Smachten naar noodzaak
gPZC
The Beatles waren de soundtrack van mijn leven
EIGENLIJK
Jens Christian
Gr0ndahl Lyngby
woensdag 29 november 2006 23
n Rode handen, de nieu
we roman van Jens Chris
tian Grondahl, raakt een
jonge vrouw betrokken bij
een terroristische actie van
de Rote Armee Fraction. „De
walging bij de jeugd over het
vooruitzicht deel uit te ma
ken van de middleclass
wordt onderschat."
Als tocht door een kier, zo
stroomt in de romans van
de Deense schrijver Jens Christi
an Grondahl (47) telkens weer
de recente Europese geschiede
nis binnen. De nietsvermoeden
de personages worden lijdend
voorwerp van een verhaal waar
van ze de proporties niet kun
nen overzien.
Sonja Evers overkomt het in
Grondahls jongste roman Rode
handen. Jaren zeventig. Ze heeft
als au pair gewerkt in Duitsland
en op de terugweg naar Dene
marken maakt ze kennis met
een man die, naar later blijkt,
lid is van de Rote Armee Frac
tion, de extreem-linkse bende
rond Ulrike Meinhof en
Andreas Baader die in die tijd
West-Duitsland terroriseert.
Voor ze het zich bewust is, raakt
Sonja, net iets meer dan zijde
lings, betrokken bij een bank
overval. Ze vlucht naar Dene
marken. Op het station van Ko
penhagen maakt ze kennis met
de verteller van Rode handen,
met wie ze een kortstondige rela
tie krijgt. Niet zo zeer liefde als-
wel het gegeven dat ze veel in
elkaar herkennen - ook een con
stante in het werk van Gron
dahl - brengt ze later weer sa
men en ze bezoeken samen het
proces.
„De Europese geschiedenis sij
pelt mijn romans binnen, ja. Sij
pelen is het goede woord. De ge
schiedenis bestaat, maar we den
ken die buiten de deur te hou
den, tot ze zich opdringt. Mijn
generatie heeft op de een of an
dere manier het contact met de
geschiedenis verloren. Dit heeft
te maken met hoe cultuur zich
heeft ontwikkeld in de naoorlog
se periode. Een van de verbor
gen privileges van de middle
class vanaf de jaren zestig is dat
het leven in de buitenwijken
ook een leven is dat afstand
heeft geschapen tussen zichzelf
en de geschiedenis. Het is of ge
schiedenis iets is dat zich in de
steden afspeelt en daar leven
wij niet meer. Geschiedenis is
iets geworden dat staat te flikke
ren in een hoek van de kamer en
wat je kunt uitzetten. We voelen
de maatschappij niet meer als
iets wat we delen, maar als een
open ruimte waar ieder individu
kan doen en laten wat hij wil, zo
lang hij zich aan de afspraken
houdt. Democratie als fragiel
framewerk voor de vrijheid van
het individu om het eigen geluk
na te streven."
„Na 9/11 en de aanslagen in
Londen en Madrid, en hier in
Nederland de politieke moor
den, beseften we dat de geschie
denis niet voorbij is. Toen de
Berlijnse Muur viel waren we
aangekomen in de beste van alle
werelden. Maar van dat idee
Jens Christian Grondahl: „Geschiedenis is iets wat zich niet laat uitschakelen met een afstandsbediening. foto Harmen de Jong/GPD
zijn we in dit decennium op wre
de wijze verlost. Geschiedenis is
weer iets wat zich niet laat uit
schakelen met een afstandsbe
diening. Vandaar dat geschiede
nis altijd mijn persoonlijke, indi
viduele verhalen binnensijpelt."
„Maar ik zie me ook weer niet
historische romans schrijven. Ik
kan alleen schrijven vanuit mijn
persoonlijke ervaring over perso
nages die dicht bij mij staan en
zich geconfronteerd zien met
spelingen van het lot die ver
weg staan van hun beleving. Ik
kan geen roman schrijven-over
Ulrike Mginhof; ik ben niet
Duits, ik ben niet van die genera
tie, ik ben daar niet geweest. Ik
kan wel een boek schrijven over
iemand die die wereld binnen
komt en via deze vrouw kan ik
zelf die wereld binnenkomen. Ik
heb een karakter van buiten no
dig."
