Trekgans graast kieskeurig
Mr
PZC
Menigeen zakte hier voor het rijbewijs
7^
Sinterklaois zit op
een boerepèèrd en
praot plat Zêêuws
Nieuwe raadkaart
2:
dinsdag 5 december 2006
Rotganzen foerageren op velden met kort gras. Dat zijn ze gewend in hun noordelijke broedgebieden en dit zoeken ze ook in hun overwinteringsgebieden.
foto Chiel Jacobusse
In deze tijd van het jaar
zijn er verschillende gan
zen in Nederland te zien.
Het gaat hierbij om vogels
die broeden in het hoge
noorden, met name op de
toendra-vlaktes van Sibe
rië. Na het broedseizoen en
het grootbrengen van de jon
gen vertrekken zij lang
zaam in zuid/zuidoostelijke
richting. De vogels moeten
dan redelijk lage temperatu
ren aankunnen; er moet wel
voedsel voorhanden zijn. Ze
moeten dus de vorst- en
vooral ook sneeuwgrens
voor blijven. Op deze ma
nier komen ze aan in Scan
dinavië of Noord-Duits-
land.
Een groot deel van de ganzen
komt via het volgen van de
noordse kust aan in Nederland,
waar de vorst- en sneeuwgrens
zo'n beetje ligt. De vogels die
vanuit meer oostelijke richting
komen, blijven deels hangen in
Duitsland. Zo leggen ganzen
een behoorlijke afstand af om
uiteindelijk te overwinteren in
Groot-Brittannië, Nederland en
Duitsland. De meeste ganzen
blijven dicht bij de kust.
Hoe hoger in het noorden, hoe
korter de vegetatie. Dit heeft te
maken met het klimaat aldaar.
Het leuke hieraan is, dat er een
verband bestaat tussen de broed
gebieden van de ganzen, de
voedselkeuze in hun overwinte
ringsgebieden (zoals hier in Ne
derland) en zelfs hun uiterlijk.
Zo zijn de toendra's van Nova
Zembla en Spitsbergen erg noor
delijke gebieden en dit zijn dan
ook de bekende plekken voor bij
voorbeeld de rot- en brandgans.
Deze twee kleine zwart-witte
ganzensoorten zie je daarom in
Nederland alleen maar op korte
weidevegetaties en de slikvlak-
tes van de Oosterschelde en
Waddenzee. De vegetatie mag
vooral niet te lang zijn. Kolgan-
zen, die ook iets zuidelijker kun
nen broeden, zijn al minder kri
tisch als het gaat om de lengte
van de grassen.
Naast deze relatief kleine gan
zensoorten hebben we in Neder
land ook veel grauwe ganzen.
Deze soort eet niet alleen gras
maar ook wortelknollen. De
grauwe gans broedt ook het
meest zuidelijk van de ganzen
die in Nederland overwinteren.
Ze foerageren in de winter dan
ook vaak op aardappel- of bie-
tenresten van gerooide akkers.
Maar van nature foerageren ze
op de knollen van bijvoorbeeld
de zeebies. Dit zijn keiharde
wortelknollen van een schorre-
plant, die ze met hun stevige sna
vel uitgraven en naar binnen
werken.
Zo kun je per ganzensoort aan
de voedselkeuze in Nederland
zien, wat ze gewend zijn van in
hun broedgebieden. Nu blijkt
De PZC sponsort Het
Zeeuwse Landschap. In
'Natuurlijk Zeeland' doen
medewerkers van deze
stichting verslag van wat
er speelt in de Zeeuwse na
tuurgebieden: onverwachte
vondsten en bijzondere ge
dragingen passeren weke
lijks de revue. En natuur
lijk ook de successen en
mislukkingen in het be
heer.
ook dat het uiterlijk daarbij
past. Hoe noordelijker de gans
broedt, hoe fijner de bouw. Dit
is voornamelijk af te lezen aan
de snavel. De voornamelijk noor
delijk broedende ganzensoorten
hebben een kortere en kleinere
snavel en ook de nek is korter.
Een lange nek is alleen maar
functioneel als je boven hoge ve
getatie uit moet kunnen kijken.
