Ik blijf toch altijd een
tweedehands Zeeuw
Als de boeren hun kansen pakken, komt het nog goed
25
Milos Grbic, Joegoslaaf uit de Zuidstraat
zaterdag 18 november 2006
foto Mechteld Jansen
maaien, rooien... alleen verschillen de
groottes van het gebruikte materiaal
nogal."
Grbic kan er in geuren en kleuren
over uitweiden. Hij doet ook niets lie
ver. Grbic verhaalt gepassioneerd, is
met recht één brok emotie. Dat zit in
de aard van het beestje, je krijgt het er
met geen mogelijkheid meer uit. „Ik
ben dan wel helemaal vernederlandst,
maar dat zuidelijke temperament
blijft nu eenmaal in mij zitten. Ja, ik
ben een emotioneel mens. Laat mij
even naar het televisieprogramma
Spoorloos kijken en ik zit te brullen.
Dan komen toch die familiegevoelens
weer boven, hè. Ik zou echt niet meer
terugwillen, maar op dat soort momen
ten mis ik misschien onbewust toch
mijn vaderland. De vrije natuur, de
bossen, de warme zomers, de waterval
len... Ja, ik ben dan wel meer Neder
lander dan Joegoslaaf geworden,
maar op die ogenblikken ligt mijn
hart weer eventjes in Plitvice."
Raymond de Frel
Als je heel goed naar de inge
lijste foto kijkt, zie je zijn
moeder. Achter een paar prachti
ge watervallen, vlak voor zijn
ouderlijke boerderij in Plitvice
zie je een stipje. Dat is ze, de
vrouw die het leven van Milos
Grbic een kant opstuurde die hij
nooit had kunnen voorzien. Twee
woorden had ze er maar voor no
dig, elke zomer weer: 'Milos Hol
land, Milos Holland'. Vaak voor
zien van een lach, maar daarin
zaten dikke tranen opgesloten.
Milos moest een beter leven krij
gen, vond ze. Hij moest weg van
het geploeter op de akkers, weg van
het land waar zij al zoveel had gele
den. Haar man had ze in de Tweede
Wereldoorlog in handen zien vallen
van de fascistische Ustasha-bewe-
ging, een collaborant van de Duitsers
die onder meer jacht maakte op Servi
sche minderheden op Kroatisch grond
gebied. Ze zag hem nooit meer terug
en stond een tijd alleen voor de opvoe
ding van haar twee jonge dochters.
Haar tweede man kende dat gevoel.
Ook hij verloor zijn echtgenote in de
oorlog en bleef eveneens met twee jon
ge kinderen achter. Allebei wisten ze
daardoor als geen ander wat het
woord 'missen' inhield, maar toch
stuurde de familie Grbic jaren later
(en twee zonen en een dochter rijker)
aan op een vertrek van hun zoon
Milos. Want Kroatië zou hem niet ge
lukkig maken, wist zijn moeder. Hoe
moeilijk ze dat ook vond.
En dus verscheen directeur Frans van
Turenhout van het Aardenburgse tex
tielbedrijf Trico Noble als het ware
als een engel uit de hemel op het erf
van de familie Grbic. „Hij kwam eens
op de bonnefooi naar onze boerderij
en vroeg of hij mocht blijven kampe
ren in een tent. Eigenlijk was dat ille
gaal, maar achter een paar struiken
zag niemand hem. Hij kwam elk jaar
terug, vooral om te vissen. Betalen
voor zijn slaapplaats hoefde hij niet.
Althans, dat deed hij niet met geld.
Hij nam altijd van alles mee om ons
leven te verbeteren. Kleding, snoep,
sigaren... hij werd meer en meer een
goede vriend van mijn ouders. Op een.
gegeven moment durfde mijn moeder
het hem te wagen. Of ik met hem mee
mocht naar Nederland om te werken
in zijn fabriek", vertelt Grbic.
