Oorlog vol grijstinten PZC Medejassen met de bleke regenjassen 2(] Willem van Maanen Louis Paul Boon woensdag 15 november 2006 proza Jens Christian Grondahl: Rode handen - Hoe verandert een 'ge woon' mens in een terrorist? Hoe werkt het verleden door in het leven van een individu? Daarover gaat Rode handen Ro de hcender) van Jens Christian Grondahl, na Hans Christian Andersen momenteel de be roemdste Deense schrijver. Rode handen speelt in kringen van leden van de Rote Armee Fraktion (RAF), de terreurbewe ging die in de jaren zeventig met gijzelingen, bankovervallen en aanslagen angst zaaide in het toenmalige West-Duitsland. Toe val of niet, in Duitsland is de RAF weer helemaal terug in het publieke debat door de recente ophef over 'Ulrike Maria Stuart', een nieuw toneelstuk van de Oostenrijkse Nobelprijs winnares Elfriede Jelinek. Zo wel Grondahl als Jelinek legt terloops een link tussen de ter reur in de jaren zeventig en die in deze tijd. Hoofdpersoon in Rode handen is de jonge Deense Sonja die in de jaren zeventig als au pair in Frankfurt am Main werkt. Ze krijgt een verhouding met een lid van de RAF en komt door hem in contact met de terroris tische beweging. Pas als ze een pistool vindt dringt tot haar door wat die rebelse Duitse der tigers werkelijk beweegt en be gint de dwingende muurtekst te leven die haar eerder intrigeer de: 'Es muss alles anders wer den'. Meer uit verveling dan overtuiging wordt ze een van hen. De bizarre geschiedenis die Grondahl vertelt balanceert op het randje van geloofwaardig heid. Toch slaagt de meesterver teller erin om dit verhaal in een overtuigende roman te vatten. Vertaling Annelies van Hees. Uitgeverij Meulenhoff141 pag., €15,-. Mick O'Hare (redactie): Is er een beest dat wespen eet? - Je billen zien er van achteren kleiner uit als je een zwarte broek draagt. We kunnen vormen alleen goed waarnemen als er van verschil lende kleuren of schakeringen sprake is en dat is bij zwarte kle ding niet het geval. Het kan geen kwaad om een fles madei- ra-wijn staand te bewaren en an ders - voor wie zuinig is op zijn drank - is het goed om de kurk elke 25 jaar te verwisselen. Al sinds 1994 kent het Britse po- pulair-wetenschappelijke blad New Scientist de wekelijkse ru briek The Last Word. Daarin stellen lezers alledaagse wagen over eigenaardigheden die we in het gewone leven tegenkomen, waarna die vragen weer worden beantwoord door lezers die het kunnen weten. Onder de titel Is er een beest dat wespen eet? zijn nu 101 van die wagen en (soms meerdere) antwoorden erop ook in Nederlandse vertaling uitge geven. Vertaling Henk Moerdijk. Uitge verij Nieuw Amsterdam, 222 pag., 12,95. e Tweede Wereld oorlog zal pas afge lopen zijn wanneer de laatste getuige dood is. Al dus de bijna tachtigjarige Harry Mulisch, die van die oorlog zijn belangrijkste the ma heeft gemaakt. Willem van Maanen is zeven jaar ouder dan Mulisch. Geen wonder dat ook in zijn werk de periode 1940-1945 zich krachtig manifesteert. In Van Maanens in 1970 versche nen roman Helse steen is te zien hoe overzijden die elkaar door gaans plegen te vermijden (lief de en haat, waarheid en leugen, werkelijkheid en verbeelding, onthullen en verbergen, liefde en verraad, en zo verder) onder druk van de omstandigheden een duivelse chemie op gang kunnen brengen. In dat proces kunnen personages noch lezers uitmaken hoe de verhoudingen precies liggen. Net als in De don kere kamer van Damokles van generatiegenoot W.F. Hermans wordt in Helse steen wit zwart en zwart wit. En daar tussen be vindt zich een waar gamma van alle mogelijke grijstinten. De tweeslachtigheid die Helse steen eigen is, wordt in Van Maanens nieuwe roman Heb lief en zie niet om belichaamd in de hoofdpersoon. De man, acteur van beroep, wordt door de oor log overvallen nadat hij niet lang tevoren is getrouwd met een voor de nazi's gevluchte jo din. Dat hij deze Oostenrijkse Sarah wil wijwaren van depor tatie is overduidelijk. Maar die daad, mede ingegeven door