Herinnering
Voor de verteller putte hij uit
zijn eigen leven in de jaren ze
ventig toen hij als student filoso
fie op het station van Kopenha
gen voor aankomende reizigers
hotelkamers boekte. „Wat mij
gaande hield bij het schrijven
was de herinnering aan een ge
weldige tijd, de atmosfeer van
de jaren zeventig. Geen compu
ters, een ouderwetse telefoon.
Een tijd ook dat ik jong en al
leen was, want wat ik me van
die periode ook heel goed herin
ner is de eenzaamheid. De tijd
dat je het ouderlijk huis hebt
verlaten, maar nog niet in de
maatschappij bent aangekomen.
Je leeft nog in het niemandsland
van het echte leven, je wacht tot
je leven begint. In zo'n situatie
kun je als jong volwassene niet
alleen wanhoop voelen, maar
ook afkeer en walging over de
grauwe middelmaat van het le
ven in de middleclass met dat
platte materialisme. De walging
bij de jeugd over het vooruit
zicht daar deel van uit te ma
ken, wordt onderschat." Voor
Grondahl is het duidelijk dat de
ze afkeer een van de drijfveren
van de RAF is geweest. „De jon-r
geren hadden in de jaren zeven
tig een taal gevonden voor hun
walging over de middelmatig
heid van het leven van alledag
in de middleclass. De taal van
marxisme en revolutie. Het doel
heiligde de middelen en dat
maakte hen cynisch over indivi
duele levens."
„Ze zagen er niet tegenop een
agent op te offeren voor zoiets
vaags als 'de revolutie'. Toen be
gon de eindeloosheid van het
ideologisch cynisme." Op Duit
se muren stond gekalkt: 'Es
muss alles anders werden'.
Maar wat moest eigenlijk an
ders? „Ze hadden geen idee.
Hooguit heel vage. De drijfve
ren van de RAF waren minder
politiek dan we geloven, meer
een existentiële drift, die moge
lijk in het onderbewuste zelfs
religieus van aard was. Dit ver
langen had veel te maken met
de angst en walging van de jon
gere, de wens uit te stijgen bo
ven dat wat de middleclass te
bieden heeft. Pure spleen. De
RAF-leden stonden zo ver van
de werkende klasse af. Ze had
den geen idee van het leven. Ik
denk dat Pasolini gelijk had
toen hij zei meer solidariteit te
voelen met een politieagent uit
de arme buurten van Sicilië dan
met die upperclass kids die geen
idee hadden waar ze het over
hadden."
„De vraag is: hoe kan het dat
jonge mensen, de kinderen van
een generatie die hun meer kan
sen, meer welzijn en meer vrij
heid dan ooit hadden verschaft
- hoe kan dat die kinderen van
dit alles wilden afzien, het wil
den afbranden en opnieuw wil
den beginnen? Eerder een escha
tologisch, religieus verlangen
dan een politiek." Hij bena
drukt de religieuze ondertoon in
dit terrorisme. „Ik trek de verge
lijking met de monniken en non
nen die zichzelf ranselden om
buiten hun eigen lijf te geraken
ten faveure van een heilige staat
van perfectie. Er was een drang
naar purificatie in de revolutio
naire beweging in die jaren die
niet te duiden valt als je niet de
religieuze component ervan in
de beschouwing betrekt."
Bij toeval herkent de verteller
Sonja wanneer hij haar vijftien
jaar na hun eerste ontmoeting
in een winkel tegen het lijf
loopt. Een sluimerend gevoel
ontwaakt, eerder veroorzaakt
door nieuwsgierigheid dan door
onbeantwoorde liefde. „Wat ze
in elkaar herkennen is de een
zaamheid van de jeugd en eik
aars vervreemding van de we
reld. Ze vinden zichzelf terug in
een bourgeois milieu waar ze
zich niet mee kunnen identifice
ren. Sonja al helemaal niet om
dat ze een geheim heeft, haar
schuldgevoel over haar betrok
kenheid bij de bankoverval."