Naast de hierboven genoemde
meer voorkomende wintersoor-
ten. hebben we in Nederland
ook enkele rietganzen. Deze
soort is op te splitsen in twee on
dersoorten. De taigarietgans en
de toendrarietgans. De taiga
broedt minder noordelijk dan
de toendrarietgans, zoals de
naam al doet vermoeden. Beide
ondersoorten lijken veel op el
kaar, maar de toendra is iets
kleiner en de nek en snavel zijn
iets korter. Daarmee staat de
toendrarietgans in tussen de
kleine rietgans en de taigariet
gans, maar toch zeker nog wel
dichter bij de taiga die tot nog
toe tot dezelfde soort gerekend
wordt. Ook in hun overwinte
ringsgebieden kiezen ze een ver
schillende foerageerplaatsen.
De noordelijkst broedende toen
dra-gans foerageert vooral op
de graslanden rond de kust, ter
wijl de taiga vooral foerageert
op oogstresten in het binnen
land.
Naast de rietganzen zijn er nog
een paar zeldzame soorten zoals
de roodhalsgans en de dwerg
gans. Deze worden vaak waarge
nomen tussen kolganzen; ten
minste als het gaat om wilde vo
gels. De rc
melijk vanwege het prachtige
uiterlijk vaak in een dierenpark
of door particulieren gehouden.
Daardoor zie je soms ook nog
wel eens een ontsnapte of uit ge
vangenschap losgelaten vogel.
Yerseke Moer
Nederland heeft veel te bieden
voor ganzen, zoals hierboven is
beschreven: graslanden, akker-
resten, kusten en schorren. Ne
derland heeft dus een grote ver
antwoordelijkheid ten aanzien
van het voortbestaan van deze
soorten. Stichting Het Zeeuwse
Landschap heeft een aantal zeer
belangrijke gebieden in beheer
waar verschillende soorten gan
zen voedsel en rust kunnen vin
den. De Yerseke Moer is één van
de belangrijkere gebieden voor
grazende watervogels, met na
me kolgans, maar ook smient,
brandgans en zelfs rotgans. Ook
rondom Sint Philipsland is
plaats voor rotganzen. Daar foe
rageren ze vaak op het slik van
de Oosterschelde. Maar onge
twijfeld is Saeftinghe wel het
meest bekende gebied van Zee
land als het gaat om ganzen.
Hier komen vooral grauwe gan
zen, die daar volop voedsel heb
ben dankzij de grote velden zee-
bies en de oogstresten op de ak
kers rondom.
Wannes Castelijns
De mensen doen d'r gêên
moeite mêê voor joengen,
zegt een oudere wouw bij de vis
kraam. Vroeger, toen zag je in al
de wienkels Zwarte pieten en
Sinterklaoizen. De man in de
viskraom knikt en kijkt eens
rond in zijn kraam. Van links
naar rechts en van voor naar
achter. En met een verontschul
digende blik van: Wudder doen
ook niks an Sinkerklaois en
Zwarte pietkijkt hij zijn vrou
welijke klant aan. Handig snijdt
hij een moot kabeljauw op zijn
plank en mild: het op de weeg
schaal. Kan da zóó?, vraagt hij.
De vrouw knikt en rap schuift
de visman de koopwaar in een
plastic zakje. Gaot da zö mee
vrouweEn zonder antwoord af
te wachten, kijkt hij mij aan:
Lekkerbekjes zeker? En binst
als hij het bedrag met de
vrouw-met-de-kabeljauw afre
kent, legt hij mijn lekkerbekjes
in het kokend vet. Jao, denk ik,
een paor platen van Sint en Piet
zouioen iere nii misstaon. En
dan ook nog een paor toepasse
lijke spreuken d'r bie.
Gisterachtermiddag kwam ik
uit de polder gefietst. Rond een
uur of vijf. 't Was een beetje ne
velig en net om de hoek van de
dijk kwam ik 'm tegen. Sinter
klaas, op een groot boerepèèrd.
Rustig kwam tie angestapt. De
rode jas lag glad over het paard,
bijna tot aan de afgeknotte
staart. In z'n ene hand zijn staf
en in de andere een zak. Aan de
uitstulpingen te zien, zaten er
allemaal hoekige dingen in. Ca
deautjes. We naderden mekaar
tot op veili
ge afstand.
Toen hield
het paard
de pas in.
Of dat op
commando
van de berij
der was,
weet ik niet.
Ik kneep in
m'n hand
remmen en
in onver
valst
Zeeuws richtte de hoge gast
zich tot me: Zóó Rinus, nog lao-
te op pad. Het klonk me als me-
ziek in de oren: Een Smterkla-
ois die plat Zêêuws praot. Joen
gen, da's ajaoren gelee jen.
