Stel je voor,
een leven
zonder einde
Wilde beren
23
Josine van Dalsum
woensdag 6 december 2006
Josine van Dalsum en haar zoon Aram van de Rest in LeefTijd
Josine van Dalsum (Breda, 1948) is bij het
grote publiek vooral bekend vanwege haar
rollen in tv-series als Een mens van goede wil
(waarin ze de zwakbegaafde Let speelde), Hol
lands Glorie, Van oude mensen en dingen die
voorbij gaan en Mata Hari.
In het seizoen 2003/2004 was ze te zien in de
RTL4-serie De Erfenis. In het theater speelde
ze in onder meer Kinderen van een mindere
God, Glazen Speelgoed en Jeanne d'Arc. Ver
der speelde ze in films als De Lift en De Leeuw
van Vlaanderen. In 2003 werd bij Josine van
Dalsum longkanker geconstateerd. Een jaar na
de operatie bleek dat ze twee inoperabele her
sentumoren had. Op 9 februari 2005 vertelde ze
in het tv-programma Vinger aan de Pols open
hartig over haar ziekte. Ook haar man, de regis
seur John van de Rest, en zoon Aram (acteur)
kwamen toen aan het woord.
Binnenkort verschijnt het boek Witte Hagel,
waarin Van Dalsum verslag doet van wat haar
is overkomen sinds er bij haar kanker werd ge
constateerd.
Ik ben op niks uit, hoef ook geen
succes. Ik wil met mensen pra
ten en laten zien dat er veel te
lachen valt in het leven. Er zit
veel humor in. Morbide humor,
dat wel. Het respect van de toe
schouwers is zo groot, dat ze
eerst vaak niet durven te la
chen. Maar als er één begint.
„Aram speelt een prachtige rol.
Ik wilde dit graag met hem doen
omdat ik hem een goede acteur
vind. Ja, ik ben er van overtuigd
dat we het ook zo hadden kun
nen spelen als ik geen kanker
had gehad. Hij ook. Natuurlijk.
Je hoeft de oorlog niet te hebben
meegemaakt om een onderdui
ker te kunnen spelen. Je voegt
er toch iets van jezelf aan toe. Je
hébt alleen maar jezelf. Of het
publiek dan anders zou reage
ren? Misschien. Daaraan merk
je óók dat er veel behoefte is
aan dit soort toneelstukken. Mis
schien niet bij jong en strak Ne
derland, maar wel bij het pu
bliek dat de oppervlakkigheid
en ongenuanceerdheid beu is.
Hier gaat het ergens over. In de
eerste plaats: dat moeder en
zoon uiteindelijk met elkaar
gaan praten. Zij speelt alles
weg, is alleen maar bezig met
haar laatste feestje. Hij moet er
niet aan denken dat ze er straks
niet meer zal zijn. Er zit een zin
in: Wij, jij en ik, wij moeten el
kaar loslaten. Nou, daar gaat
het over. Dat is een gevecht, en
dat spelen we met overgave. Uit
eindelijk volgt er toch een soort
loutering. Acceptatie."
„Zo ver ben ik inmiddels zelf
ook, ja. Net als Aram. En mijn
man (de regisseur John van de
Rest), al praat die er minder
makkelijk over. We zitten na
tuurlijk niet met z'n allen te ho
pen dat ik snel de pijp uit ga.
Maar je moet wel eerlijk en
open zijn ten opzichte van jezelf
en anderen. Ik heb ook geen en
kele behoefte om te rommelen
in oude problemen en frustra
ties. Op een gegeven moment
moet je het laten liggen, dan is
het klaar. Afsluiten dat hoofd
stuk, en niet zitten zeiken."
Ingrid Bosman
LeefTijd: zaterdag om 20 uur te zien
in Den Dullaert Hulst; 26 en 27 ja
nuari en 2 en 3 februari in het Raam-
theater Antwerpen.
e zit nu middenin de tournee waarvan ze had gedacht
dat ze die niet meer zou beleven. LeefTijd - zaterdag
te zien in Hulst - heet het stuk waarmee actrice Josi
ne van Dalsum afscheid zou nemen van het toneel. Maar ze
kreeg er alleen maar tijd bij. Volgend jaar rond deze tijd gaat
de door haar geschreven musical Hemeloma in première, en
ze wil zelf nog in een ander stuk spelen.
