Nergens thuis voelt beter
PZC
Tegen alle regels
van de poëzieheren
J
22
Marcel
Möring
Patty
Scholten
woensdag 22 november 2006
proza
Jan Blokker, Jan T'okker jr. en
Bas Blokker: Er was eens een
God. Bijbelse geschiedenis - Jan
Blokker en zijn zoons Jan en
Bas constateren in de 'gebruiks
aanwijzing' van Er was eens een
God - niet voor het eerst, maar
beter een keer te veel dan te wei
nig - dat de schoonheid en vitali
teit van de bijbelse geschiedenis
de ongelovige even trefzeker ra-
ken als degene die haar voor
waar houdt. Ze zijn zelf 'ongelo
vige zielen', maar weten als
geen ander waai" ze het over heb
ben. Hun bijbelse 'boom der ken
nis' is in dit boek zo rijk opge
tuigd dat ze in een gezelschap
theologen vast een goed figuur
zouden slaan.
De rijstebrijberg aan volkstellin
gen, naamlijsten, voorschriften,
herhalingen en passages die el
kaar tegenspreken daargelaten,
zwaaien de Blokkers het Boek
der Boeken veel lof toe: „Een
moderne redacteur zou er zijn
schrijver om kapittelen, maar
aan de glans van de bijbeltekst
doen ze niets af - integendeel,
voor wie het wil zien." De au-
teurs herinneren aan de door
slaggevende betekenis van de
bijbel in de wereldgeschiedenis
'en meer in het bijzonder voor
dat deel van de wereld waar Ne
derland toe behoort'.
Het zou jammer zijn - houden
de Blokkers hun lezers voor -
als ze uit ontzag voor de bijbel
geen kennis nemen van de avon
turen van een volk dat een veel
eisende God tot gids nam en
zichzelf met zijn ongenoegen ge
selde. Want dat is 'een weergalo
ze geschiedenis, zoals de Ilias en
de Odyssee dat zijn, of de
Arthur-legenden'.
Met platen van J.H. Isings. Uit
geverij Contact, 263 pag., 35,-.
Binnert de Beaufort: De lompe
leeuw - Nederland is een land
vol hufters, proleten en asocia-
len. Wie hier nog van opkijkt,
heeft de afgelopen jaren geen
acht geslagen op de nor
men-en-waardenmantra van on
ze VOC-premier of heeft nim
mer gereisd met het openbaar
vervoer of een Amsterdamse
taxi. Journalist Binnert de Beau
fort (1970), die in 2005 debuteer
de met de adelroman Blauw
bloed, ergert zich al jaren aan
het onbeschofte gedrag van zijn
landgenoten. In De lompe leeuio
speurt hij naar de wortels van
onze horkerigheid. Het wordt
een klaagzang van 170 pagina's,
waarin De Beaufort kond doet
van de trauma's die hij heeft op
gelopen in de metro, het eetcafé,
de buurtsuper, het streekzieken
huis en met mobiele bellers en
assertieve peuters.
Het is allemaal kommer en kwel
wat de klok slaat en je bent ge
neigd om De Beaufort overal ge
lijk in te geven.
Volgens De Beaufort valt het tij
van de onbeschoftheid nog te ke
ren. Als we op scholen en in ge
zinnen maar weer aandacht
schenken aan de rol van het indi
vidu in de samenleving met an
dere individuen en dat wij een
beetje gaan opletten wat er in
de omgeving gebeurt.
- Maar De Beaufort heeft zelf ook
nog veel te leren, zolang hij be-
jaarde mensen betitelt als 'fos
sielen'.
- Uitgeverij Prometheus, 172
pag., 14,95 euro.
arcel Möring heeft tien jaar
lang gewerkt aan het boeksta
ven van een verhaal waarin
de geschiedenis van de twintigste eeuw
besloten ligt. Het resultaat is een vijf
honderd pagina's dikke roman die in
zijn opzet wordt geschraagd door Dan-
tes 'Hel' en de 'Odyssee' van Homerus.
Wie een verhaal wil vertellen dat in
druk maakt, valt niet zelden terug op
een indrukwekkend voorbeeld. Ga je het
hebben over een man die na een lange en
avontuurlijke tocht terugkeert naar huis en
haard? Het stramien van het aloude helden
dicht over de spreekwoordelijke Odysseus
ligt voor het oprapen. Kies je voor de ver
beelding van een midlifecrisis? Allicht dat
je het een en ander kunt ontlenen aan het vi
sionaire relaas waarin Dante beschrijft hoe
hij verdwaalde in een donker bos en vervol-
gens de hel betrad.
Möring leunt met zijn nieuwe roman Dis
juist tegen Dante en Homerus aan. Waar
om? De vraag stellen is hem beantwoorden.
Mörings hoofdpersoon is in een nog .altijd
naijlend verleden beroofd van zijn veilige
thuis.
