Reizend door Dubbelspel PZC Vicky 23 Achter het boek dfessgL Frank Martinus Arion woensdag 18 oktober 2006 L1 T L1 ATT T TT^" zou het boek de geschiedenis J J. VJT F J J. N 1 J Xtl X\. van het lezen in de beelden de kunst behandelen, maar het gaat alleen over de lezende vrouw. Een heel boek vol met schil derijen en foto's van lezende vrouwen, is dat de kunst van het le zen'Waar is de man? Waar is de heilige Hieronymus, die geleerde man, bijvoorbeeld? Jan van Eyck schilderde hem, ontspannen werkend, zittend aan een werktafel waarop een leesstandaard het boek in de juiste positie houdt, duim en wijsvinger van de rechterhand wijzen de gelezen passage aan en openen reeds de volgende bladzijde, de linkerhand steunt de kin, het hoofd wat schuin. Een ideale leeshouding. Ook als Hieronymus afgebeeld wordt in de wildernis van de woestenije, op de knieën in boetedoening, leest hij of heeft hij een boek bij zich. Wat zou hij ook anders moeten doen dan lezen? O ja, bidden, natuur lijk. Het eerste boek dat afgebeeld werd op schilderijen was een heilige boek: het Boek der Boeken of een getijdenboek om de dagen pas send door te brengen. Zo is ontelbare malen afgebeeld: een engel die Maria verrast met de aankondiging van haar moederschap. Net toen ze even in een boek keek. Op schilderijen uit de 17e eeuw zien we ook lezende mannen: geleer den of kooplieden, een rijke burger die zich als mercator sapiens vertoont. Hij zit aan tafel, met een landkaart, een globe, een micro scoop. Vrouwen lezen in stichtelijke werken. Of ze lezen niet maar hebben een boek onder handbereik. Het boek geeft distinctie, het lezen van een brief geeft intimiteit. Wellicht is het prozaïscher: een schilder, een fotograaf maakt een portret en de afgebeelde moet iets om handen hebben, ons niet aankijken. O, neem een boek. Het lezen op schilderijen wordt in de negentiende eeuw een bijna exclusief vrouwelijke bezigheid. De vrouwelijke lezer wordt een pic turaal thema: in haar boudoir dromend, op een sofa wachtend. Wij dringen haar wereld binnen, de wereld waarin zij de fictie en de broom heeft toegela- a -j -« i -J ten. Dan komt het le- boek, aan een beekje droomt zij en wacht, een brief lezend, romantische verzen. Of zij ligt in een hangmat in de tuin, een hand losjes wiebelend met een hoed. In een recent boek vol prachtige afbeeldingen wordt de lezende vrouw in de schilderkunst en de fotografie gevolgd: Vrouwen die le zen zijn gevaarlijk is de al te uitdagende titel. De begenadigde leze res van de middeleeuwen zien we, en de betoverde, de zelfbewuste lezeres en de overgevoelige, de gepassioneerde en de eenzame. De moeder die voorleest en de eenzame die naakt wacht op een bed of zittend voor het publieke raam. Zo is er een vrouwelijk naakt uit 1922 van Suzanne Valadon (1867-1938). Aanvankelijk model voor Renoir en Toulouse-Lautrec begon ze zelf te schilderen. Ze ontdeed het vrouwelijk naakt van het salonwerk, expressief en onbarmhar tig. Naakt zit een wouw op de rand van een opengeslagen bed en leest nog een beetje. Haar kleren hangen aan de stijl van het ledi kant. Edward Hopper schilderde een vrouw in ondergoed zittend op het bed in een hotelkamer, de valiezen onuitgepakt, de kleding op een stoel, de hoed op een kastje. De vrouw leest een brief. Op een foto van Eve Arnold uit 1952 leest Marilyn Monroe. De fotografe ontmoette Marilyn toen ze toevallig verdiept was in Ulysses van Ja mes Joyce. Ze vond het boek moeilijk, maar hield van de toon van het werk. Ze las het boek hardop. Het boek van het wouwelijke lezen is