Holle vaten
resoneren
welluidend
PZC
22
Abdelkader
Benali
Aan de tedere kunne
En toch zag 'k Satan nooit
Pieter
Boddaertjr.
woensdag 6 december 2006
nieuwe boeken
Michael Connelly: Echo Park -
De dertien jaar oude moord op
Marie Gesto houdt Harry Bosch
nog steeds bezig. Het geworstel
met het weinige bewijs en de rij
ke verdachte levert een ongelofe-
lijk sterke thriller op: Echo
Park, natuurlijk van Michael
Connelly. Hiëronymus 'Harry'
Bosch is na een korte, niet bijs
ter gelukkige periode als privé-
detective teruggekeerd naar het
politiekorps van zijn woon
plaats Los Angeles. Met oud-col
lega Kiz Rider vormt hij een
team bij de afdeling Onopgelos-
,te Zaken (OZ). Een mooie gele
genheid om regelmatig het dos-
sier-Gesto ter hand te nemen.
Dan krijgt 's werelds beste re
chercheur een verrassend tele
foontje: de seriemoordenaar
Raynard Waits is bereid te ver
klaren dat hij in 1993 Gesto om
het leven bracht. Als hij tenmin-
ste in ruil voor deze en een reeks
andere bekentenissen niet de
doodstraf, maar levenslang
krijgt. Officier van justitie
O'Shea gaat op die deal in.
Bosch is de enige.die domweg
niet gelooft dat de man die zich
Raynard Waits noemt, 'zijn Ma-
i. rie' heeft gedood.
Karakters en dialogen verdie
nen een tien met een griffel. De
plot is fenomenaal, de ontkno
ping heeft eeuwigheidswaarde.
De Boekerij, 416 pag., 18,95.
Patrick Lateur: Amor in Ronia,
Liefdesavonturen van Catullus
tot Claus- Die oude Romeinen
konden er wat van, van lyrisch
schrijven over de liefde, het be
drijven van.de liefde of het ver
lies van een geliefde. Zo schreef
Catullus (84-54 v.Chr.) in weel
derige bewoordingen schimpge
dichten over het promiscue ge
drag van Cloclia, die hij als Les-
bia opvoerde: 'Caelius, Lesbia,
1 onze Lesbia,/ die Lesbia die Ca
tullus ooit meer/ liefhad dan
zichzelf, dan wie ook,/ stroopt
nu in straten en sloppen/ Romes
hoogverheven geslacht af.' Hij
schiet uit zijn slof als hij de
kroeg 'op negen deuren van de
Dioscurentempel' beschrijft,
waar Clodia zich laat 'opvrijen
door chique rijke heren'.
Ook Horatius (65-8 v.Chr.) of
Ovidi'us (43 v.Chr.-18 n.Chr.) en
Martialis (ca. 40-102 n.Chr.) wis
ten er wel raad mee. In later eeu
wen heten andere auteurs hun
fantasie op basis van die oude
geschriften losen kwamen tot
minstens zo wellustige beschrij
vingen, zoals Marguerite Yource-
nar in Mémoires d'Hadrien.
Fragmenten uit hun werken
over de liefde in Rome en uit dat
van tientallen andere auteurs
zijn nu gebundeld door de Bel
gische leraar Latijn en Grieks,
Patrick Lateur, in een verrukke
lijk boek, Amor in Roma, met de
beroemde scooterscène met Gre
gory Peck en Audrey Hepburn
uit de film Roman Holiday als
passende illustratie op de om
slag. Lateur- plaatst elke liefdes
geschiedenis op de plattegrond
van Rome, zijn boek is zo ook
een gids van de stad.
Uitgeverij Athenaeum - Polak
Van Gennep, 260 pag., 17,50
at te doen als je verschoond wil blijven van een
overheidsmaatregel die bepaalt dat je organen na
je dood automatisch toevallen aan de staat? Pro
testeren? Helpt niet. Emigreren? Dat is nogal wat. Saboteren?
