelijkheid is het natuur
lijk meer dan dat. We hebben te ma
ken met risico's en met personeel dat
van ons afhankelijk is. We doen alleen
waar we goed in zijn. Niet meteen al
lerlei wilde dingen beginnen. Wij zijn
ook maar twee gewone jongens. Het
succes heeft me vervolgens wel zeker
der en enthousiaster gemaakt."
De nieuwe uitdaging - die meteen het
ritme en de uitdaging in zijn carrière
houdt - ligt volgend jaar op hem te
wachten: de verplaatsing van Minia
tuur Walcheren naar de Mortiere. Hij
heeft al duidelijk voor ogen hoe het
moet worden. De sfeer van het park,
hoe kinderen binnenkomen, wat ze
dan voelen.
„Ik heb er geen moeite mee me te ver
plaatsen in een kind. Ik heb een zoon
tje van anderhalf, dat helpt een beet
je. Edgar en ik gaan niet voortdurend
bij andere parken kijken hoe ze het
daar doen. Dan loop je het gevaar dat
je gaat na-apen, gaat kopiëren. Wij be
denken zelf wat wij leuk vinden en
dat slaat aan." Op de spaarzame va
kanties kan Van Rijswijk het niet la
ten pretparken te bezoeken. „Niet om
eiwan te leren. Omdat ik het leuk
vind. Wat ik er zo leuk aan vind? Weet
ik veel. Als ik dingen beleef die ik niet
elke dag meemaak."
Maurits Sep
Professor Arnold Heertje maakt zich zorgen over
de groeiende bureaucratisering en macht van ma
ngers in de samenleving. In zijn nieuwe boek Echte
Konomie spreekt hij over ontmenselijking, als ge-
™gvan intellectueel tekort op alle niveaus. Schuld
Kde kwaliteitsvermindering van het onderwijs.
Professor Arnold Heertje stelt in zijn nieuwe boek de
ontmenselijking van de economie aan de kaak.
foto Ton Kastermans/GPD
oorlog besefte hij zelf echt wel uit welke situatie hij
kwam. „Ik was heel kwetsbaar, bij mijn ouders weg,
wist dat ik werd opgejaagd. Ik heb in het hol van de
leeuw verkeerd, zat op een onderduikadres in Am
sterdam-Oost, terwijl daar verscheidene razzia's op
joden werden gehouden." Na de oorlog zei niemand
tegen hem: wat heb jij een moeilijke tijd gehad. „Ik
ben gewoon weer in de groep meegegaan, ook daarna
op de hbs." Heertje wil met zijn verhaal niet zeggen
hoe het móet, maar wel hoe het óók kan. Uit mijn
verhaal blijkt dat heel gewoon meedoen ook positie
ve betekenis heeft. Ik hoop dat mijn ervaringen een
zekere bemoedigende werking hebben voor andere
mensen. Nooit is er alleen kommer en kwel."
Als enige van de Arnhemse hbs-klas ging Heertje in
1951 in Amsterdam economie studeren. De wortels
voor die keuze moeten misschien ook in de onder
duikjaren worden gezocht. De mensen die Arnold
Heertje onderdak boden, waren vrijwel allemaal
arm. „De kandidaat-predikant Geuzebroek had mij
verteld dat economie ook over armoede gaat. Het
woord zei mij verder niets, Gods woord des te meer."
Heertje benut het boek om nog eens een uitgebreid
exposé te geven van wat volgens hem economie is.
Steeds meer bestaat de neiging economische aspec
ten tot op geld waardeerbare handelingen te beper
ken, constateert Heertje. Daarmee is hij het volledig
oneens. Mét zijn leermeester Piet Hennipman is hij
van mening dat het economische aspect van mense
lijk gedrag betrekking heeft op het omgaan met
schaarse, alternatief aanwendbare middelen.
Ook de niet-reproduceerbare goederen beschouwt
hij een onderdeel van de economie. De Nachtwacht
van Rembrandt, een natuurgebied, mooie 19de-eeuw-
se huizen, erfstukken: het zijn goederen waaraan je
moeilijk een waarde kunt toekennen.
Komt dat wellicht door de ontmenselijking die Heer
tje in onze samenleving waarneemt? „Op alle niveaus
is sprake van een intellectueel tekort. De mensen
zijn niet meer opgewassen tegen vraagstukken en
hun gewicht en complexiteit. Men vlucht in procedu
res, om te weten waar men aan toe is. Terwijl de wer
kelijkheid heel dynamisch is. Alles verandert voort
durend en daar moet je juist een open mind voor heb
ben. Improvisatie en innovatie zijn ontzettend be
langrijk. Een minimum aan intellectuele bagage en
inlevingsvermogen is daarvoor vereist. Die ontzetten
de managementlaag. Ik spreek regelmatig met artsen
en specialisten. Velen voelen zich verlaten. De dehu
manisering komt door de managers. Ze hebben geen
contact met de werkvloer. Ze sturen alleen maar op
cijfers en doelstellingen."
Dat leidt tot perverse situaties, stelt Heertje. Zoals
in het hoger onderwijs waar de financiering gekop
peld is aan het aantal geslaagden. Het management
dwingt daarom onderwijsgevenden tot het kunstma
tig opschroeven van de cijfers, om meer geld binnen
te halen. „Als docent moet je ongelooflijk sterk in je
schoenen staan. Je wordt geïntimideerd. Dit is in de
samenleving aan de hand. De prikkel deugt niet."
Hetzelfde is volgens Heertje aan de hand in particu
liere bedrijven en bij de overheid. Naar de mensen
op de werkvloer wordt niet of te weinig geluisterd,
vindt hij. Ook dat komt door het intellectueel tekort.
Hij is blij met de groeiende aandacht voor het onder
wijs, maar verfoeit de beperkte blik waarmee dan
weer wordt gekeken. Natuurlijk speelt onderwijs een
rol in de kenniseconomie, allicht moet er meer geld
in worden geïnvesteerd. Het allex-belangrijkste is dat
het onderwijs naar een hoger niveau moet. De leraar
moet meer intellectuele en culturele bagage krijgen,
moet weer iemand worden tegen wie leerlingen opkij
ken, iemand door wie ze worden geïnspireerd en ge
stimuleerd.
Het idee dat betere beloning van leraren leidt tot be
ter onderwijs is een illusie, meent Heertje. „Bedor
ven onderwijs vlees wordt niet beter door de prijs er
van te verhogen. Er komt alleen maar meer bedorven
onderwijsvlees."
Harrie Homma
Arnold Heertje: Echte economie - Valkhof Pers. Prijs
12,50 euro.