En net als de visverkoper, die
blindelings de moot op de
schaal smeet, ging z'n hand in
de zak. Vol met schuimpjes
kwam tie terug. Nim, da 's voo
joe. En zes, zeven schuimpjes
vielen in m'n wijd geopende han
den. Ik zou nog zeggen: Da treft
Sinterklaois, want vorige weeke
is m'n nukkige verstandskieze
getrokken. En die schuumpjes
binnen zo lekker zochte. En noe
zit dao zo'n gróót gat in m'n kao-
ke.
Maar de hoge gast vertelde dat
hij toch echt moest doorgaan.
Want daore (en hij wees op een
boerderij), dao zitten ze op me
te wachten ee. En zonder een
antwoord af te wachten, sloeg
tie mee het uiteinde van de staf,
zachtjes op de kont van 't paard.
Die stapte rustig verder/rich
ting Paulinapolder. Bedankt en
saluriep ik nog. Wat de Sint
nog terugriep, hoorde ik niet.
Het ging verloren in de haren
van z'n snor.
Toen ik even later het dorp bin
nenreed, brandden de meeste
lantaarnpalen al. Behalve die
ene, die al meer dan een paar we
ken gerepareerd moet worden.
Noe wel andig voo Sint en Piet,
denkt ik. Dan kunnen die vanao-
vund bestoliengs deu 't durp löö-
pen.
Beuter
Drie deegpoppetjes van de bak
ker haal ik uit de plastic verpak
king en ga ze voorzichtig ver
warmen. Vroeger deejen me da
op de kachel, op een stikje beu-
terpapier. Totdat ze lekker
sprok waren. Mee beuter en bru-
ne suker. Zo begon de Klaoisao-
vend meestal. Oe eten judder
die dêêgvintjes?vroeg ik vorige
week aan de buren. A mee beu
ter en suker allicht, was het ant
woord. Kiek, dacht ik, da val
toch nog a mee. Dan zeggen ze.
wè, dat tradities vlug verande
ren. Mao toch nii altied ee
Als ik kort daarna met twee be-
beuterde dêêgvingers aan tafel
zit, is het net of ik iets in de
straat hoor. Geen auto, dan eer
der het geratel van een kar of
boerenwagen. Zou Sint uit de
polder op een boerenwagen
naar het dorp zijn gekomen? In
het schijnsel
paar spaar
zame lan
taarnpalen
zie ik inder
daad een
Klaasfiguur
op een kar
net de straat
uitdraaien.
Die oefent
voo morgen,
zegt een
wouw die er
op de fiets achteraanrijdt. Mor
gen komt-ie op een karre nao de
schoole.
M'n zochte deegventjes worden
voor de tweede keer opge
warmd. Intussen kijk ik even in
de krant. Plotseling schiet me
iets geks te binnen: Zou Sinter
klaois nog z'n verstandskiezen
èn?
Rinus Willemsen
Agenda
In het Kerkje van Ellesdiek
wordt zondag (10 december)
een oecumenische bijeenkomst
in het Zeeuws dialect gehouden.
Aanvang is 14.30 uur.
Zeventig jaar geleden verliet
G. N. Fokker uit Burgh-
Haamstede het stadje Hulst. Het
beeld van de Gentse Poort staat
echter gebrand op het netvlies.
„Ik woonde aan de Van Maalste-
deweg en bezocht van 1931 tot
1936 de openbare lagere school.
Daardoor passeerde ik vier keer
per dag het op de raadkaart af
gebeelde punt. De school kon ik
bereiken via de Gentsestraat en
als er geen modder lag via de
wal. Je ging door de poort en
naar rechts de wal op."
Fokker wijst op de tramrails
van de lijn Hulst-Walsoorden.
„Met de fiets was het oppassen
om niet met een band in de rails
te komen. In mijn tijd was het
hids links van veehandelaar Hec
tor Picavet. Rechts tot aan de af
gebeelde kinderen liep een af
scheiding van palen, waardoor
buizen liepen. Daar kon je gym
nastische toeren aan verrichten.
Behalve de poort en de wal is al
les wat op de kaart staat verdwe
nen."
