Onstuitbaar op weg
naar de andere kant
M
PZC
Zelf bepaalde meters,
geijkte gewichten,
de messen geslepen
Hella
Haasse
Bloemlezing
Chrétien
Breukers
woensdag 29 november 2006
proza
Richard Dawkins: God als mis
vatting - Met instemming ci
teert hij uit Zen en de kunst van
het motoronderhoud: „Als één
persoon lijdt aan waanvoorstel
lingen, dan heet dat 'krankzin-
1 nigheid'. Als veel mensen tege-
lijk lijden aan waanvoorstellin-
gen, dan noemt men dat 'reli-
r gie'." De Britse etholoog en evo-
lutionair bioloog Richard
Dawkins, die volgens een enquê
te van Prospect Magazine gere
kend moet worden tot één van 's
werelds top-drie intellectuelen,
- maakt er in zijn nieuwste boek
God als misvatting geen geheim
van: hij is atheïst en hij vindt
dat eigenlijk ieder weldenkend
mens dat zou moeten zijn én er
openlijk voor zou moeten uitko
men.
Dawkins is bepaald niet over
l één nacht ijs gegaan. Aan de
hand van honderden citaten uit
boeken die er (al of niet) toe
doen serveert hij in zijn ogen
halfslachtige agnosten en crea
tionisten af, hij belicht de duiste
re kant van het absolutisme,
waaronder onder anderen veel
homoseksuelen te lijden hadden
en hebben, hekelt Maarten Lu
ther die tijdens de Rijksdag van
Worms zei dat 'alle joden uit
Duitsland verdreven zouden
moeten worden', en bejubelt ui
teraard door het hele boek heen
één persoon: „De genadeklap
die Charles Darwin het theologi-
- sche argument toediende is
waarschijnlijk de meest ver
woestende nederlaag die het
volksgeloof heeft geleden als ge
volg van slim redeneren."
Hier en daar klinkt Dawkins
een beetje drammerig, maar dat
wordt alleszins goedgemaakt
door de prachtige dwarsdoorsne
de van de wereldculturen die hij
ook met zijn boek geeft.
Vertaling Hans E. van Riems
dijk. Uitgeverij Nieuw Amster
dam, 448 pag., 24,95.
Leo Blokhuis: Grijsgedraaid -
Mannen zijn echte lijstjesma
kers. Ze maken toptienen van al
les: de snelste schaatsers, ras
honden, taaiergernissen, vecht
films, de mooiste boezems, de
meest nutteloze tv-program-
ma's, de meest voorkomende
soa's. Leo Blokhuis is ook zo'n
type. De muziekproducer van
het radioprogramma 'For The
Record' en jurylid van het
tv-programma 'Popquiz a gogo'
heeft er in zijn boek Grijsge-
draaid dertien gebundeld. Van
de Beste Beatles Liedjes ('For
No Öne''staat op 1) tot De Tien
Grootste Draken Uit De Popge
schiedenis ('I Will Always Love
You' van Whitney Houston).
Maar Blokhuis, die in een vorig
leven verliefd was op blonde Ag-
netha van ABBA (maar dit ter
zijde), is niet alleen een lijstjes
maker, hij is ook een gedreven
verteller.
Zoals over 'Seasons In The Sun'
van Terry Jacks. Elke keer als
hij dat nummer hoort, moet
Blokhuis denken aan de dagen
dat hij en zijn vrienden naar
zwembad Groenoord gingen.
Niet om te zwemmen, maar om
te voetballen: het gras was ner
gens gladder dan tussen het kik
kerbadje en het diepe.
Zo staan er wel meer van dit
soort mooie anekdotes uit de
popgeschiedenis opgetekend in
Grijsgedraaid.
Uitgeverij Anthos, 167 pag.,
- (plus cd), 17,50 euro.