Maar hoe?
De hoofdpersoon van Abdelkader Benali's nieuwe roman Feld-
man en ik is druk doende de laatstgenoemde optie in te vul
len.
Omdat die hoofdpersoon er
niets voor voelt wildvreem
den in zijn binnenste delen te la
ten rondwroeten, ook niet pos
tuum, maakt hij de boel vast on
klaar door zich willens en we
tens een ziekte op het lijf te ha
len. Het daartoe benodigde vi
rus snuift hij op uit een brief cÜe
een inmiddels overleden vriend
hem uit Maleisië heeft gestuurd.
De envelop heeft hij lang ongeo
pend gelaten, maar de kiemen
krijgt hij ook zo wel binnen.
Het is een veelbetekenende
vriendendienst. Voor Andes Mis
kin is Maxime Feldman een men
tor en leidsman. Dat Andes een
beter ik nodig heeft, zegt het no
dige over hemzelf. Benali's
hoofdpersoon is een twijfelaar
die smacht naar een welomschre
ven identiteit.
Het lijdzame verzet tegen de ver
plichte orgaandonatie biedt
hem de mogelijkheid zich te pro
fileren als een originele geest.
Toch is de vlucht in de ziekte
niet voldoende om het predikaat
van authentieke persoonlijkheid
te verwerven. En dus valt onze
held eens te meer op Feldmans
voorbeeld terug. Die heeft zich
namelijk van jongs af aan laten
kennen als een geboren schrij
ver, die elk stukje werkelijkheid
een plaats kon geven in het mo
zaïek van zijn verbeelding. An
des weet Maxime niet beter na
te volgen dan met het schrijven
van dagboeken op bestelling,
ten gerieve van die arme zielen
die nog wanhopiger op zoek zijn
naar hun kern dan hijzelf. Daar
toe kopieert en jat hij naar harte
lust uit bestaande dagboeken.
Niet echt iets wat oorspronke
lijk en authentiek valt te noe
men.
Tot zover is duidelijk dat Andes
bleekjes afsteekt bij zijn rolmo
del. Gelukkig voor hem geeft
het lot enige kleur aan zijn bio
grafie. Hij beleeft een paar ener
verende liefdesavonturen, raakt
betrokken bij misdaad en ge
weld en bouwt, of hij dat nu wil
of niet, allengs de reputatie van
gevaarlijke jongen op. Ten slot
te eindigt hij als een wrak in het
ziekenhuis, maar wel met de re
putatie dat de wereld terdege re
kening met hem dient te hou
den.
Knopen
Dan verschijnt de doodgewaan
de Maxime op het toneel. Nage
noeg alles wat we over hem te
horen hebben gekregen blijkt
verzonnen door... wie anders
dan Andes. Nadat die ons een
heel romandeel om de tuin heeft
geleid, mag zijn tegenvoeter het
woord doen. Die keert het tapijt
om en laat zien dat het fraaie,
aanvankelijk door ons waarge
nomen patroon allerlei lelijke
knopen bevat. De allergecompli-
ceerdste knoop is wel dat het
model Feldman net zo stevig
aan zijn kloon Miskin (lees 'mis
baksel') vastzit als omgekeerd.
Uiteindelijk zal Maxime zelfs
gaan vermoeden dat het initia
tief binnen het tweemanschap
niet zozeer bij hem lag als wel
bij Andes. 'Hij had me in zijn
macht, ik, die altijd had gedacht
een leider te zijn, verschrompel
de zo tot een volgeling, een ster
ke volgeling weliswaar, want ik
was nog in leven en hij nauwe
lijks, en binnenkort in het ge
heel niet meer, maar niettemin,
ik was een volgeling, en uitvoer
der van zijn plan en diep daar
binnen, diep verzonken in dat
afzichtelijke karkas, moest ie
mand hardop aan het lachen
zijn. De vos.'