het eigenbelang dat hem influistert Sarah contractueel aan zich te binden, maakt hem nog niet tot een modelheld. Hij laat zich namelijk willens en wetens inkapselen door de nazi- ficerende gelijkschakeling van het openbare leven die zich van af mei 1940 voltrekt. Omdat hij net als de meeste van zijn colle ga's in de spotlights wil blijven staan, tekent hij een verklaring dat hij van Semitische smetten wij is en meldt zich vervolgens aan bij de door de bezetter ge controleerde Kultuurkamer. Na de bevrijding kost hem dat een speelverbod van drie maanden. Sarah is dan al lang uitgeweken naar Engeland, waar haar min naar voor de geheime dienst werkte. Getouwtrek Grijstinten bepalen ook het por tret van buurwouw Judith. Haar zoontje Sammy wordt op 10 mei 1940 dodelijk slachtoffer van een kogel die niet voor hem bedoeld was. Zo lijkt het al thans. Later wordt duidelijk dat het kind inzet was van geweld dadig getouwtrek tussen Judith en haar minnaar, terwijl zij niet eens de biologische moeder was. Uitgerekend deze vrouw trekt na Sarah's vertrek bij de hoofd persoon in en helpt hem bij het op orde brengen van zijn emotio nele huishouding. De manier waarop Ze dat doet is, verhaal technisch gesproken, een vondst. Judith verwerkt de oor logservaringen van zichzelf en haar nieuwe vriend in een lange monoloog waarmee hij een solo voorstelling kan beginnen. Die tekst vult de tweede helft van de roman en vormt een gefantaseer de voortzetting én een (verteke nende) spiegel van de eerste helft. In de toneelmonoloog kijkt de oudere Sammy, die kennelijk is blijven leven, terug op de tijd dat hij als joods kind ondergedo ken zat in een nonnenklooster. Twee herinneringen blijven hem obsederen: de voortdurende on zekerheid wie nu wel zijn moe der was (en dus ook onzeker heid aangaande zijn joodse iden titeit), en de verwarring ten ge volge van het rollenspel dat be hulpzame geliefden verandert in trouweloze verraders en an dersom. De slotsom van deze stoelendans rond de moraal moet wel luiden dat zwart of wit niet bestaan, zeker niet als het gaat om liefde in tijden van oorlog. Mensen doen kwaad en goed tezelfdertijd, handelen uit eigenbelang en naastenliefde en hebben, anders dan Van Maan ens ironiserende titel sugge reert, vrijwel nooit lief zonder om te zien. Willem van Maanen heeft het pa let van grijstinten goed weten te benutten, al moet daaraan met een worden toegevoegd dat over zichtelijkheid en bevattelijk heid van zijn verhaal af en toe een beetje in de knel komen. De behoefte om de warboel van het intermenselijke verkeer niet te ontrafelen maar juist intact te laten, verleidde hem tot het construeren van een intrige die vooral in het tweede deel steeds complexer wordt, zonder dat de lezer er gemakkelijk van is te overtuigen is dat het zo moet en niet anders. Voorbeelden Opvallend is het aanleunen te gen een paar historische voor beelden. De man die een joodse vrouw uit de klauwen van de na zi's redde en tegelijkertijd colla boreerde met de bezetter doet .me onweerstaanbaar denken aan dichter en Shakespearever- taler Bert Voeten, echtgenoot van schrijfster Marga Minco. En wat de acteur betreft die vanwe ge een compromitterend verle den niet meer zijn draai kan vin den bij toneelgezelschappen en dus zijn heil zoekt in eenmans- voorstellingen: wie zou daarbij niet denken aan Jules Croiset, die in zijn joodse afkomst de le gitimatie vond om een rechts-ex- tremistische actie tegen zijn per soon te ensceneren? Waarmee maar gezegd wil zijn dat zelfs de meest barre en gezochte fic tie wortelt ineen werkelijkheid die met zwart, wit en grijs voor nog niet geen tiende recht wordt gedaan. Jaap Goedegebuure Willem G. van Maanen: Heb lief en zie niet om - Uitgeverij De Bezige Bij, 207 blz., €19,90. dringende oproep nog loopt vrij de dader rond waarschijnlijk met onschuldig gezicht maar in wiens hart hartstochten woelen morgen kan hij misschien slachtoffers maken (maakt men slachtoffers inderdaad zoals men autos maakt aan