Rudy Kousbroek
ella Haasse's nieuwe boek Het
tuinhuis is wat je noemt een
staalkaart: een proeve van ver
halend en verbeeldend vermogen. Alle
verhalen in deze bundel bevatten wel
een element dat stamt uit het hart van
Haasse's schrijverspersoonlijkheid.
Hoewel uit het hart geschreven, springt
er wat mij betreft toch een verhaal uit.
Niet omdat het beter zou zijn dan de andere
zes, maar omdat het in hoge mate karakte
ristiek is voor haar aanpak.
'Genius loei' (Latijn voor 'de geest van de
plek'), gaat over een ouder echtpaar dat een
zomerhuis heeft laten bouwen op het Fran
se platteland. Al vanaf het eerste ogenblik
voelt de vrouw er een onzichtbare aanwezig
heid, niet direct iets wat ze vreest, eerder
iets verontrustends. 'Er werd iets van haar
verwacht, maar zij wist niet wat.' Na enige
tijd ontdekt ze dat de naam van de plek, de
Put van Renaud, te danken is aan een mid
deleeuwse edelman. Toen duidelijk werd
dat hij aan lepra leed, werd hij uit de ge
meenschap verstoten en verbannen naar het
nabijgelegen bos waar de hoofdpersoon re
gelmatig ronddwaalt. Op grond van deze
summiere gegevens, opgediept uit de archie
ven, krijgt ridder Renaud concreet gestalte
en geschiedenis.
Op een niet al te nadrukkelijke manier laat
Haasse doorschemeren dat dit verhaal voort
komt uit het gevoel van de vrouw dat zij en
de lepralijder lotgenoten zijn. In haar fanta
sieën verwerkt ze eigen ervaringen: de ge
wenning aan een vreemde omgeving, de we
tenschap dat haar man en kinderen eigen
lijk vreemden voor haar zijn, de moeite die
ze heeft met het ouder worden. De ontdek
king van de Put van Renaud markeert het
inzicht dat haar leven, net als dat van de
eenzame lepralijder, onstuitbaar op weg is
naar de overzijde.
Kruisverkeer
In het werk van Hella Haasse vormt het fan
tasierijke kruisverkeer tussen heden en ver
leden een vast stramien. Het begint er dik
wijls mee dat iemand stuit op een historisch
of fictief personage en daar niet meer van
los kan komen. Dan is het slechts een kwes
tie van tijd of de cinema van de verbeelding
draait op volle toeren. We danken er ro
mans aan als Het woud der verwachting, De
scharlaken stad, Een nieuwer testament,
Daal-en-Bergse brieven, het half feitelijke,
half gefingeerde tweeluik over het achttien-
de-eeuwse echtpaar Bentinck, en Schaduw
beeld, de biografie van Joan Derk van der
Capellen. De aanhef van dat laatste boek
geeft een perfecte illustratie van het creatie
ve proces: Haasse zit tegenover het kasteel
tje van haar held en ziet zijn schim lang
zaam overgaan in een silhouet dat zij moet
invullen.
'Genius loei' bevat nog een typerend motief.
Elk verhaal dat Haasse schrijft bevat een
mysterie, 'een verborgen bron' om het te zeg
gen met de titel van een van haar romans.
Dat mysterie bevreemdt, fascineert en inspi
reert. Hier is het de verloren gewaande Put
van Renaud die de verbeelding aanzwen
gelt. Elders is het een pad dat een dicht bos
inslingert of een vergeten koffer in de kel
der.
Ook het titelverhaal van de bundel is wat
dit betreft voorbeeldig. Een vrouwelijke ver
teller gaat op bezoek bij haar oude moeder,
die na een echtscheiding haar woning heeft
verkocht en in haar tuinhuis is gaan wonen.
Om dat tuinhuis hangt een taboe. Als kind
kwam de ik er voor een gesloten deur te
staan, terwijl ze toch zeker wist dat haar
moeder zich daar bevond, in gezelschap van
de buurman.