Vingeroefeningen
Geen wonder dat meester en
slaaf op de slotpagina in een en
hetzelfde bed leegbloeden.
Tragisch, deze geschiedenis?
Nee, want daarvoor is dit boek
te veel een spel. Vermakelijk
dan? Zo hier en daar. Al met al
blijft Feldman en ik hangen in
het soort van vingeroefeningen
dat sinds enige tientallen jaren
gemeengoed geworden is onder
romanciers van vaderlandse en
andere bodem. Dit slag auteurs
excelleert in bedenksels die slui
ten als een bus, maar tegelijker
tijd zo leeg zijn als het holle vat
dat wel fraai resoneert maar
geen substantie bevat. Ze stel
len zich ermee tevreden wan
neer ze het publiek bekwaam
een rad voor ogen hebben kun
nen draaien en daarmee de in
druk hebben gewekt dat ze vir
tuozen in de kunst van het illu
sionisme zijn. Ze poetsen de
troebele leugens en warrige uit
vluchten van hun personages op
en presenteren ze als het blikke
rend symbool van hun fictie, ze
zetten hersenspinsels in een lijst
je en noemen het verbeelding.
Wanneer je ze recht op de man
af vraagt wat ze je nu eigenlijk
te bieden hebben, grinniken ze
wat en mompelen de namen van
bewonderde voorgangers als Na
bokov en Borges. Maar ze besef
fen niet dat ze zich tot die mees
ters verhouden als Miskin tot
Feldman. Wat niet alleen irri
tant is, maar ook doodzonde
van het vermorste talent. Want
dat Abdelkader Benali talent
heeft, is onmiskenbaar. Hij zou
er alleen wat beters mee moeten
doen.
J.aap Goedegebuure
Abdelkader Benali: Feldman en ik -
Uitgeverij De Arbeiderspers, 288
blz., 17,95.
Beminnelijke jufferschap!
Uw beeld is in de hoogste trap,
't Volmaakste ooit door natuur geschapen;
Nochtans, daar niets volkomen is,
Bleef in uw lieve beeltenis
Ook ergens nog een vakje gapen.
Hieraan, hoe kan het anders zijn?
Gevoelt gij menigwerf een pijn,
Die oog en aangezicht doet blaken.
O schonen! komt bij ons om baat;
Wij weten een bijzondre raad,
Om 't gapend vakje dicht te maken.
Pieter Boddaertjr. (1766-1805)
Vieze Pieter en Vrome Pieter,
twee dichters uit het oude
geslacht Boddaert. Pieter Bod-
daert (1694-1760) was een
Zeeuwse magistraat en schrij
ver van vele stichtelijke gedich
ten. Zijn zoon, de schakel tussen
de Vrome en de Vieze, verruilde
Zeeland voor Utrecht. Daar
werd op 13 oktober 1766 weer
een Pieter Boddaert geboren,,
door F. Nagtglas in Levensbe
richten van Zeeuwen afgedaan
als 'de bekende schrijver van ve
le meest minder kiesche gedich
ten, die een onrustig leven op
een treurige wijs te Amsterdam
op 9 Maart 1805 eindigde'.
Vieze Pieter en Vrome Pieter
zijn vooral Vergeten Pieters.
Maar de kleinzoon krijgt nu een
herkansing. In 1870 verschenen
voor het laatst boekjes met de
beruchte naam, onder andere
een vermeerderde druk van de
Levensgeschiedenis en erotische
portefeuille van den vermaar
den poëet Mr. Pieter Boddaert.
Dit werkje van z'n vriend en uit
gever Hendrik Moolenijzer is de
belangrijkste bron voor z'n le
vensverhaal. Een bijster b.e-
trouwbare indruk maakt het ver
schillende malen met 'ha! ha!
ha! ha! ha!' onderbroken be
richt niet.
Wij zullen, zegt de auteur, aan
'zijn kindschheid, tot op zijn
veertiende jaar, zwijgende voor
bij gaan'. Waarom die grens?
