Het verhaal
is alles
PZC
22
Ilja Leonard
Pfeijffer
Behalve de haan
Te veel gedacht
voor een gedicht
Benno
Barnard
woensdag 18 oktober 2006
nieuwe boeken
Oscar Westers. Hoe de Duitsers
dapper standhielden in Viet
nam. En andere verfrissende vi
sies van de schooljeugd op onze
geschiedenis. De slavernij werd
onder meer verdedigd met het
argument 'zo zien ze nog eens
iets anders van de wereld'. Wel
ke invloed had de televisiever-
slaggeving op het verloop van
i de oorlog in Vietnam? Het ant-
woord: 'Vietnam wist waar de
Duitsers ongeveer zaten, van
welke kant ze zouden aanvallen
enz. Zo konden ze zich er beter
op voorbereiden'.
Volgens geschiedenisdocent Os-
car Westers, die de meest bizar-
re antwoorden van zijn leerlin-
gen op repetitie- en examenvra-
gen noteerde, kunnen we er
maar het best om lachen. Dat
meent ook historicus Maarten
van Rossem die in zijn inleiding
tot het boekje onder meer be
toogt: „De onjuiste antwoorden
die in dit boekje zijn verzameld
zijn in de allereerste plaats ver
makelijk. Daarbij moet wel wor
den aangetekend dat ze alleen
vermakelijk zijn voor mensen
die de juiste antwoorden ken
nen. Dat betekent dat de over
grote meerderheid van de Neder-
landse bevolking dit boekje niet
hoeft te kopen." De-samenstel
ler op zijn beurt meent dat zijn
boekje slechts met mondjesmaat
moet worden genoten, omdat je
'niet eindeloos een aanslag kunt
doen op de lachspieren'. Toch
nog maar even een greep. Welke
gebeurtenissen zou Stalin tus
sen 1945 en 1950 hebben kun
nen betitelen als Amerikaanse
agressie? 'De aanval op Irak,
Pearl Harbour'.
Uitgeverij Spectrum. 96 pag.
9,95 euro.
Udo Grashoff. Ik sluit nu maar
af. „Ik spring met mijn zwem
vest overboord. 99 procent kans
dat ik het niet overleef. Mocht
ik door een ander schip levend
opgevist worden, dan horen jul
lie wel weer van me." Het zijn
woorden uit de laatste brief die
een 16-jarige matroos aan zijn
nabestaanden schreef. De Duit
se historicus Udo Grashoff
houdt zich al jaren bezig met
een onderzoek naar suïcide en
heeft nu de bundel Ik sluit nu
maar af gepubliceerd, met daar
in afscheidsbrieven van 45 Duit
se zelfmoordenaars uit de perio
de 1959 tot 1989. Hij verzamel
de de documenten uit archieven,
proefschriften en medische pu
blicaties. Waar mogelijk geeft
Grashoff na de letterlijke tekst
enige achtergrondinformatie
- over de schrijver van de brief.
Het levert een verbijsterend kijk
je op in de psyche van de zelf
moordenaar.
Het risico met zo'n bundel is dat
de wanhoop van de suïcidaal
wordt ingezet ter vermaak van
de lezer. Grashoff heeft dat pro
beren te vermijden door zijn ei
gen teksten zo neutraal moge
lijk te houden en het boek te pre
senteren als een psychologisch
onderzoek. Toch kun je een
grijns soms niet onderdrukken.
Vertaling: Ronald Vlek. Uitgeve
rij de Arbeiderspers. 165 pag.,
17,95 euro.
een enkel verhaal is
bij machte het be
staan in zijn volle
omvang te bevatten. Denken
we. De schrijver streeft wel
naar de grote greep en de
machtige worp, maar het le
ven heeft altijd het laatste
woord. Denken we. Fictie is
welbeschouwd een leugen, de
waarheid ligt buiten het in
zichzelf besloten universum
van het boek. Denken we.
Ik dacht het niet", horen we
iemand in de verte denken.
Verrek, het is Ilja Leonard Pfe-
ijffer, de bulterrier van de pol-
derlandse letteren. In zijn nieu
we roman Het ware leven zet hij
gretig de tanden in de zojuist op
gesomde gemeenplaatsen. Als
we niet beschikten over het ver
mogen om de chaos van zinloze
feiten te herscheppen tot een sa
menhangend en betekenisvol ge
heel, zouden we ons voelen als
drenkelingen die zich tevergeefs
vastklampen aan een gammel
reddingsvlot, zo betoogt hij. Ter
verduidelijking heeft hij Géri-
caults beroemde schilderij 'Het
vlot van de Medusa' op de om
slag van zijn nieuwe boek laten
zetten.