Dolend in de duisternis worstelt hij met zijn
identiteit, verdooft zich met het najagen
van zijn ambities, om na het uitwerken van
die roes wakker te worden in een wereld die
het aanzien heeft van een onleefbare, door
zombies bevolkte woestenij.
Deze historie, allerminst fraai en helaas
maar al te waar, wordt in hoge mate be
paald door een element dat alle andere be
standdelen overschaduwt. Jacob Noach, de
held van Mörings verhaal, is een jood die als
enige van zijn familie de holocaust heeft
overleefd. Bij de bevrijding van Nederland,
in het voorjaar van 1945, kruipt hij letter
lijk uit het onderaardse hol waar hij zich
drie jaar voor de nazi's heeft verstopt.
Gloeiend van wrok spoedt hij zich naar het
stadje Assen, vanwaar zijn ouders en broer
naar de vernietigingskampen werden wegge
voerd. Enige tientallen jaren later is hij er,
zakelijk en financieel gezien, heer en mees
ter. Bevrediging schenkt hem dat aller
minst. De desolate leegte van zijn oorlogser
varingen komt hem achteraf heel wat zinvol
ler voor dan de luxueuze overvloed van zijn
bestaan anno 1980. Nergens thuis voelt be
ter dan geworteld te zijn in het slijk der aar
de.
Jacob Noach, vader van drie dochters aan
wie hijmet voorbijzien van vrouw en vrien
den, al zijn zorgen en aandacht schenkt,
heeft een evenknie in de dertig jaar jongere
Marcus Kolpa. Ook die is van joodse komaf
en ten diepste getraumatiseerd, is het niet
door de oorlog dan wel door de afwezigheid
van een vader. Ook Marcus heeft Assen aan
zijn voeten gekregen, weliswaar niet als self
made zakenman maar eerder als de jeugdi
ge opiniemaker, cultuurdrager en excen
triek voor wie de Drentse hoofdstad weldra
te klein was. Toch blijft hij er altijd terugke
ren. Wat deze twee mannen bindt is aller
eerst Jacobs jongste dochter Chaja. Haar
naam betekent 'leven'.
Geen wonder dat zij, in haar ongenaakbaar
heid en geheimzinnigheid, het baken is
waarop Jacob en Marcus zich tijdens hun
dooltocht richten. Om in termen van de
Odyssee te blijven: Chaja is Jacobs Penelo
pe en Marcus' Nausicaa. Maar het duo is
ook op zoek naar elkaar, zoals een zoon (Te-
lemachus) naar zijn vader (Odysseus) en om
gekeerd.
Met de befaamde roman Ulysses van James
Joyce dringt zich hier een literair voorbeeld
op dat zelf het nodige aan Homerus en Dan
te heeft ontleend en op zijn beurt als rich
tingwijzer voor Möring heeft gefungeerd.
Net als Joyce situeert Möring zijn verhaal
op één enkele dag, en net als Joyce laat hij
de hoofdpersoon doelloos door zijn woon
plaats zwerven. In het Assen van 1980 valt
Bloomsdag op 27 juni, dat wil zeggen aan
de vooravond van de plaatselijke TT-races,
die het anders zo gezapige provincieplaatsje
eenmaal per jaar plegen te herscheppen in
een inferno dat riekt naar bier, braadworst
en benzine. Voorwaar een passend decor
voor een enscenering van de hel, die anders
dan bij Dante en Homerus niet het toneel is
van tragiek en heroïek, maar ruimte biedt
aan de banaliteit in al zijn verschijningsvor
men. Ook wat dit betreft plooit Möring zich
naar Joyce, al moet daar wel aan worden
toegevoegd dat de parodiërende inslag en
de sardonische humor van Ulysses hem
vreemd zijn gebleven. Wel heeft hij het nodi
ge ontleend aan het stilistisch register van
Joyce. Vooral de lyrische uitbarstingen én
de schijnbaar ongestructureerde, explosieve
woordenstroom waarin een brij van gewaar
wordingen en gedachten zich spiegelt, zijn
gemodelleerd naar het bekende voorbeeld.
Möring zelf staat garant voor de boodschap
van zijn roman, een boodschap die zich aan
dient in de slotepisode. We zien hoe Jacob
in de vroege ochtend van de achtentwintig
ste juni bij zinnen komt, beseft dat hij wind
heeft nagejaagd, dat hij zich niet alleen
voor het leven maar ook voor de liefde moet
openstellen en dat de gedachte dat je greep
kunt krijgen op je eigen lot slechts gegeven
is aan degenen die het aan niets ontbreekt.
Besef van medemenselijkheid, dat is wat Ja
cob en dus ook de lezer van zijn omzwervin
gen mee mag nemen. Het is een humanisti
sche orgeltoon die wat mij betreft slecht
past bij de ketelmuziek van Assens hel.
