Met meer zie je ook veel meer
20
Op de hoek woonde de familie Van Oorschot
Nieuwe raadkaart
Di bekken is
altiid gebruukt
bie de kippen
dinsdag 7 november 2006
Momenteel vormen
spreeuwen grote wol
ken, meestal net voor de
avond. Iedere nacht komen
gakkende ganzen hoog
over, trekkend in zuidelijke
richting. Echt iets van deze
tijd.
In het voorjaar en de zomer be
zitten veel vogels een territo
rium dat ze verdedigen tegen in
dringers. Meestal doen ze dat
paarsgewijs, het mannetje le
vert het meeste verdedigings
werk terwijl het vrouwtje
broedt. Er zijn vogelsoorten, zo
als de steenuil, die dit territo
rium paarsgewijs het hele jaar
door bezitten. Ze behouden hun
partner en territorium tot één
van de twee verdwijnt. Ook
roodborstjes en winterkoninkjes
zijn zeer territoriaal, ze zingen
luidkeels, ook 's winters.
Territorium
Het verschil met de steenuil is
wel dat deze soorten hun winter-
territorium ergens anders heb
ben dan hun broedgebied. Rood-
borsten (en winterkoningen)
broeden vaak in bossen, terwijl
ze 's winters meer in tuinen en
parken zitten. Daar gedragen ze
zich dan vaak net zo territoriaal
als in hun broedgebied. Rood
borstjes zijn zelfs zo territoriaal
ingesteld dat ze tegen hun eigen
spiegelbeeld vechten. Hieruit
blijkt overigens ook dat ze hun
eigen spiegelbeeld niet herken
nen, maar dat zien als een in
dringer.
Vogelsoorten die het hele jaar
door een territorium bezitten
hebben een leefwijze waarbij ze
geen baat hebben bij het leven
in een groep. Ze jagen op iets
waarbij ze geen hulp kunnen ge
bruiken, maar eerder concurren
tie van elkaar ondervinden.
Denk bijvoorbeeld ook aan roof
vogels die jagen op andere klei
nere dieren, die hebben eerder
last van elkaar bij het jagen. Vo
gelsoorten die na het broedsei-
zoen wel groepen vormen onder
vinden concurrentie van elkaar
bij het grootbrengen van jon
gen, maar zodra die concurren
tie wegvalt leven ze liever in een
groep. Bijvoorbeeld scholek
sters. Wanneer ze in de polders
broeden kunnen ze elkaar zeer
fel uit dat stukje waar ze broe
den (territorium) jagen, maar na
het broeden vormen ze samen
grote groepen langs de kust.
Dat gezelligheid meespeelt lijkt
onwaarschijnlijk, maar het is
weldegelijk veiliger. Hoe groter
de groep hoe kleiner de kans dat
nu net dat ene individu er uitge
pikt wordt door een predator
(roofdier). Eigenlijk het omge
keerde van wat wij wensen als
we meedoen met de loterij: als je
meedoet met een loterij zou je
het liefst willen dat er zo min
mogelijk mensen mee doen, dan
heb je meer kans om te winnen.
Een ander voordeel van een gro
te groep is dat meer ogen sneller
het gevaar waarnemen waar
door tijd om te vluchten toe
neemt.
Sperwer
Een duidelijk voorbeeld van
'hoe groter de groep hoe veili
ger', is een grote wolk spreeu
wen. Soms kan een kersenboom,
een veld of de lucht opeens hele
maal zwart zien van de spreeu
wen. Voor een sperwer een mak
kelijke manier om een prooi te
bemachtigen zou je zeggen, ge
woon weg er door heen vliegen
met de klauwen open. Maar zo'n
wolk schept veel verwarring. Bo
vendien zijn er zoveel waakza
me ogen, dat de spreeuwen het
gevaar al snel zien aankomen zo
dat ze zich kunnen beschermen.
De groep wordt compacter,
waardoor er een dichte zwarte
bol ontstaat, iets waar een sper
wer toch niet gemakkelijk op in
durft te vliegen. Daarnaast is
splitsen van de groep een goed
afweersysteem om de sperwer te
verwarren.