Breimachines
Van Turenhout zwichtte voor de
smeekbedes van zijn vakantievrien
den en liet de twintigjarige Milos sa
men met zijn maat Doele Grbic (geen
familie) naar Aardenburg komen voor
klusjes aan de breimachines. Daar
maakten de twee vrienden al snel
naam. Ze spraken geen woord Neder
lands, sliepen op de fabriek en ja, ze
genoten met volle teugen van hun vrij
heid. „Alles was hier vreemd. De taal,
het eten... Spruitjes, bah! En doorbloe
de biefstuk... wat hebben we daar aan
moeten wennen. Al het rauwe vlees lie
ten we liggen, we aten alleen de door
bakken randjes op. Er kwamen in het
dorp ook al snel praatjes op gang, om
dat we, laat ik het netjes zeggen, iets
te veel dronken. Maar wat wil je ook?
We hadden niets anders. Op vrijdag
kregen we ons loonzakje. Gevoelsma
tig moést dat op. Meestal waren we op
maandag alweer blut. Nee, we waren
niet verslaafd. Geen geld betekende
namelijk geen drank en dus wachten
tot vrijdag."
Het losbandige leven in de kikkerstad
was van korte duur. Eigen schuld, zou
je bijna zeggen. Milos was precies een
jaar in Nederland toen hij in het huwe
lijksbootje stapte met de zwangere
Marie-Louise. „Eigenlijk was het
mijn bedoeling om een aantal jaren in
Nederland te werken, geld te sparen
en terug te keren naar Kroatië. Mijn
maat Doele deed dat na vier jaar, ook
al was er van dat sparen niets terecht
gekomen. Ik had inmiddels mijn
vrouw gevonden, een kleintje gekre
gen, oftewel: ik was druk bezig om
hier een leven op te bouwen. Mijn
ouders hadden daar totaal geen zicht
j jfjJ J yj| v
Naam:
Milos Grbic
Geboren:
Plitvice, Kroatië, 28 november
1949
Woonplaats:
Aardenburg
Burgerlijke staat:
Getrouwd met Marie-Louise de
Vriend, twee kinderen: Radomir
en Natasja
Opleiding:
Lagere school
Beroep:
Tien jaar bij textielbedrijf
Trico Noble in Aardenburg,
tien jaar metaalbewerker
bij De Schelde in Vlissingen en
nu, sinds tien jaar, beheerder
van landbouwmuseum
Agrimuda in
Sint Anna ter Muiden
op. Zij zijn nooit in Aardenburg ge
weest, mijn broers en zussen trouwens
ook niet. Mijn vader en moeder kon
den niet weg vanwege de dieren op
hun boerderij en mijn broers en zus
sen hadden ook allemaal zo hun ver
plichtingen. Daarnaast speelde geld
ook een grote rol. Gek eigenlijk, want
andersom zagen ze dat voor mij nooit
als een reden om niet naai- Kroatië te
komen. In de voormalige Oostbloklan
den denken veel mensen echt dat het
geld in landen als Nederland uit de
lucht komt vallen. Onzin, ik kan op
dit moment ook maar amper rondko
men. Ik ben in 1990 voor het laatst in
mijn geboortedorp geweest. Ik was
amper terug in Aardenburg of de eer
ste signalen van een burgeroorlog te
kenden zich af. Mijn vader was toen
al drie jaar dood. Natuurlijk, je wilt
dat je ouders zo lang mogelijk leven,
maar aan de andere kant ben ik blij
dat een nieuwe oorlog hem bespaard
is gebleven. Mijn moeder moest vluch
ten, omdat ze een Servische was. In
1997 heb ik haar voor het laatst ge
zien, in Novisad (Servië). Een jaar la
ter stierf ze, maar ik kon vanwege
geldgebrek niet bij de begrafenis zijn.
Dat deed pijn, het voelde vreemd. Net
zoals het nog altijd raar voelt dat mijn
ouders op vierhonderd kilometer van
elkaar begraven liggen. Mijn vader in
Plitvice, mijn moeder in Novisad."