Het verhaal is alles, het onbe
schreven leven niets, houdt Pfe-
ijffer ons voor. Om die stelling
kracht bij te zetten tankte hij
Het ware leven vol met vele hec
toliters werkelijkheid. We ont
moeten er Dan Brown, Oprah
Winfrey en last but not least Ilja
Leonard Pfeijffer zelf ('met zijn
pompeuze uiterlijk, bombas
tisch drinkgedrag en avantagar-
distische eenzaamheid', 'snor en
sikje om het echt te maken, alle
maal reuze-Rembrandt, maar
dan met overgewicht'). We zijn
te gast in het bestaande Leidse
etablissement Burgerzaken, wor
den getracteerd op colleges van
hier en nu levende geleerden en
kunnen op de landkaart tot op
de meter nauwkeurig volgen
waar de verteller ons zo al heen
voert.
Feiten en verzinsels worden in
Het ware leven zo lang door el
kaar gestampt tot we nog maar
één enkele werkelijkheid kun
nen aanvaarden: die van een for
se man die ons met veel verbaal
geweld zijn wereld binnenvoert.
De ironie wil dat die wereld
voor het gezonde verstand to
taal onmogelijk is. Het ene mo
ment bevinden we ons in het ne-
gentiende-eeuwse Rusland waar
- met dank aan de Tolstoi van
'Oorlog en vrede' - een zinloze
veldtocht aan de gang is) com
pleet met likeur en jenever drin
kende soldaten, kannibalisti
sche taferelen en het gastoptre
den van een sprekend paard, het
andere moment lopen we door
de straten van Napels en knie
len neer voor een altaar waar de
herinnering aan de Heilige Die-
go Maradona levend blijft. Te
gen het einde raken we zelfs ver
zeild in een hevig naar de Da
Vinci Code riekende plot, waar
bij het nu eens niet te doen is
om de Graal, maar om de gordel
van Amazonenkoningin Hippo-
lyta. Wie de hand op dat voor
werp weet te leggen, bezit de
sleutel tot Het Ware Leven, wat
dat ook moge zijn.
Het ware leven (die titel komt in
bijna elk hoofdstuk wel een
keer voor) is gebaseerd op een
welomschreven idee. Tegelijk is
het een bonte caleidoscoop van
pastiches en parodieën. Pfeijffer
is een meester in het genre van
de persiflage. Met het grootste
gemak imiteert hij de schrijf
trant van anderen tot in het ab
surde. De verheven stijl van de
klassieke dichters, de sentimen
tele toon van de romantici, de
rammelende clichés van succes
schrijfsters die hun Italië-erva-
ringen uitmelken, het ronkende
en grommende register van zijn
eigen poëzie, hij beheerst het al
lemaal, Zonder hen bij naam te
noemen voert hij Jan Wolkers
en A. F. Th. van der Heijden
sprekend in, levensecht en kri
tisch. Ook mindere goden als
NRC-criticus Pieter Steinz en
literator Paul Marijnis krijgen
een rol toebedeeld.
De toespelingen en verwijzin
gen naar bestaande personen en
situaties dient er allereerst toe
om te bekrachtigen dat er in een
roman die Het ware leven heet,
niets maar ook dan helemaal
niets verzonnen is. Tegelijk krij
gen we een kluchtig beeld van
de Nederlandse literatuur voor
geschoteld, waarbij Pfeijffer, zo
als we hiervoor al hebben ge
zien, zichzelf niet buiten schot
houdt.
De vraag is natuurlijk wat de
moraal van dit verhaal wel mag
zijn. Ik geloof niet dat het de
schrijver te doen was om 'de
ruimte van het volledig leven
tot uitdrukking te brengen', zo
als zijn bewonderde voorbeeld
Lucebert zich voornam te doen.
Als ik me niet vergis, beschouwt
hij dat namelijk als een belache
lijke pretentie. Alles is al eens
gezegd, iets oorspronkelijks toe
voegen aan een sinds lang afge
sloten discussie is niet goed mo
gelijk, en dus rest er niets an
ders dan om uit de stukken en
brokken van ons culturele ge
heugen een spiegelpaleis op te
trekken dat als kermisattractie
geen gek figuur zou slaan. Ster
ker nog: Pfeijffer biedt ons het
perspectief van een cultureel
Disneyworld, waar je binnen
een paar uur de highlights van
het Oude Europa (Venetië, Ro
me, Parijs, Moskou) tot je kunt
nemen. Uiteraard is dat pret
park gevestigd in Las Vegas, en
uiteraard laat de auteur de pret
verstoren door een als Elvis-imi-
tator verklede terrorist die er
een zelfmoordaanslag pleegt.
Maar geheel in stijl is dat niet
het einde van dit kettingver
haal, maar slechts een van de ve
le manieren waarop het ware le
ven zich aan ons weet te openba
ren.