Naast vogels die (een deel van
de tijd) concurrentie van elkaar
ondervinden zijn er vogelsoor
ten die elkaar eigenlijk nooit be
concurreren. Deze vogels verblij
ven hun hele leven in groepsver
band. Zij broeden 's zomers in
kolonies en trekken 's winters in
groepen naar het zuiden om
daar gezamenlijk te overwinte
ren. Zoals sterns die kwetsbaar
op de grond broeden; samen
kunnen ze hun broedsel verdedi-
De PZC sponsort Het
Zeeuwse Landschap. In
'Natuurlijk Zeeland' doen
medewerkers van deze
stichting verslag van wat
er speelt in de Zeeuwse na
tuurgebieden: onverwachte
vondsten en bijzondere ge
dragingen passeren weke
lijks de revue. En natuur
lijk ook de successen en
mislukkingen in het be
heer.
gen en ook hier geldt dat meer
ogen sneller het gevaar zien aan
komen en voedselbronnen vin
den. Met grote scholen vis is dat
ook zo. Kleine zilverreigers ma
ken om te jagen soms ook ge
bruik van elkaar, samen zorgen
ze voor de paniek in een school
visjes. Als ze niet meer weten
welke kant ze opmoeten, komen
de visjes aan de oppervlakte,
waar ze zo uit het water gepikt
kunnen worden.
Groepsvorming wordt dus dui
delijk gestuurd door overlevings
drang van het individu, terwijl
de paarvorming gestuurd wordt
door voortplantingsdrang. Die
laatste is dus blijkbaar sterker
dan de overlevingsdrang. Dit
blijkt bijvoorbeeld ook uit gan
zen die in de winter in groepen
leven en bij iedere dreiging
ruim van te voren opvliegen.
Maar zodra ze broedend op een
nest zitten vliegen ze veel later
op of blijven ze zelfs zitten. Ze
nemen op dat moment veel meer
risico.
Als beheerder moet je de gebie
den niet alleen afstemmen op
broedgelegenheid maar ook op
overwintering van groepen. In
Zeeland hebben we veel te ma
ken met groepen overwinteren
de ganzen en eenden, waarbij
het heel belangrijk is dat ze vol
doende rust en voedsel hebben
om de winter door te komen en
vet (energie) genoeg hebben om
weer naar het noorden te trek
ken om te broeden.
Wannes Castelijns
Nou moe je toch 's mee kom
men kieken nae m'n mu
seumpjezegt ze, terwijl ik met
d'r man Frans sta te praten in
de mene. Gisteren is de bieten
rooier geweest en zijn de bieten
afgevoerd. Het land is al ge
ploegd en blienkt in de middag-
zonne. D'r ligt nog wat slik op
de toegangsweg naar het erf en
vooral in de grasberm. Mee 'n
rieve 'aol 'k de grond uut da hos
ee, gaat Frans verder, anders
ligt da d'n 'êêle winter voo vao-
ge. Voorzichtig trekt hij de stuk
ken klei van tussen het gras en
mikt ze op het land terug. Jao, 't
is 'n rotwèrkje, mao 'k èn de tiid
ee.
Geert is erbij komen staan. Ze
heeft me al een paar keer ge
vraagd om naar d'r verzameling
emaille te komen kijken. Van de
zomer nog, toen ze een prachti
ge affiche had gemaakt. Jaren
geleden is ze met haar verzame
ling begonnen. Zo maar een
paar dingetjes van wit email
met een blauwe streepje. Na de
bouw van hun nieuwe woning
kwam het allemaal in een
stroomversnelling.
Van de kêete en een muur van
het ouw 'uus is toen dit museum
gemaekt, zegt Geert Haak, ter
wijl ze enthousiast het poortje
naar d'r museum open duwt.
Het is een houten deur met een
ronde bovenkant, die weer pre
cies in de muur past. Vroeger
moet je op deze manier op de
binnenplaats zijn gekomen, fan
taseer ik. En dan staan we daar.
Het wit emaille van de potten,
pannen en kuipen gaopen me
van alle kanten aan. Emmers,
teilen, bekkens en stremienen,
je kan het zo gek niet opnoe
men: het heeft allemaal een
plaatsjes gekregen op de vloer
of aan de muren.
Dit, zegt ze, dit 'èn 'k nog van de
dokter had. Die bewaorende dao
z'n spuiten in. En parmantig
heft ze een rechthoekig bakje
op, dat voor het pakken staat.
Of ze ook de stukjes op de em
mers erbij verft, als ze bescha
digd zijn? Nêê, allicht nii, zegt
ze resoluut en ze vertelt dat ze
zelfs die ouwe verf eraf haalt.