„Beiden zitten bovendien in rela
ties zoals je die veel aantreft in
mijn romans. In een relatie
waarin ze zich niet volledig pre
sent voelen. Alsof een lichaams
deel eruit steekt, een hoofd of
een been." „De personages in de
ze roman, net als die in mijn eer
dere, lijden aan het gevoel dat
alles toeval is. Ze smachten
naar noodzaak."
Theo Hakkert
Jens Christian Grondahl - Rode han
den. Roman. Vertaling: Annelies van
Hees. 142 pagina's, 15,00 euro ISBN
9029077816. Uitgeverij Meulenhoff.
Jens Christian Grondahl Lyngby (Denemarken), 1959.
Studeerde filosofie.
Filmregisseur en schrijver.
Debuteerde in 1985 met Kvinden i midten.
Sinds 1998 verschenen acht boeken in vertaling: Stilte in oktober,
Lucca, Virginia, Indian summer, Veranderend licht, Hartslag, Piaz
za Bucarest en Rode, handen.
„Er moet een speelse kant aan schrijven zitten. Lichtheid van de
speelse verbeelding heb ik nodig, anders kan ik niet schrijven. Lite
ratuur is niet zo serieus als het leven zelf."
zouden er geen boeken over
bestaan, denk je, als je ze
ziet liggen. Er is een tijd geweest dat literaire teksten zo belangrijk
waren dat er zelfs geen aandacht voor de schrijver was. Laat staan
voor 'de vrouw van'. Het boek lag echter zwaar afgeprijsd te wach
ten en ik liet me verleiden, nu door Vera van Vladimir Nabokov.
Thuisgekomen bleek ik het al te hebben: lang geleden gekocht en on
gelezen weggezet.
Pas nu ik een tweede exemplaar had, heb ik het gelezen, aanvanke
lijk aarzelend. Vera's levensbeschrijving is dik en er zijn te veel zij
wegen. Het boek biedt desondanks een mooi, zelfs spannend beeld
van de schrijver Nabokov vanuit het perspectief van het leven van
zijn vrouw. Vera Slonim, een Russische jodin, was met haar ouders
en zusters na de communistische revolutie uit Sint-Petersburg naar
Berlijn gegaan. Daar bestond een omvangrijke Russische gemeen
schap in ballingschap met vele Russische kranten en uitgeverijen.
Ook Vladimir Nabokov was naar Berlijn gekomen uit Sint Peters
burg waar hij als zoon van een liberale, zeer rijke grootgrondbezit
ter in 1899 was geboren. Wie zijn Geheugen, spreek kent, is thuis op
het landgoed van een gelukkige jeugd. Nabokov schreef al zeer jong
en zijn bestemming was nooit een vraag.
Waarschijnlijk kende Vera Slonim Nabokov al, maar pas in Berlijn
kregen ze een verhouding, hoewel ze niet zijn eerste was. In 1937
verlieten Vera N. en Vladimir N. Berlijn voor het opkomend fascis
me. Ze verhuisden naar Parijs en emigreerden twee jaar later naai
de Verenigde Staten. Daar gaf Nabokov, die in 1945 Amerikaans
staatsburger werd, les aan verschillende universiteiten. In 1959
keerden ze terug naar Europa.
Van 1961 tot Nabokovs dood in
1977 woonden zij in een hotel
A/Tp,-w-p \7in Montreux. Zij stierf in 1991:
J-V-LC' VI. V vi d 1 l yera Nabokov, 89, vrouw, muze
en agente kopte The New York
Times.
Mevrouw VN was de eerste lezer van VN's werk en ze had het laat
ste woord. Terwijl de schrijver staand aan een lessenaar zijn sy-
steemkaarten dicteerde, werkte zij aan de schrijfmachine. 'Nee,
volodja, zo kan je dat niet zeggen.' Etcetera. Ze was zijn muze door
een onwankelbaar geloof in hem, er was geen grotere schrijver dan
hij. Ze identificeerde zich met zijn kunstenaarschap. Ze begeleidde
hem als een onpraktisch kind, was zijn secretaresse en literair
agente. Ze ging mee naar zijn colleges als een beschermengel, een
schaduw. Ze voerde gewiekste onderhandelingen met uitgevers, al
tijd sprekend namens haar man: Mr. Nabokov meent dat...