Terwijl ze daar zoveel jaren later met haar
moeder over probeert te praten, ontsluiert
ze zonder het echt te willen de geheimen
waarmee het huwelijk van haar ouders was
belast.
In het verhaal 'Een perkara' doet zich trou-
wens iets vergelijkbaars voor als de manne
lijke hoofdpersoon van zijn vaders minna
res allerlei pijnlijke waarheden verneemt.
Geheim
Het is opvallend hoe vaak strubbelingen tus
sen echteheden hier worden gethematiseerd
en hoe dikwijls dat gepaard gaat met de sug
gestie van een geheim. 'De Lidah boeaja'
vertelt van een Japans stel dat zich kort
voor de Tweede Wereldoorlog in Neder-
lands-Indië heeft gevestigd. Hij is er om te
spionneren ter voorbereiding van de Japan
se invasie, zij moet lijdzaam toekijken bij
zijn undercoveractiviteiten en zelfs dulden
dat hij ook haar bedriegt. En omdat ze inmi-
dels teveel weet, wordt ze met geweld uit de
weg geruimd.
Indringend in zijn subtiliteit is ook 'Een
korè'. De titel verwijst naar een oud meisjes
beeld dat wordt opgedolven in de nabijheid
van een Grieks vakantieoord waar een kin
derloos stel vakantie houdt. De korè wordt
het kristallisatiepunt van alles wat de
vrouw in haar man is gaan verafschuwen:
zijn zelfingenomenheid, zijn onvermogen
haar de aandacht en liefde te geven waar
aan ze behoefte heeft, maar vooral het feit
dat hij willens en wetens blind is voor de do
delijke ziekte die haar in zijn greep heeft.
In deze zeven korte verhalen heeft Hella
Haasse een zestig jaar omspannend oeuvre
samengebald.
Daarmee biedt Het tuinhuis een uitstekende
ingang in de verbeeldingswereld van een
schrijfster die zich nooit naar het voorste ge
lid van de literatuur drong, maar die toch
op haar eigen wijze kleur heeft gegeven aan
de Nederlandse letteren van de afgelopen
halve eeuw.
Jaap Goedegebuure
Hella S. Haasse: Het tuinhuis - Uitgeverij Querido,
152 blz.,i 16,95.
Poëzie is geen fatsoenlijk onderzoek.
Aan poëzie ontbreekt het argument
van helder verlichte behandelkamers
de ontspannen zekerheid
van degelijke bewijzen
die soortgenoten en verschijnselen verbinden.
Poëzie is geen kwestie van meters of gewicht.
Het is geen zaak van massa
eerder één van geraamte
maar dan
zoals wij de botten aantreffen
op een wandeling langs strenge akkers
of op een bord
aan een belendende tafel.
Jan Baeke (geb.1956)
Wat poëzie is? Bijna altijd,
een beproefde retorische
truc, wordt de vraag verdraaid.
Ook Jan Baeke gaat in zijn ge
dicht vertellen wat poëzie alle
maal niet is. Hij is met zes ver
zen vertegenwoordigd in 25 jaar
Nederlandstalige poëzie 1980-
2005 in 666 en een stuk of wat
gedichten.
Daarmee is de weinig bekende
dichter een van de helden in de
dikke bloemlezing die Chrétien
Breukers samenstelde.
Gedicht en bloemlezing verdra
gen elkaar slecht. Poëzie en
anthologie strijden, om de rede
nen die Baeke aanvoert: 'Geen
kwestie van meters of gewicht.'
De bloemlezer moet juist wel we
gen en meten, en dat is het pro
bleem met deze uitgave. Een
boek dat niemand mag missen,
je kunt er duizend ontdekkin-
gen in doen. Maar ook een boek
waarover iedereen gaat kissebis
sen, je kunt er duizend aanmer
kingen op hebben. Breukers
weet ongetwijfeld veel van de
dichtkunst, maar naar ik vrees
weinig van wiskunde.
De titel klopt in elk geval niet.