Nee, de beschadigingen mag je
gerust zien. De kleinste verschil
len weet ze je te vertellen. Deze
mee roonde 'oeken is ouwer dan
die mee die vierkante, gaat ze
enthousiast door.
Wie kaartjes met uitleg zoekt,
kan blijven zoeken. Die zijn er
niet. Geert vertelt alles zelf,
over het gebruik, de herkomst
en zelfs over de schenkers. Di
bekken is altiid gebruukt bie de
kippen. Die zat vol mee kippen
voer. Kippenvoer? Wudder zeien
toch altiid 'oendereten? Dan her
inner ik me dat Geert d'r jong
ste jeugd doorbracht op Schou-
wen-Duveland en dat kan je ge
lukkig nog een beetje horen.
Vooral als ze midden in d'r ver
haal zit. En deze, die zat vol
mee olie. Ja natuurlijk begrijp
ik dat het schoonmaken heel
wat tijd heeft gekost. Eigenlijk
zijn er heel veel emaille voorwer
pen die een tweede leven heb
ben gehad, misschien nog wel
een derde ook.
Da 's zeker 'n zêêpbakje ee?,
vraag ik langs m'n neus weg. Ik
herken het nog van vroeger. Bij
de buurvrouw hing het boven de
granieten aanrecht. Rechthoe
kig. Met een driehoekig stuk
aan de achterkant en een gaat
erin. En altijd hing het scheef,
in de buurt van een roodgeblok-
te handdoek. Met een stikje zêê-
pe derin. Ik kon er net bij as 'k
'n bitje rekkende. Later ging dat
beter.
Als ze me een ander zeepbakje
in m'n handen duwt, zie ik dat
er een soort zeefje los op de bo
dem ligt. Dat ei je nööit gezien
zeker ee? vraagt ze. En met d'r
pretoogjes vertelt ze, dat het
zeefje op de bodem lag om het
stukje zeep droog te houden.
Buiten is er een prachtig terras.
Iere kan je toch zoo lekker zitte
joenge, in 't zonnetje. De mènse
zitte dan zö lekker te geniete
van de polder en de peereboom.
Inderdaad, van de vroegere
boomgaard is alleen de peren
boom nog overgebleven. Winter-
peren, denk ik en in gedachten
zie ik het grieze petroliestel op
't- anrecht staon bie de buurvrou-
we naost 't zêêpbakje. De peer
tjes moesten daar wel heel de
middag op hebben staan prutte
len. Tegen d'n avond kwam ze
dan mee 'n gries glimmeneerd
pannetje en dan riep ze: Bure,
'iere ei je 'n bitje peertjes 'öör.
En dan rook dat toch zo lekker
naar... ja peertjes.
Geert is al opgestaan en wijst op
twee oude dikke balken onder
het dakterras. Die komme nog
uut 't ouw uus, zegt ze als ze
merkt dat ik er extra belangstel
ling voor heb. In gedachten ga
ik terug naar 3 oktober 1677
toen de Fransen deze boerderij
van Stoffel Willemsen Blaauca-
mer in brand staken. De Bier-
vlietse Oranjepolder lag per slot
van rekening dicht bij de grens.
Even de Passageule over. Alles
was tie kwiit, z'n uus, z'n schuu-
re, zelfs z'n klêêren.. Alles ver
brand. Als er één reddeloos, ra
deloos en misschien wel rede
loos is geweest, dan was het
Stoffel wel.
Een auto komt het erf oprijden.
O, zegt Geert, die kom nog wa
bêêten 'aolen voo z'n bêêstje. Be
zoekers verwacht ze nu niet
meer. 't Seizoen is voorbij. Mao
dan wè even bellen, Aok,
Heertruidaodiek 2, roept ze nog
als ik al op m'n fiets zit.
Frans schiet net de schuur in.
Als groet steekt ie z'n riive nao
boven.
Rinus Willemsen
De raadkaart van vorige
week bleek een lastige op
gave te zijn, terwijl het toch een
grotere stad, Vlissingen, betrof.
Er waren geen uitspringende
aanknopingspunten en boven
dien was de kaart ruim honderd
jaar oud. Op 2 april 1902 ver
zond H. Oele de kaart, voorzien
van de afkorting p.f., als geluk
wens aan mejuffrouw A. Been
hakker, per adres de heer
J. Beenhakker, timmerman,
Kloetinge.