Het gaat naar omstandighe
den goed met haar. „Er zit
iets beweging in. Een nieuw
vlekje. We moeten maar zien. In
januari ga ik weer het tunneltje
in, zoals ik dan altijd maar zeg.
Het kan ook zijn dat het nog een
gevolg is van de bestraling die
ik eerder heb gehad voor de
twee kleine tumoren in mijn
hoofd. Twee bloemkooltjes, die
met stereotactische radiothera
pie allebei tegelijk heel, heel hef
tig zijn bestraald. Een drie kwar
tier durend precisiebombarde
ment. Nu is er op een andere
plek weer wat verschenen. Een
wratje."
„Ik ben ontzettend realistisch.
Ik weet dat er kanker in mijn
lijf heeft gezeten, zat, zit. Dat
het weg is, of niet. Wat kan ik er
aan veranderen? Ik leef gewoon,
geniet ervan. Ik denk dat dat be
langrijk is. En ik hoop veel voor
anderen te kunnen doen. door er
gewoon over te praten."
„Af en toe denk ik wel eens: dat
gekanker de hele tijd. Ik ben
niet onnozel, wil het ook niet
mooier maken dan het is. Ik
weet niet wat er zich in mijn her-
senpan afspeelt. Maar het is zo.
We zullen wel zien waar het
schip strandt. Een beetje laco
niek ben ik wel, ja. Maar luister,
als je niet meer zo piep bent, een
fantastisch leven hebt gehad en
nog hebt, wat zou je dan zeuren?
Stel je voor dat het oneindig
was, dat zou toch ontzettend
zijn?"
„Het is voor mij nu een beetje
pingpongen. Maar naarmate het
langer duurt leer je daar mee
omgaan. Het is niet één groot
tranendal. Je moet kunnen blij
ven lachen, relativeren. En open
en eerlijk zijn naar de mensen
die je liefhebt. Het leven is voor
mij veranderd, ik ben veran
derd. Het wordt intenser, inten
siever. Ik relativeer veel meer.
Wat is belangrijk, dat je car-
rière maakt en geld verdient, of
dat je geniet? Ha, je hoort het al,
ik had pastoor moeten worden."
„Als ik terugkijk, dan zie ik veel
moois. Ik heb fantastische rol
len gespeeld, ik teken, schilder,
schrijf. Toen het in 2004 kritiek
werd was het mijn wens om met
mijn zoon Aram op de planken
te staan. We zouden het stuk
eerst alleen in Amsterdam spe
len, omdat de voox'uitzichten
destijds niet goed waren. Als de
tournee nu in februari stopt heb
ben we meer dan 100 voorstellin
gen gedaan! Ik krijg er alleen
maar leef-tijd bij. Het is mooi
om er het land mee in te gaan,
want Amsterdammers zijn soms
helemaal niet zo leuk, hoor. Er
is veel dédain."
Kale kop
„Ik ben me meer bewust van
wat de zin van toneelspelen
voor mij is. Communiceren met
je publiek. Praten. Het is jam
mer dat wat ik het gewone to
neelstuk noem, stiefmoederlijk
wordt behandeld. Door overlie
den, door schouwburgdirecties.
Terwijl juist dat stukken zijn
die iets vertellen wat direct met
het publiek heeft te maken. Iets
wat ze emotioneert. Volgend
jaar, op 17 november, gaat He
meloma in première. Een muzi
kale familievoorstelling die op
een speelse manier kanker be
spreekbaar maakt voor kinde
ren. Kinderen die kanker krij
gen, dat is het meest onrecht-
vaardige wat er bestaat. Ik was
al van mijn geloof gevallen,
maar ik ben hot nog meer sinds
ik ambassadrice ben van een Ro-
parunhuis, een inloophuis voor
kankex'patiënten en hun naas
ten. Ik heb er een eigen kamer,
met schmink, pruiken, een to
neeltje. Ik heb kinderen gespro
ken... goeie genade zeg! Een
meisje in de puberteit dat beseft
dat ze met haar kale kop geen
vriendjes krijgt, zo'n kind wordt
afgesneden van het leven. Ter
wijl broertjes en zusjes zkh'
juist vreselijk in de steek gela
ten voelen omdat alle aandacht
naar het zieke kind gaat. Daar
wordt veel te weinig over gespro
ken. Ook bij volwassenen, hoor.