Grbic: „Van onze boerderij is trou
wens niets meer over, die is in de oor
log helemaal verwoest. Mijn dochter
gaat uit nieuwsgierigheid nog wel
eens naar mijn geboorteplaats, al kent
ze er helemaal niemand. Alle beken
den zijn gevlucht, het is een spook-
dorp geworden. Toch heeft Natasja
die behoefte, in tegenstelling tot onze
zoon Radomir. Hij is twintig jaar gele
den voor het laatst in Kroatië ge
weest."
Milos was in die moeilijke periode ei
genlijk al een tijd geen Kroatische Ser
viër (of zoals hij het zelf wat eenvoudi
ger verwoordt: een Joegoslaaf) meer.
Hij spreekt vloeiend West-Zeeuws-
Vlaams omdat hij zich op straat ver
staanbaar leerde maken (zo zijn bij
voorbeeld uien bij Grbic als vanzelf
sprekend juun), heeft een Nederlands
paspoort en geniet van de rust, zee en
kust in Zeeuws-Vlaanderen. „En toch
word ik nog altijd als een soort twee
dehands Zeeuw gezien. Het is nog
nooit gebeurd dat iemand mij als Ne
derlander of Zeeuw benaderde. Ik ben
en blijf die Joegoslaaf uit de Zuid
straat in Aardenburg. En in Kroatië
zien ze mij juist weer als een Hollan
der. In zekere zin ben ik dus nergens
echt thuis. Dat neemt niet weg dat ik
een tevreden mens ben, hoor. Ik ben
een levensgenieter, al ben ik lichame
lijk en financieel beperkt."
Die twee kanttekeningen hebben vol
gens Grbic alles met elkaar te maken.
Tien jaar na zijn komst naar Aarden
burg ging Trico Noble failliet, waarna
hij als metaalbewerker bij De Schelde
in Vlissingen belandde. Negen jaar la
ter sloeg het noodlot toe: een dubbele
hernia maakte verder werken onmoge
lijk. Althans, voor een lange periode.
„Ik zat lange tijd gevangen in een kor
set. Echt, dat was een kwelling. Na elf
maanden kon ik weer wat uit de voe
ten, maar bij De Schelde was er geen
aangepast werk te vinden. Dat bete
kende dat ik mijn baan kwijtraakte.
Na vijf jaar thuiszitten kon ik als be
heerder van het landbouwmuseum
Agrimuda in Sint Anna ter Muiden
aan de slag. Zes maanden per jaar ben
ik vijf halve dagen per week zoet,
maar dat is natuurlijk niet genoeg."
Oude baas
Milos: „Ik moet van het Centrum voor
Werk en Inkomen nog altijd vier keer
per maand solliciteren, maar wie wil
er nu nog een 'oude baas' van 57 jaar
in dienst nemen? In Agrimuda kan ik
overigens wel aardig mijn ei kwijt.
Vertellen over landbouwzaken gaat
mij goed af, vooral omdat ik zelf van
een boerderij afkomstig ben. Veel spul
len die in Agrimuda zijn tentoon
gesteld, worden in Kroatië nog dage
lijks gebruikt. Sommige Zeeuwen
staan met hun oren te klapperen als'
ze horen dat een Joegoslaaf zoveel
over de landbouwgeschiedenis van
hun streek kan vertellen. Leuk hoor,
complimenten krijgen, maar eigenlijk
is het zo moeilijk niet. De basis komt
overal op hetzelfde neer: ploegen,
Akkerbouwer en scheidend ZLTO-voorman Joris van Waes: „Het wordt tijd om eens wat
meer thuis te zijn.foto Camile Schelstraete
Twaalf jaar lang was Joris van Waes
voorzitter van de vakgroep akkerbouw
ran de zuidelijke land- en tuinbouworgani
satie ZLTO. Dat was niet altijd even gemak-
lelijk. Duizenden boeren stopten door de
Europese landbouwhervormingen die nog
altijd voor de nodige onrust zorgen. Toch
zegt Joris van Waes: „Ik ben optimistisch,
lie toekomst voor de landbouw kan er mooi
uitzien." Donderdag 23 november neemt
hj afscheid.