Ze corrigeerde drukproeven, las minutieus vertalingen door. Ze
was vriendelijk en correct, maar afstandelijk als een vorstin, en ge
vreesd. Ze werd nooit met haar voornaam aangesproken. Een on
neembare vesting bij tijd en wijle. Aan de correspondentie van de
tovenaar had Mrs. Vladimir Nabokov - zoals ze zich inmiddels
noemde - een dagtaak. Ze accepteerde een leven met aanvankelijk
bescheiden inkomsten, bijna tientallen jaren van reizen en trekken,
in tijdelijke onderkomens. Tot het internationale succes van Lolita
- het verhaal over de liefde van een oudere man tot een zeer jong
meisje - leefden ze pover en zeer eenvoudig, altijd op zoek naar uit
gevers die een boek wilden uitgeven en een voorschot betalen: sap
pelen met grandeur.
Ze reed haar man rond voor de gezamenlijke vlinderjacht. De we
reld moest dankbaar zijn dat zij, Vera Nabokov, het mogelijk maak
te dat de grootste schrijver van de moderne Russische literatuur,
zorgeloos kon schrijven. Later was hij in haar ogen ongetwijfeld de
grootste van de Engelse literatuur. Ze kende zijn werk door en
door, begreep de grappen, de dubbelzinnigheden, de toespelingen,
de details. Ze kende alles wat er toe deed.
Uiteindelijk was nauwelijks meer uit te maken wie wie was. Als in
het spel van de wentelende vlinders.
Lo van Driel
Stacy Schiff: Vera - Mevrouw Vladimir Nabokov. Portret van een huwelijk;
vert. doorJ.P. van der Sterre W. van der Star, Uitgeverij Anthos, 1999
Bob Spitz, ooit manager van Bruce
Springsteen en later van Elton John,
schreef een knappe, gedetailleerde en goed
gedocumenteerde biografie van The Beat
les. „Schrijven over The Beatles was óók
schrijven over mezelf. Zij waren de sound
track van mijn leven."
De Amerikaan Bob Spitz (56) schreef al eer
der een biografie van Bob Dylan. Die had
als ondertitel A biography. Zijn onlangs ver
taalde biografie van The Beatles heeft als
ondertitel The biography. Subtiel verschil.
Spitz: „Mijn uitgever stond erop. Het is wel
een beetje potsierlijk, zeker als je weet dat
er zo'n duizend boeken over The Beatles ge
schreven zijn." Maar zo gek is het niet. Het
boek van bijna duizend pagina's is niet al
leen uitstekend geschreven, het is ook uit
zonderlijk goed gedocumenteerd. Deze
Beatles-biografie is de eerste met vermel
ding van de bronnen. „Ja, alles moest wor
den verantwoord. Iedereen kent al die ver
halen over The Beatles, maar waar komen
ze vandaan? In de midsixties zijn zo veel ci
taten opgetekend van John en Paul die niet
van hen waren. Telefonische interviews, zo
genaamd met John en Paul, maar in werke
lijkheid met mensen als roadmanager Neil
Aspinall. Ook de biografie van Hunter Da-
vies zoals verteld door The Beatles bevat
veel nonsens. Paul McCartney heeft me ver
teld dat de helft is verzonnen. Om hun vrou
wen te beschermen, om de donkerder, uit
zinniger kanten van The Beatles verborgen
te houden."
„Daarom was het zo belangrijk dit boek te
schrijven. Ik heb tegen McCartney gezegd:
'Jij bent de drager van een grote culturele
erfenis. Wil je dan na je dood al die verzin
sels laten voortleven?' McCartney heeft ie
dereen - zijn familie, zijn oude schoolvrien
den - laten weten dat hij wilde dat ze met
mij praatten." Ringo Starr behoorde niet
tot zijn bronnen. „Nee, zijn manager vroeg
40.000 dollar. Maar The Beatles zelf zijn ei
genlijk niet zulke betrouwbare bronnen. Ze
hebben dingen al zo vaak verteld, waar en
niet waar, dat ze zelf niet goed meer weten
wat de waarheid is. De mensen om hen
heen hebben betrouwbaarder verhalen."
Op de vraag welke mythes hij heeft ont
kracht, heeft Spitz een resoluut antwoord:
„Ik heb er geen aandacht aan besteed. Ik
wilde juist overal fris tegenaan kijken. Er
gaan zo veel verhalen over The Beatles.