Jaap Goedegebuure
Ilja Leonard Pfeijffer - Het ware le
ven. Uitgave De Arbeiderspers, 320
pag., 19,95 euro
(omne animal
Een droevig dier, maar een volleerde leugenaar:
de haan, markies, het hoerenjong op stand.
Een pront getande kam, de sporen op terreur.
De roedel kippen, hoerig blond van angst:
plebejisch vee, von Kopf bis Fuss excuus.
Benno Barnard (geb.1954)
Stop de wereldpoëzie in een
grote kist, Trek er blinde
lings een paar regels uit. Wat
krijg je dan? Gedichten die spre
kend op het werk van Benno
Barnard lijken. Zijn initialen
heeft hij in elk geval mee. Je zou
als B. W., J. G. of P. S/L door het
leven moeten! Nee, dan magi
sche combinaties als M. M., G.
G. of B. B. Niet voor niets heten
de filmsterren zo! Poëzie met
sterallures, zo begon de loop
baan van Barnard, zo begint
Het tongbotje met zijn gedich
ten uit de jaren 1981-2005.
Zwierige en zelfverzekerde ver
zen schreef hij aanvankelijk.
Weelderig en wellustig, zoals
het hierbij afgedrukte hanenpor-
tret. Het 'omne animal' verwijst
naar het oude gezegde 'omne
animal post coïtum triste'. Elk
dier is beteuterd na het verlie
zen van zijn zaad. Behalve de
haan, zo wist men in de Oud
heid en zo weet de dichter.
Want dat beest, ongetwijfeld
IT. H. geheten, kraait uitbundig
na de daad. Barnards vroege
poëzie heeft iets haantjesach-
tigs, je ziet tussen dé regels
soms een pront getande kam.
Bijvoorbeeld als hij Brussel be
zingt: 'Wondermooie courtisane,
met mijn glanzende ogen,/ geis
ha zeg ik.' Maar dan wordt hij
serieus.
Lange en langdradige gedichten
gaat hij schrijven. Plechtig en
plechtstatig is voortaan de toon.
Maar je blijft in vrijwel elk ge
dicht hanengekraai horen. 'Mijn
geslacht is zo lang als de Schel
de', schept iemand op. En de
dichter leest in het glazen oog
van een meisje: 'Zien of jouw
mes me tot mijn klokhuis splijt'.
Barnard houdt van vertoon,
over de jaarwisseling schrijft
hij: 'het werd volgend jaar,/ het
grote ogenblik kwam als cham
pagne klaar.' Het zijn triomfkre
ten zonder victorie, in plaats
van levende kippen zijn er dode
dichters.
In een verantwoording vind je
een hele rij dichtersnamen, des
ondanks laat hij weten: 'Ik heb
geen verstand van de poëzie.'
Let op dat lidwoord. Geen ver
stand van de poëzie, veel ver
stand van poëzie. In die para
dox schuilt, denk ik, het artistic
ke probleem van Barnard. Te
veel gelezen om nog te kunnen
schrijven. Te veel gedacht voor
een gedicht. Hij weet te veel
over zichzelf: 'Wat ben ik alles
bij elkaar/ meer dan een ego da
uitdijt.' Hij weet te veel van de
geschiedenis: 'al zevenduizend
jaar we zijn Mesopotamiërs
en Grieken.' Te veel Europa, 'di
richting van vroeger'. Europa,
de vermoeide, oude man onder
de continenten. Barnard, de vei
moeide, oude man in onze poë
zie.
Plij is vervuld van het idee: 'We
zijn wat we kwijt zijn.' Boven
dat besef zet hij de opdringerig
titel 'Een kamer met uitzicht o[
alle straten van Europa.' Ziet
hij het zelf niet of wil hij het
niet zien? De lezer ziet het wél,
dit is geen wikken en wegen
meer, clit is wrikken en wringei
Gewrongen regels, gezochte
beeldspraak: 'Geheugen is een
krant waaruit ik Lindbergh
knip,/ die tussen de aardappe
len van mijn moeder landt.' De
gedichten bezwijken onderziel
zelf, de dichter bezwijkt onder
zichzelf: 'Ik ben mijn eigen af
grond.' De kist van B. B. kan
nooit meer dicht.
Mario Molegra;
Benno Barnard: Het tongbotje. Gi
dichten 1981-2005 - 320 pag./i 24,S
- Uitgeverij Atlas, Amsterdam-Am
werpen
Rudy Kousbroek
Ledwinka T 77 A
ang geleden, ik zat nog op de Mid
delbare School, werd mij verteld
dat Duitse militairen tijdens de
oorlog niet in een auto van het
merk Tatra mochten rijden. Verboten. Dozij
nen Duitse officieren waren al met Tatra's ver
ongelukt en officieren waren kostbaar.