de lopende band mecaniek) ieder moet het zijne bijdragen zijn klein steentje om onschuldig gezicht het monster onschadelijk te maken al wie denkt de kleine eva zondag te hebben ontmoet in gezelschap van een man een pop die wenen kan wordt dringend verzocht Louis Paul Boon (1912-1979) Ik geef het toe, ik kijk graag naar misdaadseries. Vroeger begon een aflevering met een moord van een keurig soort, bloed was nauwelijks te ontdek ken. De rechercheur verscheen in zijn grote Duitse wagen, hij sprak met een paar dames en he ren, en precies in vijftig minu ten was de zaak opgelost. Tegen woordig zijn de series anders van aard, ze lijken nog het meest op een cursus anatomie voor gevorderden. Het speur werk gebeurt in een laborato rium, maar ook nu zie je na een uurtje het resultaat. Louis Paul Boon maakte in 1953 een van de merkwaardigste mis daadverhalen die er bestaan. Er is een slachtoffer, er zijn speur ders, tot zover niets bijzonders. Maar er komt geen oplossing, er wordt geen dader gevonden. Dit misdaadverhaal eindigt daarom anders dan andere misdaadver halen, namelijk met de allesbe halve geruststellende woorden: 'buiten in de bleke regen/ dwaalt een onbekende/ in het oerwoud van bakstenen/ en re genjassen.' Dit werk van Boon is óók een van de merkwaardigste dicht werken uit onze literatuur. Het werd onlangs uitgebracht als ne gende deel in de reeks met het verzameld werk van de beroem de Vlaamse schrijver. Die deed zelf altijd vaag over de achter gronden van de kleine eva uit de kromme bijlstraat. Maar een paar jaar geleden ontdekte een student de bron. In het lange ge dicht zijn krantenberichten ver werkt over een Antwerpse moordzaak uit 1937. Cecilia Ot- te heette het achtjarige slachtof fer in werkelijkheid. Ze woonde niet in de Kromme Bijlstraat, maar in de Lange Batterijstraat. 'Een vlug bijdehandje', zoals de Gazet van Antwerpen indertijd meldde. Er werd een verdachte aangehouden. Die had wel aller lei dingen op z'n geweten, maar van de moord werd hij vrijge sproken. Zaak gesloten. Maar Boon open de het dossier weer. Geen da- dei'? We zijn allemaal schuldig, misschien niet aan de mooii maar in elk geval aan de bezoi deling. Het lijkje wordt ge\ den, 'luttele moment van vei genheid der buurt'. Maar waarachtige ogenblik wordt volgd door dagen van sensatii zucht. De politie verschijnt:'li reusachtig apparaat traag int* weging het parket op)* karpet/ de ganse recherche m caniek.' De 'wetsdokters' vi richten sectie op het slachtoüe tje: 'inderdaad een offer men slacht/ maar aan w god?' Boon schreef geen poëzie m |gj omwegen, hij treurt en tie; 'heb godverdom medelijden/ medejassen/ met bleke regenjassen.' De dai zou een regenjas hebben gen, het woord maakt de anderen tot mcdeplid tigen. Inmiddels doen 'de hen koelies' van de pers hun wet ;er Ze zien bij de vader en de me j der niet genoeg verdriet: 'hij zestig men zegt ditoi dronken/ zij is dertig zegt ij', dikwijls heet.' Het vlucht krantenbericht wordt een k L' wig gedicht. Het verhaal toen blijkt het verhaal van Waarom kijken wij naar mi daadseries, vroeger beheei door BMW, tegenwoordig do DNA? Om te horen: hij da heeft het gedaan. Louis Pa Boon zegt het omgekeerde, ken het maar, jij en ik zijn ma jjjjj nen met regenj asseny ik Mario Mole? pre an Louis Paul Boon: de kleine ere -chi de kromme bijlstraat - Uitgeverij Arbeiderspers, 68 pag., 14,95. Rudy Kousbroek Het aanzetten van de staart Ams inl oud' pi Pri lweer veel te lang hebben we geen ezelfoto's gehad: dat leidt al snel tot gevoelens van treurnis en vergeefsheid, aandoeningen die niet bestand zijn tegen de aanblik van de ze foto. En gelukkig is er ook het Texelse tijd schrift De Ezelgedachte, dat zojuist zijn tienja rig bestaan heeft gevierd: een luxueuze glossy vol foto's, uitsluitend gewijd aan het wonder dier met de lange oren beginnend met eez en eindigend op el. In het laatste nummer (23, Sept 2006) werd mijn aandacht getrokken door een merkwaar dig bericht, ondertekend Peter Meijering: 