Boven de archiefverhalen over landbouw
staan alleszeggende koppen: 'Produceren
'oor een appel en een ei', 'Brusselse suiker-
te deal een schande', 'Akkerbouw moet fors
mieveren' en 'Boeren teleurgesteld in Brus-
io tel'. Die verhalen zijn nog niet zo lang gele-
den gemaakt. Op televisie en radio zeggen
treurig kijkende boeren dat ze de schuur-
i- deur definitief op slot draaien. Ze kijken al
jaren treurig,
i Iedere dag stoppen er acht boeren. En dan
- zegt Joris van Waes doodleuk: „Ik ben opti
mistisch over de toekomst van de land-
ït bouw De verbazing verbaast hem niet.
i JVant het klopt dat boeren het door aller-
m Europese regels moeilijk hebben en het
ls- öopt ook dat er veel boeren stoppen. Maar
1 «blijf optimistisch. Als de landbouw de
ransen pakt die er komen, komt het toch
t noggoed."
1 énergie is één van de kapstokken waaraan
u' du landbouw nieuwe stijl opgehangen kan
Ifr borden, voorspelt Van Waes. Of misschien
npgbeter, móet opgehangen worden. „Ener-
S &u wordt zo duur dat biograan straks een
We oplossing is. We willen steeds onaf-
in bankelijker worden van de oliewinning. Ja
'och? Want olie is ook niet onuitputtelijk en
wat gebeurt er als meneer Poetin in Rus
land de gaskraan dichtdraait? Dan zitten
wij in de kou. Ook in Nederland. Nou, laat
de Fransen, Tsjechen en Polen maar bio
graan verbouwen voor de energiemarkt.
Doen wij datgene waar we goed in zijn."
Zelf stopt Joris van Waes ook. Niet als ak
kerbouwer in Phillippine waar hij in de
Zeeuws-Vlaamse polders nog altijd met
veel plezier honderd hectare landbouw
grond bewerkt. Hij stopt wél als voorzitter
van de vakgroep akkerbouw van de zuidelij
ke land- en tuinbouworganisatie ZLTO.
„Ik heb het twaalf jaar gedaan. Het wordt
tijd dat een ander het overneemt", zegt hij.
„Ik ben zo vaak weggeweest. Het gebied is
groot. Zeeland, Brabant en een deel van
Gelderland. Veel reizen dus om allerlei bij
eenkomsten en vergaderingen te kunnen bij
wonen. Het wordt tijd om eens wat meer
thuis te zijn en dat een ander, Theo Koek
koek, het overneemt."
In twaalf jaar tijd is hij gewend geraakt
aan de bestuurlijke vernieuwingen binnen
de landbouworganisatie. „We hanteren nu
het portefeuillemodel. Mensen zijn gespe
cialiseerd op een klein deel uit de land
bouw. Op water of mineralen, ik noem
maar wat. Je moet er volgens mij wel altijd
voor zorgen dat je iemand hebt die een bre
de kijk en het overzicht heeft."
Wat er nog veranderd is? Van Waes hoeft
niet lang na te denken. „Het marktdenken.
Je moet produceren wat de markt vraagt.
Daarvoor was het produceren en nog eens
produceren. Gestimuleerd door het Euro
pees beleid. Wel logisch na de Tweede We
reldoorlog. We wilden niet afhankelijk zijn
van andere werelddelen. We hebben het zo
goed gedaan dat we onszelf voorbijstreef
den en er overproductie was."
Sinds de beginjaren negentig trapt de Euro
pese Unie daarom stevig op de rem. „Er
moest wat gebeuren. De landbouwhervor
mingen kwamen en komen in hoog tempo
op ons af. Zoals nu weer de hervorming in
de suikersector. Onze drie fabrieken in Ne
derland draaien nog goed, maar hoe lang
nog? Straks worden we overspoeld met riet
suiker uit Brazilë en Australië. Als Europa
een beetje overschot op de markt dumpt,
schreeuwt de rest van de wereld moord en
brand. Als het andersom is, horen we vrij
wel niemand."