Er zijn mensen die in het thea
ter naar me toe komen en zeg
gen: Ik durf er nu pas over te
praten."
„In die zin ben ik wel blij dat
het in febi'uari is afgelopen. Ik
denk dat we het stuk nog best
langer kunnen spelen, maar op
een gegeven moment moet je ex-
een punt achter zetten. De groot
ste eer zou zijn, dat het ooit op
nieuw door twee andex-e mensen
wordt gespeeld. Dat het stuk
ons overleeft. Dan is het hele
maal waardevol."
„Als ik die tijd kx-ijg wil ik zelf
nog Wings spelen van Arthur
Kopit. Dat stuk - Vleugellam,
zoals het in de vertaling heet -
gaat over afasie, het onvermo
gen tot taalgebruik. Een ver
schrikkelijke aandoerxing, die
trouwens ook het gevolg kan
zijn van een hersentxxmor. Zo
ben ik bezig een lijn te zoeken
en te vinden in wat ik zinvol
vind om op het toneel te doen.
Ik heb helemaal ixiet meer de be
hoefte om een leuke jurk aan te
trekken of een neus op te zetten.
Hoe bedoel je, een keer iets an
ders? Als ik vanavond in de plan
ken sta, dan heb ik plezier! Wij
leren ervan, en het publiek leert
iets van ons. De reacties na af
loop zijn zó ovex-weldigend."
Vorm
„Wij zijn echt niet de hele dag
met kanker bezig. Wat we met
LeefTijd op het toneel doen, dat
is een vorm. Je kunt niet je ei
gen leven op het toneel zetten,
dat bestaat niet. Haye van der
Heyden heeft ook helemaal zijn
eigen stuk geschreven. Het gaat
over een terminaal zieke moeder
en haar zoon, er zit een aantal
aspecten uit onze privésituatie
in, maar het is niet onze reali
teit. Als het publiek dat anders
wil zien, dan mag dat van mij.
TTTr^TTlMT TTT^" was ^et a^een g°ed onder
.L.J -L vJTij IN JLj.Lt/ X\. kunsthistorici bekend dat
veel schilderijen uit de zeven
tiende eeuw het px-oduct zijn van een vox-m van samenwex-king. Het
romantische idee van de grote geïnspireerde kunstenaar heeft velen
het zicht benomen op de handel, het vakmanschap en de samenwer
king. We weten dat kunstenaars een atelier hadden met personeel,
met leerlingen en gezellen, maar we hebben de neiging hierbij veel
eer te denken aan de opleiding tot zelfstandig schilder, dan aan een
werkplaats waar gepx-oduceerd wordt voor de handel. Kunst is tra
ditioneel in de eerste en laatste plaats vakmanschap, de rest is ta
lent, handigheid en doorzettingsvermogen.
De tentoonstelling die nu in het Haagse Mauritshuis is, laat ons mee
kijken in de bijzondere samenwerking tussen twee Antwerpse schil
ders: Rubens en Brueghel. Het is een meeslepende expositie die nog
fascinerender is als je eerst het px-achtige boek doox-werkt dat ter ge
legenheid van deze tentoonstelling is verschenen.
Dertig schilderijen hangen er die heen en weer gingen tussen het
atelier van Peter Paul Rubens (1577-1640) aan de Antwex-pse Wap
per en de werkplaats van Jan Brueghel de Oude (1568-1625), die
eerst in de Lange Nieuwstx-aat werkte en later in de Arenbergstx-aat.
Het is misschien een kwartiertje lopen, met een ingepakt schilderij
op een kar deden twee knechts er wellicht wat langer over. Als ze
onderweg niet pauzeerden.