Hij geeft geen beeld van de poë
zie tussen 1980 en 2005, maar be
perkt zich tot het werk van dich
ters die in deze periode hun de
buut maakten. Daarin is hij
streng.
Ed Leeflang en J. Eijkelboom,
die formeel eind 1979 debuteer
den maar hun bundels pas voor
jaar 1980 besproken zagen, mo
gen niet meedoen.
Als iemand zo strikt met getal
len is, venvacht je daar in de op
zet van z'n boek iets van terug
te vinden. Maar nee, er is geko
zen voor de willekeur van het ai
fabet, een bloemlezing van Ab
spoel tot en met Zwagerman,
cijferfobie gaat zo ver dat in fe
boek niet eens de jaartallen va
de dichters worden vermeld.
Zoals trouwens ook" pseudonie
men geheim blijven, schuilna
men als Ayatollah Musa of Stel
la Napels.
Gierig
Chrétien Breukers was gieij
voor zichzelf, hij gunde zichzd
één gedicht. Hij bejegent a
meeste andere dichters gul, li
nam er 233 op.
Zoveel? Ja, zoveel. Het geeft ci
bundel eerder het aanzien vai
een catalogus dan van een antho
logie. Een woekerend onkruid
veld in plaats van een geharkl
tuinperk.
Als je beter kijkt, blijken tal va:
dichtersplantjes heimelijk ge
wied. Geen aandacht voor Anr
Vegter of Martin Reints, voo
Jan Wolkers of Adriaan va
Dis, voor Bart Chabot of Dian
Ozon, voor Th. van Os
Andreas Oosthoek.
We moeten geloven dat Sylw
Hubers, Menno van der Beek
Han van der Vegt dichterlijk
sterren zijn. Terwijl Anna Er,
quist en Esther Jansma als
sche dwaallichten woi'den voor
gesteld, goed voor slechts twei
gedichten.
'De bestsellerauteurs zijl
niet per se de beste dichten
maar de dichters die zichze!
het beste over het voetlicht kun
nen brengen', legt de samenstel
Ier uit.
Daarom begon hij aan dea
taak. Hij wilde de canon niet vol
gen, maar een canon maken. He
lemaal zelf bepaalde meters
hoogst persoonlijk geijkte ge
wichten. En vooral de messen ge
slepen.
Precies wat poëzie is, maar we
een bloemlezing niet mag zijn.
Mario Molegra
25 jaar Nederlandstalige poëii
1980-2005 in 666 en een stuk of ui
gedichten. Samenstelling Chrélu
Breukers - BnM Uitgevers Nijmegc:
456 pag. 20,-. ISBN 90 77907 20'
Extase
Is kind (in Indië) mocht ik een
keer mee naar een Bangsawan
voorstelling. Het was al nacht,
het toneel was verlicht met petro
leumlampen, ik herinner het mij als een fon
tein van schittering: overal goud en spiegel
tjes, rose en groen, veelkleurig als een colibri -
zuurt jeskleuren zoals je alleen in Azië ziet.
Als ik er over nadenk is er niets dat mij zo te
rugbrengt naar mijn kinderjaren als deze her
innering. Er is nog een auditief component dat
erbij hoort: de muziek, 'Stamboelmuziek', het
schelle zingen van een zangeres zoals op de fo
to. Een naam die nog tot in onze tijd tot de ver
beelding spreekt is die van Miss Rïboet, 'Juf
frouw Herrie', een vóór de oorlog beroemde
Bangsawan-zangeres (riboet betekent drukte,
rumoer) - maar dat is niet deze zangeres.
Het woord Bangsawan heeft twee betekenis
sen, die van Volkstoneel, maar het betekent
ook 'Aristocratie', 'Adel'. Voor mij als kind
ging dat heel goed samen, het hoorde bij die
schittering en dat schelle zingen. En bij de
smaak van zoet, het woord geeft een zoetige
smaak in de mond. Van het zingen verstond ik
overigens haast niets - het was of de hemel
openging, met al die kleuren en dat zingen, de
tekst had daarbij geen betekenis.