uiteraard niet volledig. Eén schilderij had zeker niet mogen ontbreken: een klein doek van Hen ri Fantin-Latour, een tijdgenoot van Manet. Het hangt in het Pa- rijse Musée Orsay, op driekwart van het gebouw links. Het laat een jonge wouw zien, donker en fijn geschilderd. Zij heeft de wereld buitengesloten, lezend in opperste concentratie, in stilte. Lo van Driel Stefan Bollmann, Vrouwen die lezen zijn gevaarlijk, met een inleiding van Kristien Hemmerechts. Amsterdam University Press 2006. Kees Fens Uta Janssens, Poseren voor de bladspiegel. Lezers in de lijst. Que- rido, Amsterdan 1999. Sommige honden hebben meer karakter dan andere, maar de Jack Russell, heeft zonder twijfel van alle het meest. Mijn grootmoeder had er een, genaamd Vicky - met de postume reputatie dat niemand die haar gekend heeft er ooit over zou piekeren een Jack Russell te nemen. In feite roepen de eigenaars van dit type hond bij ons ver wondering en medelijden op als we met hen aanraking komen. Ik zie ze wel eens aan het strand, met hun Jack Russells - er zijn er zelfs met meer dan één - als een waas rond hun benen; dan realiseer ik me waar ze mee bezig zijn: ze proberen ze moe te ma- hen, en ik weet dat zij zich overgeven aan We probeerden het met Vicky door haar mee uit wandelen te nemen met onze eigen hond, die veel groter was. Op de heenweg draafde ze vrolijk voor ons uit, maar op de terugweg begon ze te hinken op drie poten; haar anders zo dappere achterwerk bood dan een aanblik van uitputting en misken- Nng- Ze begon trager en trager te bewegen, steeds dichter bij je voeten en steeds hulpe- lozer, tot we haar dan maar oppakten. Dat was de bedoeling. Maar Vicky gedroeg zich als de baby in Alice in Wonderland: 'it kept doubling itself up and straightening itself out again'. Alice probeerde haar dan in 'a kind of knot' te winden; zo trachtte ik Vic ky wel onder mijn arm te nemen op de ma nier van een opgerolde badhanddoek. Dat bracht geen uitkomst, ze worstelde als een gek en probeerde tegelijk mijn gezicht te likken. Maar zodra we dicht bij huis waren sprong ze uit je armen en stoof als een pijl uit de boog zonder enig spoor van uitput ting op alle vier poten vooruit. Vicky's roeping was het bewaken van de au to. We lieten haar in de auto achter als we gingen winkelen; ik zie nog precies de plek waar we parkeerden, op een soort markt plein karakteristiek voor Ierse steden. Te rugkomend met de boodschappen zagen we al uit de verte de auto schudden op zijn wie len, als in een tekenfilm van Tom en Jerry, door de uitoefening van Vicky's waakzaam heid. Met haar voorpoten tegen de raam pjes krabbend en blaffend als een gek vloog ze binnenin de auto van de ene kant naai de andere, bezig ons bezit te verdedigen te gen allerlei zichtbare en onzichtbare vijan den. De raampjes waren bedekt met een net werk van krassen en het interieur met dik ke witte haren; onschuldige voorbijgangers en vooral kinderen versnelden hun pas, ge schrokken door die plotselinge uitbarstin gen van razernij. Haar natuurlijke vijanden bevonden zich dicht bij de grond zoals zijzelf: kinderen. Als het haar niet werd belet vloog ze ze naar de keel. Wanneer er bezoek werd verwacht moest ze worden opgeslo ten; een stroom van jankend geblaf kwam dan voor de duur van het bezoek uit mijn grootmoeders kamer. Maar zo te zien, dus Zoek en >vervang< wanneer ze niet bezig was de auto te bewa ken of een kind te verscheuren, was ze een model hond - charmant, intelligent, opge wekt en vindingrijk. Mijn grootmoeder, zelf een nauwelijks minder