Gingen de schilderijen van de een naar de ander of werkten de schil
ders in eikaars ateliex-? De schilderijen hebben soms werklijsten ge
had, die vervoer in ieder geval vex-gemakkelijkten. Er is één paneel,
Adam en Eva in het paradijs, dat Breughel en Rubens beiden heb
ben gesigneerd. Hier heeft het onderzoek aangetoond dat de opzet
van de voorstelling van Brueghel is. Hij heeft de globale onderschil-
dex-ing opgezet. Heette dat niet doodverven
Daarna is het schilderij naar het atelier van Rubens gegaan. Hij
heeft Adam en Eva geschilderd met toebehox-en, een groot dier en
de rots waar ze voor staan. Daarna was Bnxeghel weer aan de
beurt. Hij maakte het hemelse
vlak blauw -en zette over het
TTTlPPQl'P'rQ hele middendeel een bruine
J_ VV vG lllL'L'alL'iDj onderschildering voor het pa-
■171 o-r linnrlon radijsbos. Vervolgens deed hij
V1C1 lldllvLC/il de afwerking. Zie het haartje
van Eva op de wegvliegende
eend, zie het oortje van de kat
op Eva d'r been. Het been is van Rubens - licht geborsteld, het oor
tje penseelde Brueghel. Hij was een fijnschilder, een detaillist, een
wonderbaarlijk knappe dierschilder, de man van de doorschijnende
vruchten en de bloemen. Zijn werk leidt tot een oefening in kijken
en concentratie. Het is dan ook weldadig stil op de tentoonstelling.
Samenwexking tussen schilders kwam vaak voor. Sommigen waren
gespecialiseerd in figuren, in dieren en mensen, anderen waren
goed in het landschapswerk, stillevens met bloemen, uitgestalde
vruchten en andere voortbrengselen der aarde, aangesneden wild of
miniatuxulijke symboliek. Waar je niet goed in bent, kun je beter
xxitbesteden.
In een van de laatste zalen hangt een angstwekkende Medusa die
Rubens samen maakte met Fx-ans Snijders. De dichter Constantijn
Huygens zag hiervan een versie in het huis van zijn vriend, de Am
sterdamse handelaar Nicolaas Sohier. Huygens was sprakeloos, ge
schokt: een doods voorkomen waar de vroegere schoonheid van Me
dusa nog niet gans is weggewist.
Het kan geen kwaad wat mythologische kermis op te frissen voor de
ze tentoonstelling. Overigens is de informatie via de gratis audioset
en in een hele zaal over de techniek van de samenwerking van
Brueghel en Rubens uitstekend. De catalogus is een standaardwerk,
het ter gelegenheid van deze bijzondere tentoonstelling verschenen
nummer van Kunstschrift biedt nog veel meer boeiends over het ver
schijnsel zelf: Quatre Mains, één werk, twee meesters. Of zoals het
in de zeventiende eeuw werd genoemd: Konstjuwelen in compag
nie.
Lo van Driel
Rubens Bruegliel - een artistieke vriendschap. Mauritshuis Den Haag, tol
28 januari 2007.
Detail van Adam en Eva in het paradijs
Londens mangatdeksel
anneer je niet vaak tex-uggaat naar de
omgeving waarin je bent opgegroeid
zijn het de kleirxigheden die je opvallen. En
dat doen ze telkens oprxieuw, alsof de tussen
liggende bezoeken geen spoor hadden ach
tergelaten in het geheugen: er is alleen maar
de kindertijd en het heden.
En zo, toen ik kortgeleden na een lange af
wezigheid in Londen was, viel het me weer
op dat mijn passen te groot zijn geworden
om op het trottoir te kunnen lopen zonder
op de voegen tussen de tegels te stappen.
Vroeger, toen mijn benen -korter waren, kon
ik dat nog vermijden, zij het niet zonder in
spanning: onder die voegen huisden wilde
beren, die als je dat naliet niet zouden aarze
len je benen af te bijten. Het maakte het lo
pen op het trottoir- soms wel ingewikkeld.
Hel was bijna een ondragelijk genoegen om
weer over die gx-ote trottoii'tegels te lopen,
langs de witgevex-fde huizen met een trap
lussen twee zuilen naar de voordeur, en aan
weerszijden diepgelegen souterrains. Er
lijkt niets veranderd, het is allemaal gecon
serveerd in een vouw van de tijd, wachtend
°P mijn terugkeer. In de stx-aat waar we lo
geerden was het bijna overdreven, met de
zuilvormige rode brievenbus met de letters
GR (voor George VI) en op het deurtje een
halfronde slijtplek op de plaats waar op el
ke weekdag om half zes de sleutelbos van de
posterijen tegenaan bengelt. En dan de man
gatdeksels, in vormen die mij niet meer voor
de geest stonden.
