Het psalmenoproer
maakt een vale indruk
PZC
22
Maarten
't Hart
Archeologie
Poëzie op pantoffels
Esther
Jansma
woensdag 30 augustus 2006
proza
Sameer S. Mehendale: Zuid,
Noord-Zuid, Noord - Op het eer
ste gezicht hebben ze niet zoveel
gemeen, de drie verhalen die sa
men de roman Zuid,
Noord-Zuid, Noord vormen. Ze
spelen zich af op verschillende
plaatsen en de hoofdpersonen
kennen elkaar niet. Het eerste
verhaal 'Blossom' beschrijft een
stuk uit het leven van de jonge
schoonmaakster Blossom, die
zich in een Afrikaans land gela
ten onderwerpt aan de luimen
van vooringenomen ambassade
personeel. Een verhaal dat zo
maar ergens begint en ophoudt.
In het verhaal 'Mulder' reist een
homoseksuele man van Amster
dam naar zijn geboorteplaats
om daar het bewijs van zijn ge
boorte te halen. Hij is als jongen
geadopteerd en het land is hem
onbekend.
Het derde verhaal 'Lapierre'
speelt in Frankrijk. De hoofdper
soon Lapierre, een beetje kinder
achtige. mislukte machoman,
kan zijn draai niet vinden. Zijn
huisgenoten verschansen zich in
hun eigen dromen. Wat de drie
verhalen bindt is de uitzichtloos
heid, de verveling en het isole
ment waarin de personages zich
bevinden.
Sameer S. Mehendale (Bombay,
1961) kwam als tienjarige naar
Nederland. Hij studeerde medi
sche biologie aan de Universi
teit van Amsterdam en woont af
wisselend in Amsterdam en
Frankrijk. Hij debuteerde in
2003 met de roman Heliosis.
Uitgeverij De Arbeiderspers,
197 pag., €17,95.
Ton den Boon en Jacob Colen
brander: Nieuwe Woordenkalen
der 2007 - Tot nu toe kwam een
van oorsprong Japanse krab-
soort, de Hemigrapsus penicilla
tus, niet in onze vaderlandse wa
teren voor, dus hoefde er ook
geen naam voor te worden be
dacht naast zijn wetenschappe
lijke Latijnse aanduiding. Maar
inmiddels is hij wel in het water
van ons land terechtgekomen en
dus moest hij ook een Neder
landse naam krijgen. Het werd
de penseelkrab, gebaseerd op de
haardosjes op zijn scharen. Het
is één van de 365 nieuwe woor
den die de Nieuwe woorden ka
lender 2007 te bieden heeft, een
leerrijke scheurkalender, samen
gesteld door Ton den Boon,
hoofdredacteur van Van Dale
woordenboeken, en taalpubli-
cist Jacob Colenbrander.
Al gehoord van wrongelvlees,
ook wel melkvlees of fopvlees ge
noemd? Of van een seksdip, ofte
wel een tijdelijk gebrek aan sek
suele lust, met name gebrek aan
zin in seks van een of beide part
ners in een langdurige (monoga
me) relatie, dat recentelijk als
verschijnsel is ontdekt en zo be
noemd door de commerciële om
roep die eind 2005 een serie (Be
ter in bed) wijdde aan het oppep
pen van een ingedutte seksuele
relatie? Ook toe aan tropicalis-
me, dan wel beweging in de beel
dende kunst en de muziek die
zich kenmerkt door de verwer
king van typische elementen uit
de tropen in de westerse kunst
of muziek? Je moet sterk in je
schoenen staan om de verleiding
te weerstaan om alvast maar
een paar maanden vooruit te bla
deren.
Uitg. Solo, 367 pag., 14,95.
m de nieuwe roman
van Maarten 't Hart
voor de volle hon
derd procent te kunnen vol
gen, moet je de dikke Van Da-
Ie voortdurend bij de hand
houden. En dat niet omdat
Het psalmenoproer bol staat
van het eigentijdse jongeren-
jargon dat voor de rijpere le
zer zoveel is als Chinees. Inte
gendeel. De woordenschat
waarvan onze Warmonder
zich van bedient, is niet tur
bo, hip of cool, maar gewoon
ouderwets.
Wie weet nog wat ulken en
labberdanen zijn, waar
een beug toe dient en wat de ta
ken zijn van een omtoor en een
prikkebijter? Wat het ongerief is
dat wordt veroorzaakt door rin
kelrooiers en pluggen? Vanwaar
die hang naar archaïsch taalge
bruik? Het antwoord is simpel.