krachtige persoon lijkheid, was erg aan haar gehecht. Mijn grootmoeder had Vicky aangeschaft na de dood van haar zuster, met wie zij ja renlang had samengewoond. Toen we naai de kennel gingen om haar op te halen kre gen we ook haar vader te zien, die zoals mijn grootmoeder niet moe werd te herha len, een hoogst onbetrouwbaar uiterlijk had: 'beslist geen gentleman'. Hij zag er in derdaad uit alsof hij 's avonds de achter buurten in ging; hij had ook geen enkele fy sieke gelijkenis met Vicky. Dat maakte haar nog bijzonderder: een lelie aan het slijk ontsproten - in de ogen van mijn groot moeder in elk geval. Vicky sliep bij mijn grootmoeder in bed, met haar kop op het kussen en grommend wanneer mijn groot moeder zich omdraaide. Zoals wel meer hondenbezitters was ook mijn grootmoeder er snel bij om de ge- betene de schuld te geven wanneer er gebe ten werd. Kinderen provoceerden haar, zei ze, en ook wij moesten haar niet treiteren. Niet dat we dat zelfs maar in ons hoofd haalden; haar beet was heel pijnlijk. In die tijd was mijn grootmoeder oud en ver schrompeld, maar ze was altijd sportief ge weest, ze speelde golf voor Ierland, ze hield van tennis en de paardenraces. Toen haar man en haar zuster waren gestorven kwam ze bij ons inwonen, een situatie die soms aanleiding gaf tot frictie: zij en mijn vader konden slecht met elkaar overweg. Maar bij haar in de kamer was het gezellig; ze dronk elke avond een glas whisky en mijn moeder zat dan bij haar, kijkend op de televisie naar golf of tennis, waar mijn va der niet van hield, met Vicky op haar schoot. Op een speciale lap vanwege de uit val van witte haren. Na mijn grootmoeders dood, toen Vicky alleen kwam te staan, ging ze nog steeds elke middag, een uur naar boven. Het was haar vreedzame uur, het enige: aan het eind van een lange dag lag ze bij mijn moeder op schoot, een witte worst met een roze buik, dieper in slaap dan ik ooit enig ander dier heb gezien. En dan zeiden we tegen elkaar: Vicky is toch ei genlijk niet zo'n slechte hond. Sarah Hart ederland Leest is een actie naar Amerikaans voor beeld om Nederland de komende weken om te vor men tot één grote leesclub. Daarom krijgen alle le den van de openbare bibliotheken vanaf vrijdag het boek Dub belspel van Frank Martinus Arion cadeau, dat in een oplage van 575.000 exemplaren gedrukt is. Vanaf die dag ligt er ook een goedkope uitgave van in de boekwinkels. Schrijver Marti nus Arion en nieuwslezer Philip Freriks, 'ambassadeur' van Nederland Leest, trekken langs bibliotheken. Oe joodse begraafplaats Blemheim pal naast de raffinaderij De debuutroman Dubbelspel van Frank Martinus A-ion (Frank Efraim Martinus, 1936) verscheen in 1973. Vier Antilia nen spelen op een broeierige zon dag domino in een buitenwijk van Willemstad op Curagao. Het zijn taxichauffeur Boeboe Fiel, gerechtsdeurwaarder Manchi Sanantonio, scharrelaar Cha- mon Nicolas en idealist Janchi Pau. Hun zondagmiddagmatch krijgt onverwachte, grootse ge volgen. Meer dan dertig jaar na de eer ste verschijning komt de Antilli aanse roman Dubbelspel uit in een oplage van meer dan een half miljoen. Schrijver Frank Martinus Aion laat zien waar het verhaal zich afspeelt. Dubbele stenen zijn in het domi nospel zeer gehaat, ze werpen als het ware voortdurend de schaduw van de dood vooruit en menig dominospeler zou het spel veel meer appreciëren in dien ze eruit werden gelaten. In meer dan dertig jaar komt er vanzelf afstand tussen een schrijver en zijn boek. Toen Frank Martinus Arion onlangs Dubbelspel herlas, zijn debuut roman