Wie weet vanwege een gedicht
waarin Pieter vertelt wanneer
hij de liefde ontdekte: 'Nog wist
ik niet wat liefde was, Ik was
ook vijftien jaren pas,/ Ik stond
haar aan te staren.' Natuurlijk
vind je het vers in de pas ver
schenen, door Hans Heesen ver
zorgde bundel Aan de tedere
kunne. Eindelijk kunnen we Vie
ze Pieter weer lezen, en met ple
zier.
Boddaerts verhaal is misschien
boeiender dan zijn werk. Maar
de poëzie heeft nog altijd iets
aanstekelijks, iets geestigs, iets
tegendraads. Alles over de gehei
men van 'een dun kort rokje,
met een spleetje aan weder-
zijen.' Hij gaf het publiek eens
een raadsel op. Wat is hier bc
doeld? 'Ik kruip in 't vochtig
hol, zo donker als de hel
Drie letters zijn mijn naam, h
eindigt met een L.' Dan weet
het wel, een oeuvre met de avor
turen van het pietje van Piel]
Bell.
Hij moet een onvervalste g
doemde dichter zijn gewees
een biografie vol financiële cab
strofes en perikelen met prosti
tuees. Zulke figuren zij
schaarsin onze dichtkuns
waar de braven en de boekhoi
dei's regeren. Arme Piete
Moolenijzer meldt: 'Hij is op n
kere gracht, zegt men, tegen et
lantarenpaal komen aanloopei
en zoo op het ijs gebruid.' Et
bijkomende infectie werd hei
ten slotte fataal. Een treurij
dood, een treurig leven, maar bi
paald geen treurige poëzie.
Het is een simpele wereld, de wi
reld van Pieter, de wereld va
'stoeien, woelen, zwoeger
Slechts aan één ding wordt gi
dacht. Een meisje door haar vi
der in de armen van een jongi
ling betrapt, krijgt te horen di
de Satan haar zal halen. Ze ri
pliceert: 'Gij doet het daaglijl
ook met moeder,/ En toch zag
Satan nooit in huis!' Waarmi
Vieze Pieter meteen alle Vron
Pieters van de wereld antwooi
geeft. Ik geniet en toch haalt Si
tan mij lekker niet.
Mario Molegra.
Pieter Boddaert jr.: Aan de tede
kunne. Erotische gedichten. Keu:
samenstelling en nawoord ito
Heesen - Uitgeverij Uzer Utrecht, l
pag., 12,50 - ISBN 90-8684-003-5.
Rudy Kousbroek
Polong
eze foto komt uit Le troisième
oeil: la photographie et l'occulte
(Editions Gallimard, 2004, En
gelse versie Yale UP 2005), een
verzameling foto's die een indrukwekkend
idee geeft van de charlatannerie die mogelijk
werd gemaakt door de opkomst van de fotogra
fie. Gelovers in bovennatuurlijke verschijnse
len lieten zich de meest fantastische vervalsin
gen aansmeren, nu moeiteloos herkenbaar als
fotomontages. De bijgaande foto werd ge
maakt door een Engelse fotograaf genaamd
Stavely Bulford, voorstellende het medium
Miss Evans met een 'geest-emanatie'. Het is
een betrekkelijk laat specimen, daterend uit
1921; de fabricage van dit soort foto's werd
toen al sinds een halve eeuw met groot enthou
siasme beoefend.