Je hebt ronde mangatdeksels, soms heel op
vallend met ingegoten motieven en namen,
maar er zijn ook rechthoekige, met langs de
randen een metalen letterpatroon waar siga
rettenpeuken in bleven zitten, en een cen-
traal gedeelte van een soort namaakgraniet
- anders, zo schijnt mij toe, dan enig ander
mangatdeksel waar ook ter wereld. De ron
de hox-en meer bij een gladde bestrating,
maar de rechthoekige passen in het tegelpa
troon. Ze boden me als kind, wanneer ik pro
beerde niet op de voegen te trappen, een
vluchtruimte waar je niet bang hoefde te
zijn voor de woeste beren.
Herinner ik mij de patronen in het trot
toir zo goed omdat je er als kind zo
veel dichter bij was? Die gedachte dreef mij
naar buiten, om te constateren dat de trot
toirs hier in mijn woonplaats bestaan uit
bakstenen. Het is waar dat die tamelijk re
cent zijn, vroeger lagen hier Hollandse be
tonnen stoeptegels, veel kleiner dan die in
Londen, zodat het voor een overeenkomstig
Hollands kind onmogelijk zou zijn niet op
de voegen te trappen. En in Parijs heb je he
lemaal geen tegels, daar is alleen maar as
falt - in elk geval sinds mei '68, zodat er
door studenten niet met straatstenen kon
worden gegooid.
Zoek en
Die Londense rechthoekige mangatdeksels
zijn van de telefoondienst; dat staat er op:
Post Office Telephones. Het herinnerde mij
aan de eerste telefoon in mijn leven, met ons
nummer Richmond 0837, een nummer dat
mij even duidelijk is bijgebleven als de trot
toirtegels, ja zelfs duidelijker dan mijn ei
gen laatste nummer in Parijs. Het was een
groot zwart instrument dat in de hal stond;
als je opnam moest je het nummer zeggen,
dat is waarschijnlijk de reden dat ik het me
zo goed herinner. Ik nam graag op, maar het
was nooit voor mij.
Als ik er op terugkijk lijkt het of heel Lon
den alleen maar intact bewaard wordt om
dienst te doen als mnemonisch hulpmiddel
voor mijn jeugd - de bussen, de ondergrond-
se, Cromwell Road, het Victoria en Albert
Museum, de trottoirs, de mangatdeksels.
Het lijkt een wonder dat het er allemaal nog
is, en bijna onveranderd, maar misschien is
dat altijd zo; gravend in het verleden zie je
alleen maar de dingen die je je herinnert en
die zelfs vei'bergen wat verdwenen is.
Bij het zoeken naar bewijs dat ik hier
echt bestaan heb, echt de District line
naar school nam, elke dag de stations passe
rend met welluidende namen als Turnham
Green, Stamford Brook en Bax'ons Coui't,
kwam ik ook dingen tegen die ik was verge
ten, zoals de diepe kloof in Engeland tussen
geschoolde en ongeschoolde taal. De onge
schoolden, met hun platte Londense accen
ten, zijn vrolijk en opgewekt als kinderen,
terwijl de geschoolden angstig op een klein
eilandje lijken te staan, hun voeten om
spoeld door het water van de barbarij, net
zoals de mangatdeksels als vluchtoord te
gen de wilde beren. Zo is het altijd geweest
in Engeland: de tragedie is dat dat niet ver
andert.
Engeland had ook iets gezelligs, met op win
teravonden vroeg de gordijnen dicht, crum
pets bij de thee en luisteren naar verhalen
over teddyberen op de radio; het was voor
mij een van de redenen om er niet te blijven.
En nu is het nog veel erger, met de staat als
kinderjuffrouw, voortdurend bezig de bur
gers verstandig te adviseren. Zo klonk er bij
voorbeeld op de luchthaven om de paar mi
nuten een stem die er aan herinnerde dat
kinderen niet op bagagewagentjes moesten
staan, want die zijn daar niet voor bedoeld,
ze konden zich er aan bezex'en.
Toch was het een belevenis om terug te zijn,
voor een paar dagen maar, en mij te herinne
ren hoe het was om dichter bij het plaveisel
te leven, kleinere stappen te nemen en bang
te zijn voor de woeste beren. Niet teddybe
ren.
Sarah Hart