De vrouwen op de foto zie ik dan ook bijna als
Engelen, vooral die met hun ogen dicht. Dat is
waarschijnlijk als gevolg van de magnesium-
flits (een techniek die in mijn kinderjaren nog
bestond.: flitslampjes zijn van na de oorlog),
maar gesloten ogen zijn nu eenmaal ook het te
ken van extase. In de sexuele betekenis (dat
wist ik als kind nog niet), maar tevens beho
rend bij muziek. Ook in westerse klassieke mu
ziek gaan op de hoogtepunten vaak tijdens het
zingen de ogen dicht. Hoe komt dat en wat be
tekent het? Ik associeer het met de overgave,
met bewusteloos worden, maar ook met ver
blinding, zoals van Semele die blind werd bij
het zien van Zeus.
En natuurlijk met het naar binnen kijken, 'in
wendig schouwen' als in een droom. Iemand
die probeert zich iets te herinneren doet zijn
ogen dicht. Als ik dat nu doe zie ik, een vicieu-
se cirkel, weer deze gezichten met de gesloten
ogen - die gewitte gezichten, dat is ook nog
een beeld uit mijn jeugd dat je hier nooit ziet.
Een gewit Indonesisch vrouwengezicht, strak,
zonder emotie, dat hoort bij de parafernalia
van 'de mooiste gezichten die ik ken', onder
deel van een Indische jeugd. Hoe ziet iemand
dat die hier in Holland is opgegroeid? Ik kan
mij er geen voorstelling van maken.
De muziek. Wat is er geworden van de Stam
boelmuziek? Voor mijn verjaardag kreeg ik
een opname van het krontjongorkest 'Eura
sia', gemaakt in 1928 - toen bestond ik nog
niet, maar de muziek klinkt mij in de oren als
iets dat ik altijd heb gekend. Wat vooral frap
peert is het langzame tempo; tegenwoordig
worden die lieflijke melodieën er doorgejast
of de uitvoerenden er zo snel mogelijk van ver
lost wilden zijn; maar deze opnames, gemaakt
in de studio's van de Edison Bell Records Ltd
in Londen in December 1928, zijn soms nog
langzamer dan ik voor mogelijk hield: het
klinkt geduldig, aandachtig, zonder haast,
bijna plechtig, zo zou nu niemand het meer
durven spelen. De meeste hebben een tan
go-ritme. Krontjong is 'een bescheiden, au
fond verlegen kunstvorm' (schreef ik al vele ja
ren geleden), 'die zich gemakkelijk laat ver
dringen door de opmars van het Grote Stam
pen': waar de popmuziek geweest is groeit
geen gras meer. Alleen al het inzicht dat het
ondenkbaar is om krontjong 'knoerthard' te
spelen maakt duidelijk dat het genre gedoemd
was in de vergetelheid te verzinken.
Van Indonesische zijde is er weinig belangstel
ling, ook niet voor het echte Stamboel toneel.
Dat is tot op zekere hoogte te begrijpen, zij
zien het vermoedelijk toch als iets uit een an
dere cultuur, een soort Westerse of verwester
de Bangsawan. Toen ik voor het eerst in Indo
Foto uit eigen familiebezit
nesië terugkwam hoopte ik dat er hier of daar
nog wel eens zo'n opvoering van werd gegeven
- een hoop gebaseerd op het verlangen dat kla
tergoud uit mijn kinderjaren terug te zien en
dat gillen weer te horen. Maar de mensen wis
ten niet waar ik het over had.
Zo heb ik ook nogal wat tijd verspild aan het
zoeken naar een kinder-speeldoosje - zo een
die de baby zelf in werking kan zetten door
aan een koordje te trekken - met de melodie
van Nina Bobo. Niet te vinden. Wel veel met
Schlafe, mein Prinzlein, schlaf ein.