Maarten 't Hart, al meer dan der
tig jaar actief als creatief au
teur, heeft zich voor de eerste
maal gewaagd aan een histori
sche roman. Weliswaar gebruikt
hij de omweg van een verhaal
uit de oude doos voor een zoveel
ste confrontatie met zijn geboor
teplaats Maassluis, en spiegelt
hij zich in een hoofdpersoon
met wie hij zelf verbazend veel
trekken gemeen heeft, maar te
gelijk heeft hij verschrikkelijk
zijn best gedaan om een zo be
trouwbaar mogelijk beeld van
een lang vervlogen werkelijk
heid op te roepen. Het moest al
lemaal net echt lijken, anders
deugde het niet. Óm een en an
der te legitimeren, werd achter
in Het psalmenoproer een biblio
grafie opgevoerd die niet zou
misstaan in een academische stu
die.
De obsessieve drang om de fic
tieve romanwereld zoveel moge
lijk te laten samenvallen met si
tuaties uit het verleden (die toch
per definitie onreconstrueer-
baar zijn), heeft iets puriteins.
Het laat zien dat 't Hart zijn cal
vinistische aard nog altijd niet
kan verloochenen. Leugens ko
men niet te pas, ook niet in de
verhalende kunst die staat of
valt met verzinsels.
Het onderwerp van deze roman
stamt, niet toevallig, uit het
hart van het calvinisme. Zoals
bekend worden de reformatori
sche erediensten sinds mensen
heugenis opgeluisterd met
psalmgezang. De teksten van
die liederen bestaan uit berijm
de bewerkingen van de honderd
vijftig, oorspronkelijk in het He
breeuws gedichte psalmen die
men in de bijbel kan vinden.
De geschiedenis van het Neder
landse protestantisme wordt ge
tekend door hevige twisten over
de vraag welke berijmingen nu
wel en welke niet in overeen
stemming zijn met Gods bedoe
lingen.
Maar dat is nog niet alles. Niet
alleen wat er wordt gezongen
kan aanleiding geven tot de
meest dramatische kerkscheu
ringen, maar ook hóe die psal
men klinken. Orthodoxe gerefor
meerden zijn er tot vandaag de
dag heilig van overtuigd dat rit
mische en temporijke zang een
gruwel is. Toen dat ritmisch zin-
gen alom werd ingevoerd (we
schrijven het jaar 1773), braken
er in de hele Republiek der Ze
ven Verenigde Nederlanden ern
stige ongeregeldheden uit. Wie
niet langer bereid was om sa
men met de goegemeente minu
ten lang een psalmcouplet uit te
galmen, werd met geweld tot de
orde geroepen.
Vooral in Maassluis was het
goed raak. Plaatselijke notabe
len die de nieuwe wijs waren toe
gedaan, werden mishandeld en
zagen hun huizen geplunderd.
Tenslotte greep de overheid met
harde hand in en werden de rad
draaiers gestraft.
Liefdesgeschiedenis
De hoofdpersoon van de roman,
de Maassluise reder en stadsbe
stuurder Roemer Stroombreker,
probeert zich zo veel mogelijk
van het psalmengekrakeel afzij
dig te houden. Dat hij, een libe
raal en verdraagzaam man, er
toch bij betrokken raakt, dankt
hij aan een dramatische ingreep
van 't Hart. Die zadelt zijn held
namelijk op met een ongelukki
ge liefdesgeschiedenis. Roemer
is onder druk van zijn moeder
getrouwd met de erfdochter van
een collega-reder. Zijn hart ligt
evenwel bij een meisje uit het
volk.
Deze Anna ruikt veel aangena
mer dan de dikke Diderica, wier
schoot een zo hevige geur van
bedorven heilbot verspreidt dat
Roemer er impotent van wordt.
Bij Anna daarentegen verwekt
hij met groot gemak een zoon.
Laat deze bastaard nu een van
de leiders van het psalmenop
roer worden! Omdat het bloed
ook in dit geval kruipt waar het
niet gaan kan, houdt vaderlief,
gebruikmakend van zijn positie,
de belhamel zo lang uit de wind
dat hij er zelf schade bij lijdt.
Verscheurd worden tussen twee
vrouwen, een leven lang hunke
ren naar een geluk dat onbereik
baar blijkt, gebukt gaan onder
onvrijwillige kinderloosheid,
dat zijn thema's die 't Hart zo
vaak heeft bewerkt dat deze ro
man voor zijn trouwe fans wel
een feest der herkenning moet
zijn.
Ook zijn voorliefde voor de com
ponisten Bach en Mozart en de
afkeer van tabaksrook krijgen
hier zowaar een plaatsje. Het
neemt niet weg dat dit boek een
buitengewoon vale indruk
maakt. Zijn ambities ten spijt is
't Hart er niet in geslaagd de
door hem vergaarde stof te be
zielen. Erger nog: hij heeft geen
enkele poging gedaan om het do
de Nederlands van twee eeuwen
terug te verlevendigen. Terwille
van de authenticiteit wordt de
personages de ambtelijke taal
van de archiefstukken in de
mond gelegd. Het is die gefor
ceerde letterlijkheid waarin Het
psalmenoproer wordt gesmoord.