Jaap Goedegebuure
Marcel Möring: Dis - Uitgeverij De Bezige Bij, 508
pag., 25,-.
Flamingo's in de Ngorongorokrater
Ze rijzen roze uit het water op.
Eén vogel voor de sier maakt je gauw kriegel.
Die kronkelende hals, koket gewiechel:
Tijl Uilenspiegel in een eierdop.
Hier zijn het niet meer vogels voor de fop.
Ik hoor een machtig ruisen, vreemd gegiechel
en zie ze dubbel. In de blauwe spiegel
staan duizenden flamingo's op hun kop.
Een jakhals is er ook en hij heeft trek.
Hij mikt en springt en heeft seconden later
een waaier roze veren in zijn bek.
De rest kijkt stoïcijns naar dit gesnoei.
Een roze vleugel wappert slapjes doei.
Een laatste jodel echoot door de krater.
Patty Scholten (geb.1946)
Een dier is een mens is een
dier is een mens. Wij bekij
ken dieren of het mensen zijn.
Dat merk je ook in het hierbij af
gedrukte diersonnet, de speciali
teit van Patty Scholten. Ze heeft
trouwens het genre niet uitge
vonden, die eer komt aan Rainer
Maria Rilke toe. Het is boeiend
diens 'Die Flamingos' (hij be
wonderde ze in de Jardin des
Plantes in Parijs) naast 'Flamin
go's in de Ngorongorokrater' te
leggen. De dichteres spot, Rilke
was ernstig, maar bij allebei
zijn flamingo's gemaakt om
voor de spiegel te staan, hij had
het over 'Spiegelbildern wie von
Fragonard'.
Patty Scholtens vers kan de ver
gelijking doorstaan. Het is een
vakkundig gedicht, zij is een
vakkundige dichteres. Toch
hoor je haar naam zelden. Dat
ligt, vrees ik, aan andere dich
ters.
De dichters zijn misschien de
grootste bedreiging voor de
dichtkunst. Zij moeten natuur
lijk gedichten blijven schrijven,
maar laat de rest aan de liefheb
bers over. Dichters die andere
dichters bespreken, dichters die
andere dichters bloemlezen, het
jaagt de laatste lezers weg. Dich
ters met zulke bijbanen zijn en
kel bezig hun eigen territorium
te verdedigen. Ze doen alsof er
slechts één soort poëzie bestaat,
hün poëzie.
Het publiek moet daardoor in
middels de indruk krijgen dat
de Nederlandse dichtkunst
slechts één kamer telt en d;
dichter de toegang regelt. Geluk
kig heeft het monopolie hier en
daar een hiaat. Zo kun je ontdek
ken dat er meerdere vertrekken
zijn, bijvoorbeeld het vertrek
waarin Patty Scholten verblijft.
Een dichteres die alle i
schendt van de poëzieheren, ze
schrijft sonnetten, ze hecht aan:
rijm en maat, ze vertelt verhaal
tjes. Maar wel degelijk een dich
teres die veel lezers verdient,
ook voor haar nieuwste bu:
Looiedetten. Volgens mij
dat ijzeren kogels of stenen
len die je gebruikt bij een spel,
zij bezigt het woord om de ogen
van een kameleon te beschrij
ven: 'Terwijl zijn teentjes om
mijn vingers sperren/ zie ik zijn
looiedetten naar me gluren.'
Ze ontmoette de kameleon
ook de flamingo's tijdens i
reis door Kenia en Tanzania. Ze
kwam veel meer dieren tegen, al
tijd met menselijke, al te mense
lijke trekken geportretteerd.
Nijlpaarden blijken 'ontstemde,
dikke spoken vol chagrijn'. Een
andere reis bracht haar naar de
Rode Zee. De ervaringen daar
worden beschreven in een reeks
'Gesnorkel'. De vissen en het ko
raal worden door haar b<
met een: 'Ik kom weer evenI in
jullie wereld binnenwippen.'
De dichter als toerist. Ze wipt
niet alleen het leven van een aar
tal Afrikaanse dieren binnen,
maar ook het bestaan van een
paar Afrikaanse mensen. Verder
was ze, negen maanden lang, de
huisdichter van een zorginstel
ling. Ze observeert in het ver
pleeghuis met dezelfde ogen als
in de zoo: 'Een winkel als bejaar
denbiotoop.' Want een mens is
een dier is een mens is een dier,
Mario Molegraaf
Patty Scholten: Looiedetten. Gedich
ten - Uitgeverij Atlas, 64 pag., 15.-
Rudy Kousbroek
Krokodillenwonder
ie deze foto ziet moet natuur
lijk meteen aan de politiek
denken, vooral op verkie
zingsdag. Homo homini croco-
dylus. Maar ik bedoelde ook nog iets anders;
wat deze foto ook bij mij opwekt is tederheid.