Misschien is dit verhaal apocrief, een onder
deel van de mythologie rond dit in het Westen
zo weinig bekende Tsjechische automerk,
maar het zou heel goed waar kunnen zijn. Met
deze auto's kon in standaardvorm 140/150
km/u worden gereden, een ongelofelijke snel
heid in de jaren '30, toen de meeste auto's met
veel amechtige inspanning niet vlugger gingen
dan 65. 'Afussless forty', was het snelheidside-
aal dat de Engelse automobielindustrie door
de gespecialiseerde pers werd voorgehouden,
en 40 mijl is 64 km. Tot in de jaren '60 hoorde
je in Nederland nog de kreet: 'Niet jachtig,
maar tachtig, is prachtig.' Een Tatra in opti
male staat haalde in de latere jaren dertig al
ruimschoots het dubbele, dankzij de revolutio
naire krachtbron die deze futuristisch ge
stroomlijnde auto in zijn staart had zitten: een
luchtgekoelde acht cilinder in V-vorm van
drie liter, voorbij de achteras.
Voor wie dat bekend in de oren klinkt: inder
daad, dat was de formule die daarna ook bij
de Volkswagen kever (en Porsche) werd toege
past: ook motor achterin, ook luchtgekoeld,
maar met de helft van het aantal cilinders.
Een gevaaiJijke formule, het zwaartepunt zo
ver naar achteren. Als om een of andere reden
het contact tussen de banden en het wegdek
wegvalt - anders gezegd wanneer de auto in
een slip raakt - heeft dat zwaartepunt de nei
ging om naar voren te komen: de auto komt
dwars of achterstevoren te staan, of beter ge
zegd te glijden. Ik heb het voorrecht om de ge
niale constructeur Gabriel Voisin nog te heb
ben gekend: die demonstreerde dat met een lu
cifersdoosje dat je voorttrekt aan een lucifer
als een mast voorin - het doosje volgt, waar je
ook naartoe gaat. Maar als je probeert het
doosje met die lucifer van achteren te duwen
keert het zich al gauw spontaan achterstevo-
Dat was bij de kever al een moeilijk te beheer
sen effect, maar die ging'tenminste niet zo
hard. Wie met een Tatra 160 km/u wilde rij
den had een speciale training nodig om niet
uit de bocht te vliegen, en dat is wat die Duit
se officieren fataal moet zijn geworden. Het
was ook de reden dat de Tatra al gauw werd
voorzien van een staartvin, die samen met de
aërodynamische carrosserie een opvallend on
derdeel van deze auto's vormde - en dat al
vóór de oorlog, in de jaren dertig. Vrijwel de
zelfde Tatra's werden ook na de oorlog nog ge
maakt, en dat richtingsroer achterop is nog
steeds het onderdeel waar je deze ongelofelij
ke auto's al uit de verte aan herkent. Vooral
bij hoge snelheid vermindert dat roer de nei
ging van het achterwerk om uit de bocht te
vliegen, een effect dat door getrainde Ta-
Foto Pavel Marsch 1996
tra-rijders overigens juist wordt gebruikt om
duivelssnelle bochten te kunnen nemen.
Ook bij het wrak op deze foto is de staartvin
goed te zien. Wat een wonderauto! Denk aan
het deprimerende en knullige uiterlijk van de
meeste automobielen uit 1935: daarnaast zag
de Tatra er uit als iets dat door een gat in de
tijd aan de toekomst was ontglipt. Opvallend
waren ook details als de derde koplamp in het
midden, die meedraaide met het stuur, dat
zich ook in het midden bevond, net als bij de
grote Panhard Levassor sans soupapes uit
die tijd. En wat een foto! Het aangrijpende is
dat hij toont hoe een voorsprong onzichtbaar
wordt gemaakt door de vergankelijkheid. Wie
zou denken dat dit een auto is van zeventig
jaar geleden? Het gaat hier, naar uit de schaar
se gegevens blijkt, om een authentieke T 77 A:
ook nu nog ziet de vorm er eigentijds of zelfs
futuristisch uit - een passend eerbewijs aan de
genialiteit van Hans Ledwinka, de ontwerper
van dit onsterfelijke model Tatra.
Hoe lang ligt dat wrak daar al, en waar is dat?
Zit de motor er nog in? De foto komt van een
website op het Internet, maar waar hij werd
genomen en hoe lang geleden is niet duidelijk.
Vermoedelijk in Oost-Europa, waar allés zo
anders is dat je kunt zeggen dat er daar een an
dere realiteit heerst - een autowrak als dit kan
daar blijkbaar jarenlang onontdekt blijven.
Relevant hierbij is ook dat er van de T 77 A
naar verluidt nog geen 200 exemplaren wer
den gemaakt.