Wat nu het sterkst opvalt, als je door deze op
merkelijke collectie foto's bladert, is de zwem
broek-regel van Karei van het Reve: het feit
dat spoken altijd getoond worden in witte ge
waden en nooit in een zwembroek. Wat onmid
dellijk de indruk maakt van naïef is de aankle
ding - niet alleen onderworpen aan de zwem
broek-regel, maar ook aan de op het tijdstip
van de foto heersende mode. De ongelofelijk
ste voorbeelden daarvan zijn de 'elfjes' gefoto
grafeerd omstreeks 1917 door Elsie Wright en
haar nichtje Frances Griffiths, voor ons on
middellijk herkenbaar als fake - het waren in
feite uitgeknipte tekeningen van dansende elf
jes, in de tuin tussen de bloemen bevestigd
met hoedepennen - maar de mensen die er in
geloofden hielden er aan vast met een hardnek
kigheid die in feite het meest verbazende in
grediënt is in deze handel in wonderen. Zo wa
ren de onhandige fotomontages van de nicht
jes Wright en Grifiths voor de schrijver Conan
Doyle, de schepper van de door niets te mislei
den speurneus Sherlock Holmes, het onomsto
telijke bewijs van de het bestaan van elfjes;
hij verdedigde die opvatting zelfs in boek
vorm: The Coming of the Fames, verschenen
in 1922.
In mijn ervaring is dat altijd het basisingre
diënt van een sterk geloof: het verwerpen van
redelijke verklaringen, kritische observaties
en logica, met een fanatisme herinnerend aan
een instinct tot zelfbehoud.
Nu ben ik zelf opgegroeid in een land van spo
ken en geesten, namelijk Indonesië; maar een
van de voornaamste verschillen is au fond dat
de Indonesische spoken allemaal kwaardaar-
dig zijn. Geen lieve elfjes maar gruwelijke
monsters die kinderen meenemen. De essentie
van dat geloof herinnert niet aan enig abstract
instinct tot zelfbehoud; het berust zuiver op
angst.
Ik ben daarmee opgegroeid: de baboe aan wier
zorgen ik was toevertrouwd bracht mij op de
hoogte, min of meer zoals een kind in Europa
op de hoogte wordt gebracht van sprookjes,
maar met veel meer realiteit. Mijn baboe ge
loofde heilig in alles wat ze mij vertelde en ze
was er zelf doodsbang voor. Soms, bij het ver
tellen van bepaalde verhalen vertoonde zij te
kenen van hevige angst: dan daalde haar stem
en g'ing over in fluisteren; ik zat tegen haar
aan en kon voelen hoe zij versteende bij het
uitspreken van bepaalde woorden, Angst is
overdraagbaar, als een besmetting, een leer
proces; alleen al bij de aanduiding van sommi
ge geesten, met een bepaalde intonatie uitge
sproken, werd ik net zo bang als zijzelf.
Ziedaar een van de essentiële verschillen, kan
ik niet nalaten in het voorbijgaan op te mer
ken, tussen Indische kinderen uit het vroegere
Indië, en latere generaties 'Indische kinderen',
geboren en opgegroeid in Holland: die kennen
dat niet.
Deze angst uit mijn kinderjaren heb ik nu niet
meer. Of althans dat dacht ik: ik dacht dat ik
deze schaduwen uit mijn geest had verjaagd;
maar toen ik in Indonesië terug kwam begon
daaraan bij mij twijfel te rijzen. Na een poosje
kwamen sommige oude angsten toch weer min
of meer tot leven. De eerlijkheid gebiedt mij te
zeggen dat ik tijdens een van die reizen inder
daad een niet mis te duiden ontmoeting met
een spook heb gehad.
Hoe dat gebeurde heb ik al eens eerder be
schreven^): een polong, ongetwijfeld van het
vrouwelijk geslacht, die 's nachts tegen me
aan kwam liggen. Nu heb ik onder normale
omstandigheden juist graag dat iemand dat
doet, maar dit herkende ik meteen als heel on
heilspellend; ik was versteend van angst en
heb wel een uur roerloos zo gelegen. Toen ging
het weg - het: zij dus. Wat ik er-van moet ma
ken weet ik niet, het was een belevenis van het
type: 'het regent, maar ik geloof het niet'.
Terug naar Negri Pan Erkoms, blz. 244 e.v.
Foto uit het besproken boek