Het krokodillenwonder.
Tederheid vermengd met nieuwsgierigheid:
dat zijn au fond de gevoelens die alle dieren
bij mij opwekken, met inbegrip van krokodil
len. De nieuwsgierigheid van het verstand dat
zich geplaatst ziet voor een raadsel, vermengd
met het inzicht dat het iets is dat niet kapot
mag worden gemaakt.
Dat laatste is een essentiële impuls, verwant
aan het gevoel dat ook wordt opgeroepen door
kunstwerken en machines, ingenieuze en deli
cate constructies van de geest die beschermd
moeten worden; beschermd en verdedigd te
gen de woestelingen die alles wat ze niet zint
en wat ze niet begrijpen kort en klein willen
slaan. Alles wat dwarszit bij het streven om
zich te verrijken, alles wat zich daarbij voor
doet als obstakel.
Kortom, deze aflevering van Fotosynthese is
bedoeld als een liefdesverklaring aan de Die-
renpartij. Dat is een partij die hier en daar
nog steeds gezien wordt als een verzameling
wereldvreemde koesteraars van snoezige huis
dieren op fluwelen kussens. Ten onrechte. Sen
timentaliteit is allang geen overweging meer.
Dierenliefhebbers van nu zijn goed opgeleide
mensen die op school biologieles hebben ge
had, zodat zij kunnen beoordelen of maatrege
len van de regering met betrekking tot dieren
zijn ingegeven door wetenschappelijk inzicht
of door de belangen van de commercie.
Dat laatste, zo heb ik al vaker betoogd, is
waar het om gaat. De veeteelt in West Europa
is de afgelopen jaren getroffen door een serie
ongelofelijke catastrofes, drama's waarbij mil
joenen dieren werden opgeofferd, zoals in de
geschiedenis nooit eerder is voorgekomen - en
het opmerkelijke is dat niet één politieke par
tij daar een punt van heeft gemaakt. Politici
zien het gewoon niet als een moreel probleem.
Dieren bestaan niet in de politiek. Nog steeds
niet: het is opvallend dat dieren niet eens aan
de orde kwamen in de recente debatten van de
lijsttrekkers en verdere politici.
Dat is waar verandering in komt als de Partij
voor de Dieren één of meer zetels haalt. Een
verandering die een nieuw tijdperk zal inlui
den: nooit zal het meer gebeuren dat er in Ne
derland miljoenen dieren worden omgebracht
zonder dat er in het parlement een haan naar
kraait. Het is de moeite waard te bedenken
dat ook bij de partijen die nu wat vage lippen
dienst bewijzen aan dierenkwesties, niemand
zich toen heeft laten horen.
Daarom: geef deze keer uw stem aan de Die-
renpartij. Liefde voor dieren is een prima se
lectiecriterium voor politiek fatsoen. De mees
te liefhebbers van dieren houden er ook op an
dere gebieden redelijke en humane opvattin
gen op na. U bent dan in het gezelschap van
goed opgeleide mensen met verstandige denk
beelden over de kwesties die een rol spelen in
de hedendaagse politiek.
Ik moet toegeven: er bestaan ook mensen die
agressief reageren op argumenten ten gunste
van dieren. Een raar verschijnsel: de neiging
van sommige kneusjes om alles wat zij aan
zien voor zwakte en sentimentaliteit te discre
diteren: er is nu zelfs iemand die een hele ro
man heeft geschreven om de dierenbeweging
te railleren.
Mensen die niet van dieren houden zijn angst
aanjagende wezens; je zou gek zijn om die poli
tieke macht te geven, maar toch gebeurt dat.
Gelukkig kan ik daar iets positiefs tegenover
stellen: bij het bestuderen van de kieslijsten
ontdekte ik dat de dieren al in de meeste gele
deren zijn doorgedrongen. Zo heeft de Partij
van de Arbeid een Kuiken, een Vos, een
Schaapman, een Kraai, een Vis, een Vlieg en
een Haas (en ook een Spekman). Bij de WD
vinden we Meeuwis, Bats, Van der Steur en
Mouton. De SP heeft er maar één: Van Leeu
wen; je zoekt naar de Leeuwin, maar die zit
bij Groen Links.
Bij D66 is nog een Singh, dat betekent leeuw
in veel Aziatische talen. De SGP is bevlogen
met Den Uil en Van Meeuwen, en er is nog een
Schaap bij Nederland Transparant. Dan, bij
Foto John Mason, Alligators Crocodiles 1991
Lijst 11, onze eigen Dierenpartij: een Haze-
kamp, een Pellekaan en een Hart (dat in na
men niet het orgaan maar het hert betekent).
Nu komen we tenslotte bij het CDA - zonder
één dier. Zelfs geen ezel. En zo komt aan het
Balken een Encle.