Dat geldt ook voor andere herin
neringen aan de jeugdjaren van
deze inzender. „Ik ben er be
kaaid van afgekomen. Mijn
school is verdwenen, het huis
waar ik woonde, de marechaus
seekazerne aan de Buitenvest is
afgebroken. Gelukkig kan ik bij
de Gentse Poort nog steeds de
wal op en dan helemaal rond
wandelen tot aan de onderbre
king voor de Gentsestraat."
merkt op dat er meerdere stads
poorten zijn naast de Gentse
Poort uit 1780: de Keldermans
of Dobbele Poort uit 1506 en de
Graauwse of Bagijnepoort uit
de 18e eeuw.
In de Gentse Poort zit het wa
pen van de Generaliteit, meldt
A. Sponselee uit Sas van Gent.
Hij gaat in op de belangrijke
functie van Hulst als vesting
stad, wat onder meer tot uiting
komt in de negen vijfhoekige
bolwerken rond de binnenvest.
Gezien vanaf de Gentse Poort
en tegen de klok in: Princebol-
werk, Solmsbolwerk, Oude Mo-
lenbolwerk, Doelenbolwerk,
Galgebolwerk, Molenbolwerk,
Brederodebolwerk. Nassaubol-
werk en tot slot het Oranjebol-
werk.
Het grote huis dat links van de
poort boven de wallen uitsteekt,
was volgens D. E. Tollenaar uit
Temeuzen het kantoor van wa
terschap Hulster Ambacht. Het
pand links was in gebruik bij ga
rage Van Oosterom, het pand
rechts was casino Bellamy. „De
brug voor de poort is in de oor
log opgeblazen en er werd een
duiker aangelegd voor het ves
tingwater en een verbrede
straat." B. Bliek uit Vlissingcn
weet dat de stadspoorten tot
1845 's avonds werden afgeslo
ten met zware houten deuren. C.
F. Stevense uit Middelburg vult
aan dat nog tot 1852 poortgeld
werd gevraagd. M. Bruch uit
Ook A. Reyns uit Hulst wijst op
het huis van Picavat-Schop-
man, niet alleen veehandelaar
maar ook slagerij. „Aan de rech
terzijde is nog het vroegere café
van Miel Schelfhout te zien, nu
lunchroom De Vest. Door de
poort is de woning van de fami
lie L. den Tenter zichtbaar.
Voorbij de woning van Picavet
is nu opnieuw de vest rondom
Hulst doorgetrokken tot aan de
Stationsweg."
Spoorwegstation
J. Strooband uit 's-Gravenpol-
dcr is kenner van het oude open
baar vervoer in Zeeland. Hij
geeft aan dat de lijn van de
stoomtram Hulst-Walsoorden
begon bij het spoorwegstation
van de spoorlijn Mechelen-Ter-
neuzen. „De tram maakte daar
een bocht (in railtechniek een
boog genoemd) naar links en
reed verder naar links door een
uitsparing in de wal via de Gent
sestraat, richting Markt. De lijn
was in gebruik van 1902 tot
1948, met vanaf 1940 de exploi
tatie door de Zeeuwsch-Vlaam-
sche Tramweg Maatschappij
(ZVTM). Ik meen me te herinne
ren dat net links buiten de foto
de gemeentelijke gasfabriek in
clusief gashouder was geves
tigd."
„Zou hier ooit de vos Reinaert
uit het bekende dierenepos heb
ben gelopen?", vraagt C. P. Fase
uit Sint-Annaland zich af. „Er
staat nu een monument bij de
Gentse Poort waarop Reinaert
in boetekleed is afgebeeld." Hij
Axel heeft aan de Gentse Poort
een speciale herinnering. „Me
nig Oost-ZeeuwsVlaming is
daar gezakt voor zijn rijbewijs.
Het verkeer uit de poort had
voorrang en dat vergaten er heel
veel."
Rinus Antonisse
De waardebonnen gaan naar: T.
Wagenaer, Hulst, G. de Roos,
Vlissingcn en M. Janse-Menu,
Ossenisse.
De plaats op de nieuwe raadkaart uit de col
lectie van Hans Lindenbergh is niet veel ver
der gekomen dan een smalstad. De vraag is: om
welke plaats gaat het en hoe heet de straat? Nade
re bijzonderheden over de situatie toen en nu zijn
welkom.
Oplossingen kunnen tot en met uiterlijk zaterdag
9 december worden gestuurd naar:
Redactie PZC, postbus 31, 4460 AA Goes; fax
0113-315669; e-mail redactie@pzc.nl.
Onder inzenders van een goede oplossing worden
drie waardebonnen verdeeld.