De politiek al helemaal niet. Die heeft zich
volgens Van Waes de afgelopen jaren volle
dig afgekeerd van de landbouw. „Ach, die
politiek denkt: als al de producten niet
meer uit Nederland komen, komen ze wel
elders vandaan. Nou, daar kan de politiek
zich wel eens deerlijk in vergissen." Halver
wege volgend jaar hebben de frietboeren
geen goede aardappelen meer en betalen
we het dubbele voor een kilootje in de su
permarkt, zegt Van Waes. „Er is wereld
wijd een gebrek aan kwaliteitsaardappe
len. En wat denk je van de graanvoorraad?
Die is niet zo groot hoor. Door de giganti
sche droogte is er in Australië weinig gepro
duceerd. Ook in Oekraïne en Canada is er
minder graan. Dat beetje voorraad is zo
weg. Dat heeft zeker te maken met het
weer. De klimaatsverandering gaat onze
landbouwdeur niet voorbij."
Asfalt
Maar ook dat kan voor de boer nieuwe stijl
kansen opleveren, denkt Van Waes. „De
boer moet daarop inspelen. Op waterber
ging door een goede kavelindeling. Alles
wat niet bebouwd is, kan beter water ber
gen. Veel beter dan in de stad waar asfalt
het water vrij spel geeft. De landbouw kan
in de watervoorziening een belangrijke rol
spelen. Daar moeten we zeker niet voor
weglopen en dat moeten we uitdragen."
Dan moet er natuurlijk wel voldoende land
bouwgrond overblijven. Al kan niet ont
kend worden dat natuurgebieden ook hun
steentje bij kunnen dragen aan een goede
waterbeheersing. Van Waes echter: „Na-
tuurbeheersing is veel duurder dan land
bouwgrond. Zeker twee tot drie keer zo
duur. En het brengt niets op. Begrijp me
goed. Ik heb niets tegen natuur, maar laat
dan iedereen genieten van die natuur en zet
er geen prikkeldraad rond zoals vaak ge
beurt."
De ironie sluipt in zijn stem. „Als we niet
uitkijken moeten we straks De Peel weer
ontginnen. Al is dat misschien niet zo'n
goed voorbeeld. De Peel is niet zo vrucht
baar. Maar ik bedoel dat we wel moeten uit
kijken voor veel verlies van landbouw
grond. We verliezen vooral in Zeeland
grond aan de ontpoldering."
Iedere dag stoppen er in Nederland gemid
deld acht boeren. Eén op de drie boeren
heeft geen opvolger en de blijvers moeten
de bedrijven almaar uitbreiden. Van Waes:
„Dat is allemaal waar. Schaalvergroting is
nodig en zal een aantal kleinere bedrijven
de kop kosten. Het heeft ook te maken met
de liberalisering van de landbouw. Liberali
sering is de doodsteek, geloof me. Om de
doodeenvoudige reden dat je de landbouw
moet beschermen tegen onder andere Ame
rika dat de eigen markt uitstekend be
schermd, maar wel eist dat de andere mark
ten open moeten zijn. In Europa hebben we
bescherming nodig. Anders verliezen we al
les." Terwijl er volop kansen zijn om de
landbouw in de niet eens zo verre toekomst
als winnaar te kronen, zegt Van Waes nog
maar eens. „We moeten wel een periode
overbruggen. Met dat stukje bescherming
in onze rug. En het besef dat landbouw
hard nodig is. In Nederland wordt veel ge
sproken over kenniseconomie. Daar moet
Nederland het van hebben. Prima. Maar
dan kun je niet zonder primaire productie."
„In de landbouw zijn we bezig met het ont
wikkelen van nieuwe rassen. Nederland is
verschrikkelijk goed in veredelen. Dat moe
ten we laten zien, daar moeten we de boer
mee op. Zeker in het buitenland. We ont
wikkelen nieuwe machines. Als we geen
landbouw meer hebben, kunnen we dat alle
maal vergeten en kunnen we de landbouwu
niversiteit in Wageningen sluiten."
Romain van Damme
ifV ':iu'