uit 1973, verbaasde hij zich erover dat hij zoveel verge ten was. „En mijn kennis van do mino is afgezakt, ik zou het nou niet meer zo kunnen schrijven." Ook verbaasde het hem 'hoe ik dat gekund heb op die leeftijd'. Dominotafel Dubbelspel is geschreven uit lef, het gevoel van niemand doet me wat. Bij je debuut ben je het meeste vrij, je doet wat je wilt, dat is het leuke ervan." Het on derwerp had hij in '63 in Neder land al bedacht, waar hij in Lei den Neerlandistiek studeerde. Uit heimwee naar zijn geboor te-eiland en het spel dat hij van jongsafaan had gespeeld verzon hij een kort verhaal over man nen aan een dominotafel. Dat was de basis voor de roman van tien jaar later. De zelfbewuste debutant zag zijn boek als een literaire onderneming, die een zegje moest doen over de litera tuur van die tijd, en zich aan al lerlei strenge eisen moest hou den. De gebeurtenissen in het boek zouden twaalf uur moeten bestrijken, even lang als een do- denwakebp Curagao duurt. Zo'n literaire aandrang heeft hij niet meer. „Ik vind dat alle boe ken spannend moeten zijn", zei hij bij de introductie van 'Neder land leest' op Curagao. „As boe ken niet aantrekkelijk zijn, span nend, onderhoudend, niet predi kend, gaan mensen het niet le zen. Destijds verwachtte ik dat het een bestseller zou worden. Dat verkoopt zo driehonderddui zend zei ik tegen mijn vrouw, zo overtuigd was ik ervan dat het een goed boek was. Die driehon derdduizend, dat is wel gelukt maar het duurde veel te lang. Centraal in Dubbelspel staan vier mannen die domino spelen, het klaverj assen van de Antil len. Maar het boek gaat over veelmeer. Overde jarënzeven tig, over poEtiek, over macho-ge drag (vrouwen zijn bij domino alleen welkom als gesprekson derwerp, of om borrels te bren gen), over de Shell, de band met Nederland, over armoede en rijk dom. Over het eiland zelf, kort om. Vandaar dat we met een groepje journalisten uit Neder land een literaire toeristentrip over Curagao maken, met Frank Martinus Aion als gids. Ze hadden gedacht dat ze slim te werk gingen: ze groeven na melijk bij het beroemde joodse kerkhof onder de hoge ijzer draadomheining die de terrei nen van de maatschappij omrin gen, grote kuilen. Deze liepen ook onder de muren van het be roemde kerkhof door om uit te komen onder enkele van de gra ven, waarvan de meeste prach tig bewerkte grafstenen hebben. „Kerkhoven spelen een rol in Dubbelspel"zegt Martinus Aion. „Ik vraag me af waarom. Ik denk dat de schrijver iets te gen kerkhoven heeft. Het zou ook kunnen zijn omdat zijn moe der overleed toen hij vier was en het daarna begonnen is met die hekel aan kerkhoven."Op het joodse kerkhof Blemheim, waar Chamon Nicholas in het boek kuilen graaft om materiaal te stelen op het Shell-tei'rein, heerst een eigenaardige sfeer. Het is een gloeiend, ommuurd veld vol tombes met grijze dek- stenen waarvan de inscripties haast zijn weggesleten. Pal er naast is de raffinaderij, vol sis sende pijpen en affakkelvlam- men. Het is een enorm kabaal. „Voor de Shell hier kwam was dit de mooie, bloeiende plantage Valentijn", zegt de schrijver en wijst naar waar Chamon Nico las zou kunnen hebben ge woond. Niet zo veel verderop: „Dat huis met dat oude dak, daar ben ik geboren. Mijn grootvader was bakker, we hadden altijd brood genoeg. Na de dood van mijn De Antilliaanse schrijver Frank Martinus Arion. foto's GPD moeder woonde ik een tijd bij mijn grootvader." Dat wijzen naar huizen waar de schrijver heeft gewoond, keert geregeld terug, want Martinus Aion is veel verhuisd. „Een man van