'Ezel beter dan vrouw?' Het bleek te gaan over een tekst in een schoolboekje in de Indiase deelstaat Rajasthan, die ik hier letterlijk over schrijf: 'Een ezel is als een huisvrouw. Net als zij, moet hij de hele dag zwoegen en komt soms niet aan eten of drinken toe. In feite is de ezel een tikje beter, want terwijl de huisvrouw wel eens klaagt en naar het huis van haar ouders vlucht, zul je nooit een ezel aantreffen die ontrouw is aan zijn meester.' Dat zorgt voor protesten, maar het opmerkelij ke van deze overdenking, van de hand van 'de beroemde Indiase satiricus Gopalprasad Vyas', is dat hij onweerstaanbaar herinnert aan een bepaalde episode in de Decamerone van Boccaccio. Die episode, als ik me goed herinner op de ne gende dag, gaat over een priester met dezelfde naam als een zekere uitstekende Italiaanse wijn (vermoedelijk de reden dat ik die naam heb onthouden), Di Barolo, Giovanni. Deze priester gaat elke dag met zijn ezel naar de markt in het gezelschap van een koopman genaamd Pietro, die zich vaak beklaagt niet over een lastdier te beschikken; als hij ook een ezel had zou het veel beter gaan. Wat Pietro wel heeft, en dat is de priester riiet ontgaan, is een mooie jonge vrouw, genaamd Gemma. Wanneer de priester blijft logeren, zoals soms gebeurt, biedt Gemma altijd aan in de stal te gaan slapen, maar daar wil de priester niet van weten: hij gaat zelf wel slapen in het hooi. Op een keer maakt hij Gemma wijs dat hij zijn ezel 's nachts in een jonge vrouw kan verande ren en daarom in de stal niets tekort komt. Gemma gelooft hem en vertelt het haar man. Ze komen samen tot de conclusie dat een der gelijke transformatie ook voor hen heel gun stig zou zijn: zij zou hem dan overdag als ezel kunnen helpen goederen naar de markt te brengen, en 's nachts werd zij dan weer zijn vrouw. Zij zet haar man onder druk de pries ter te vragen om de magische formule waar mee de verandering wordt bewerkstelligt. Hij vraagt er om en blijft aanhouden tot Di Ba rolo ten einde raad belooft te laten zien hoe Pietro zijn vrouw in een ezel kan veranderen. Het moet 's morgens vóór zonsopgang gebeu ren en, heel belangrijk, er mag geen woord bij worden gesproken. Het is een heel moeilijk ri tueel, vooral het aanzetten van de staart. De hele operatie mislukt als iemand iets zegt. Die ochtend staan ze vroeg op; Gemma moet zich naakt uitkleden en op handen en voeten gaan staan; haar wordt op het hart gedrukt geen woord te spreken, wat er ook gebeurt. Pietro staat er bij met een lamp. Hij moet goed onthouden wat er gebeurt, zodat hij het latei- na kan doen, en ook hij mag geen woord spre - 7 mi' i - "PSC -r v: Foto herkomst onbekend ken. De priester, die alleen zijn nachthemd aan heeft, vraagt om Gods zegen voor het moeilijke aanzetten van de staart en begint het ritueel: hij legt zijn hand op Gemma's hoofd en zegt: 'Dit worde een mooie ezelinne- kop'. Zo gaat hij verder naar een mooie ezelin- nenek, ezelinnepoten en ezelinnerug. Dan komt hij bij haar borsten, 'die ronden stevig bleken': 'Dit worde een mooie ezelinneborst'. Op dat moment, schrijft Boccacio (als ik mij zijn woorden juist herinner), 'werd er een wak ker die niemand geroepen had, en stond op'. En zo komt het delicate moment van het aan zetten van de staart, maar na een poosje dringt tot Pietro door wat er gebeurt en hij be gint te roepen: 'Nee, nee, niet de staart!' Maar dan is het al te laat. Wat jammer nou, zegt Di Barolo, je mocht geen woord spreken, dat had ik toch duidelijk gezegd? Het ging juist zo goed, en nu is alles mislukt! Ook Pietro's vrouw maakt hem ver wijten: Jij domoor, heb je ooit een ezel zonder staart gezien? Ik vrees dat de beroemde India se satiricus Gopalprasad Vyas niet bekend was met het werk van Boccaccio, maar beiden hebben wel, met 600 jaar tussenruimte, een bij drage geleverd aan een oeroud thema: de tradi tionele uitbuiting van vrouwen en ezels. (De Ezelgedachte, 0222-314858)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 20