Toch een aantal goede inzendin
gen, waaronder die van H.C. de
Jonge uit Middelburg, die de
Vlissingse Slijkstraat gezien van
af de Grote Markt herkent. „In
1926 geboren en opgegroeid in
de Breewaterstraat, eigenlijk
een straat in het verlengde van
de Slijkstraat, is dit fotobeeld in
mijn geheugen gegrift. U ziet
aan de rechterzijde nog net een
gedeelte van de openbare lagere
school, waar ik zelf op school
ben geweest."
Als kind heeft deze inzender
hier veel gespeeld. „Onder meer
op de trap met het ijzeren hek
voor het volgende gebouw ach
ter het schoolgebouw. Naast dit
huis was weer een plein, nu de
Bakkersgang. Ik dacht dat het
toen Boterplein heette. In mijn
tijd was er een noodslachterij ge
vestigd. Ik bezit nog een schil
derstuk van dit voor mij histori
sche straatbeeld. De molen was
al voor een groot deel afgebro
ken, er zat een grote opslag
plaats van antraciet en andere
soorten kolen."
J.A. Schroevers in Vlissingen
woonde in het eerste huis links
op de foto. „Op het hoekje van
deze rij huizen was een winkel
tje van Adema. Als kind ging ik
er om snoep. Rechts het school
gebouw, dat in de oorlog vol zat
met Duitsers. Bij een bombarde
ment is er een bom midden op
gevallen. Rechts op de hoek bij
de bomen woonde een schoenma
ker."
D. van Bloppoel, ook uit Vlissin
gen, wijst op de molen op de ach
tergrond, aan de Kaaskade (de
naamgever van de Molenstraat).
„Helaas zijn veel pandjes op de
foto in de oorlog verloren ge
gaan. Aan de rechterkant staat
de Prins Willemschool (Frans
Naereboutschool)."
Stadgenoot A. Bliek geeft aan
dat op de hoek van de Slijk
straat en de Gevangenisstraat
op nummer 3 de bekende fami
lie Van Oorschot woonde. „De
vader zat meen ik in de gemeen
teraad en zijn zoon Geert is la
ter een bekend uitgever en
schrijver geworden. Hij schreef
onder meer 'Twee vorstinnen en
een vorst' en 'Mijn tante Coleta'.
Zijn pseudoniem was R.J. Pes-
kens."
Volgens Bliek is de molen in
1908 afgebrand. J. van Belzen
uit Vlissingen noemt dat jaartal
ook en noemt de Paardenmarkt
als locatie. Ook hij attendeert
op de familie Van Oorschot,
evenals C.F. Stevense uit Middel
burg. „Deze in 1820 gebouwde
molen had slechts twee wieken
en draaide door middel van
stoomvoorziening."
De door inzender De Jonge ge
noemde kolenopslagplaats lag
op de hoek van de Slijkstraat en
Paardenmarkt, weet Stevense
en was van Daalhuyzen. „De
Slijkstraat stond ook in verbin
ding met de Kaaskade, waar
thans het Spuiplein is gesi
tueerd. Aan de Slijkstraat staat
nog een huis met een muuranker
uit 1589."
Stevense omschrijft Vlissingen
als 'het veer aan de Flessche' en
in 1247 wordt al melding ge
maakt van een kerk met pasto
rie en gasthuis. Rond 1264 stond
er een stenen huis (kasteel) van
heer Wisse Gillisz van Coudeker-
ke.
Door havenuitbreiding ontstond
Nieuw-Vlissingen, dat in 1477
uitgebreide stadsrechten kreeg,
aldus Stevense.
Rinus Antonisse
De waardebonnen gaan naar:
M. de Jonge, Terneuzen, G. de
Pagter, Vlissingen en H.C. de
Jonge, Middelburg.
Uit de collectie van Hans Lindenbergh weer
een ansichtkaart met een foto genomen in
een stad. De vraag is uiteraard: om welke plaats
gaat het en welke plek is afgebeeld? Nadere bij
zonderheden over de situatie toen en nu zijn wel
kom.
Oplossingen kunnen tot en met uiterlijk zaterdag
11 november worden gezonden naar:
Redactie PZC Buitengebied, postbus 31,4460 AA
Goes; fax 0113-315669; e-mail redactie@pzc.nl.
Onder de inzenders van de juiste oplossingen wor
den drie waardebonnen verdeeld.
tv
WT f
foto Zeeuws Landschap
Kol- en brandganzen