al le wijken", noemt hij zichzelf, omdat hij in elke wijk van Wil lemstad wel een keer heeft geze ten. Een vrouw in een blauwe jurk leest op haar veranda. Even kijkt ze op, als het busje stopt en de Antilliaanse schrijver met een van wal steekt. Ze leest ver der, terwijl Martinus Aion ver- telt: „Dit is het huis waar de schrijver het idee heeft gekre gen van een groot huis voor Man chi Sanantonio. In het boek staat het alleen veel hoger. Hier ongeveer speelt Dubbelspel zich af. Dit is het huis dat mijn vader voor me bouwde, maar waar ik niet zo gelukkig mee was." Hij doelt op een ongelukkige tijd in zijn leven, toen hij op verzoek van zijn vader terugkwam uit Nederland, waar hij studeerde. De studie was nog niet af. Zijn vader, die timmerman was, had een huis voor hem gebouwd met een ongewoon grote zaal erin, op verzoek van Martinus Aion. Het draaide uit op een teleurstel ling. De zoon bracht niet het geld in waar zijn ouders op had den gehoopt, de verhouding ver bitterde, Martinus Aion leerde armoe kennen. Armoede „Het kwam Dubbelspel ten goe de, want je maakt alles mee. Ei genlijk is het nooit veranderd, die armoede die je aan de basis ziet, was verschrikkelijk. Het komt nu nog voor, dat vrouwen die niet gegeten hebben op stap gaan om aan tien gulden te ko men." Hij wijst omlaag, naar waar het huis van Boeboe Fiel zou moeten staan, waar de domi nopartij uit het boek gespeeld wordt. Het bestaat niet echt, maar daar geeft Martinus Aion niet om. Hij wijst er gewoon een aan. „Zoiets moet je je voorstel len." Het is half afgebouwd, bouwmateriaal ligt er onaange roerd naast. De toeristengidsen noemen het joodse kerkhof vaak, maar zwij gen als het graf over het bloeien de hoerenkamp aan de noord kant van het eiland. Dit hoeren kamp is een levendig oord van ongeveer honderdvijftig kamers, waar men vrouwelijke gasten aantreft uit heel het Caribisch gebied, Zuid- en Midden-Ameri- ka. So, pack up your troubles and visit Curagao! De zee is mooi, de lucht is zuiver en de vrouwen in het kamp zijn ge zond omdat ze dagelijks door een hoteldokter ivorden onder zocht en ingespoten. Op de parkeerplaats staat een enorm vijgenblad, dat 's avonds verlicht is. Campo Aegre, staat erop, de naam van het beruchte hoerenkamp op Curagao. Voor een plek met zo'n twijfelachtige reputatie ziet het er hier keurig uit. Wie niet beter weet en over dag komt, denkt in een motel aan zee beland te zijn. Dinsdag is hier vrouwendag, de rest van de week is het vertier op heren gericht. Toeristengidsen doen er al lang niet meer geheimzinnig over. „Het is erg vereuropeesd", zegt Martinus Aion. „Zo was het dertig jaar geleden niet." 'Ik ben', zou hij er rustig aan toe voegen, 'zojuist begonnen met een weekendhuis op Westpunt. Ja, dat zou hij zeggen. En dat zou hun stof geven om over na te denken. Dat was wat anders dan dit lullige spelletje domino. In Westpunt, een rommelig bun galowstadje op de punt van het eiland, had Manchi Sanantonio graag een tweede huis neerge zet, om er net als andere welge stelde eilanders in de weekein den naartoe te gaan. In diezelf de plaats is Dubbelspel geschre ven. Het is even zoeken welke bungalow het ook alweer was die Martinus Aion er destijds huurde, maar hij vindt hem. Zijn dagen bestonden destijds uit zwemmen, vis eten, thuisko men en schrijven. In twee we ken was het manuscript van Dubbelspel af. „Dit wordt een bestseller", zei hij tegen zijn vrouw. Zulke dingen denken de butanten, en soms komt het uit. Asing Walthaus

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 23