Veel belangrijker vond ik de kleine ontdek
kingen: hoe John en Paul, zittend op de
vloer van de huiskamer voor het eerst sa
men liedjes schreven, de verhalen over
Johns tijd aan de kunstacademie."
"Spitz beschikte over uitzonderlijke bron
nen. Zo stuitte hij op de handgeschreven
dagboeken van manager Brian Epstein, van
1947 tot 1967. „Ze zaten in een kluisje dat
in veertig jaar niet was geopend. Ook alle
contracten van The Beatles lagen in dat
kluisje. Die hadden de jongens zelf nooit ge
had. Belabberde contracten. Maar ik was
geschokt door die consequent bijgehouden
dagboeken: zo donker, zo gepijnigd. De wor
steling met zijn homoseksualiteit, de arres
taties wegens het oppikken van jongens."
Epstein was verliefd op John Lennon en zij
hadden in Spanje iets met elkaar dat in de
buurt kwam van lichamelijke liefde. Maar
daarover stond niets in zijn dagboeken.
„Nee, over die veelbespi'oken vakantie geen
woord." „Wat erover in mijn boek staat,
heb ik dankzij drie verhalen van anderen
die het los van elkaar direct van Brian had
den gehoord. En Paul vertelde het verhaal
dat hij van John had gehoord." Hoe wist
Spitz of hij een getuige kon vertrouwen?
„Als biograaf leer je je oor afstemmen op je
onderwerp, doordat je er al met zo veel an
deren over hebt gepraat. Dan weet je: wat
die over John vertelt, kan niet waar zijn.
Dat zou hij nooit hebben gedaan." Van alle
mensen die Spitz heeft gesproken, zijn er in
middels al 36 gestorven. Met George Har
rison, die in 2001 overleed, heeft hij ook ge
sproken. Die heeft zijn jeugdvriend Arthur
Kelly nog aangemoedigd aan de biografie
mee te werken. Zelfs John Lennon, die in
1980 werd vermoord, heeft hij ontmoet. „Ik
heb zeker tien tot twaalf keer wat langer
met hem gepraat. Daardoor weet ik dat het
Liverpoolse hem nooit heeft verlaten. Ik
heb gezien wie hij was. Dat heeft me erg ge
holpen bij het schrijven van de biografie.
Ja, en ook dat ik manager van Elton John
ben geweest, helpt. En van Bruce Sprin-
steen, in zijn begintijd, nog voor Born To
Run. Ik weet hoe het toegaat in de platenin
dustrie, ik weet hoe die mensen denken. En
ik ben zelf muzikant geweest." Spitz be
steedt in zijn boek veel aandacht aan dat Li
verpoolse. „Als je Liverpool niet begrijpt,
begrijp je The Beatles niet. Ik heb er twee
jaar gezeten. Ik begreep door mijn verblijf
daar de humor van The Beatles, hun woede,
hun gevoel van isolement ten op zichte van
Londen. Ik begreep hoe ze werden behan
deld." Spitz maakte de invasie in Amerika
van The Beatles persoonlijk mee. „Ik zag
hun eerste optreden in de Ed Sullivanshow
en ik moest niks van ze hebben. Ik hield
van Joan Baez en Bob Dylan, niet van die
oppervlakkige liedjes van The Beatles. De
volgende dag kondigde ik op school aan dat
The Beatles binnen twee weken vergeten
zouden zijn. Tijdens het speelkwartier
kreeg ik schoppen van de twee ergste pest
koppen van de school. Pas in 1965, bij Rub
ber Soul zag ik in wat een vergissing ik had
begaan."
„Door die revolutionaire plaat ging ik ook
anders naar mijn eigen leven kijken. The
Beatles werden de soundtrack van mijn le
ven. Schrijven over The Beatles was ook
schrijven over mezelf. Als ik een song be
schreef, wist ik waar ik toen was, hoe ik
was en hoe ik veranderde, ook door hun mu
ziek. Er was geen dag dat ik niet naar de
computer wilde om te zien waar het ver
haal heenging."
Jos Bloemkolk
Bob Spitz, The Beatles, De biografie, uitg. Nieuw
Amsterdam, €49,95