Jaap Goedgebuure
Maarten 't Hart: Het psalmenoproer.
Uitgave De Arbeiderspers. 288 blz.
18,95
Als we ons dan toch moeten kleden
tegen kou bijvoorbeeld of in naam van iets
in resten van dit of dat verleden
verhalen en geheugensteuntjes die niets
vertellen dan dat we er al waren
in de tijd die bestond voor dit heden -
als wij onszelf alleen in het nu kunnen bewaren
door onszelf voortdurend uit te vinden in het nu
dan liefst eenvoudig, aan de hand van kleding.
Je zit aan tafel. Opeens zie je hoe iemand
ijs overstak, hoe hem de kou beving
of een ander einde en je zegt: kijk,
hier heb je zijn schoenen, leren mantel, wanten.
'Waar is de tijd? Hier is de tijd.'
Esther Jansma (geb.1958)
Poëzie op pantoffeltjes, het
heeft iets in deze tijd van
leuzen op laarzen. De stoere stel
lingen uit de politiek, de robuus
te redeneringen uit het bedrijfs
leven, en dan zulke bedeesde be
weringen. Esther Jansma weet
het allemaal niet zo zeker. Het
wezenlijke kan niet worden ge
zegd. En wat is het wezenlijke ei
genlijk? Ze weigert zich op Het
Hogere te beroepen, ook al een
verademing. Hoe sluw ook geca
moufleerd, er bestaat geen ge
bedshuis zonder geweer, geen
tempel zonder tank.
Een van haar mooiste gedichten
is 'Archeologie', een sonnet op
slofjes. Archeologie is bij uit
stek een vakgebied van groot
scheepse conclusies. Eén pot
scherf, dan verkondigt men het
graf van een belangrijke per
soon te hebben ontdekt. Twee
scherven, daar wordt een verlo
ren beschaving bij bedacht. En
met drie scherven is ongeveer
het wereldraadsel opgelost.
Niets daarvan bij haar, de bo
demvondst vertelt slechts 'dat
we er al waren/ in de tijd die be
stond voor dit heden.' Meer niet,
en het is meer dan genoeg. Want
de tijd, de vage, wordt ineens
een vast punt. Met de schoenen,
de mantel en de wanten in de
hand kun je zeggen: 'Hier is de
tijd.'
Iets dergelijks, de titel wijst er
al op, gebeurt in 'Dit hier'. Ze
probeert tijdens een strandwan
deling allerlei dingen te beschrij
ven. De pogingen lopen af met
een 'nee, kleiner' of een 'nee, an
ders'. Maar in de kleinste zand
korrel vindt ze alles: 'Aarde.'
Dat is onze enige wereld, daar is
onze enige tijd. Stond Altijd van
daag, een gebonden boek met
haar volledige werk, vol met zul
ke verzen waarin het ongrijpba
re tastbaar wordt, dan zou ik
het graag beamen: Esther Jans
ma is een geweldige dichteres,
iemand die past in het rijtje
Herzberg, Gerhardt, Vasalis.
Jammer genoeg blijkt zulk
schoeisel een paar maten te
groot voor haar. Dikwijls stuit
je op lyriek met looprek. Tek
sten met strompelende filosofie
in plaats van dansende poëzie.
Verzen die beginnen met: 'De
tijd, begrijp ik, is een
niet-variërende/ wind in de zei
len van het heden'. Ze zwicht ge
makkelijk voor de grote woor
den, er is veel sterven en eeuwig
heid. Het is of je het allemaal
eindeloos vaak hebt gelezen.
Die inzichten bij zwangerschap:
'Al duizend levens kreeg je toe
gedacht.' De mijmeringen over
gestorven kinderen: 'Ze bestaat
anders nu, maar/ ze bestaat nog,
zichzelf/ vasthoudend in een tra
gere tijd.'
Gestremde gedichten met om
slachtige zinnen waarin niets
wordt gezegd. Poëzie die zacht
jes, zachtjes over duimdikke ta
pijten trippelt. Ik wil wel
schreeuwen, als de buren hel
maar niet horen. Ik wil graag
breken, zolang er maar niets ka
pot gaat. Je gaat snakken naar
de toeristische gedichten die ze
aan het begin van haar loop
baan schreef, gedichten waarin
garnalen worden gegeten, wijn
wordt gedronken. Snakken naar
gestamp, al is het dan pantoffel-
gestamp.
Mario Molegraaf
Esther Jansma: Altijd vandaag - Uit
geverij De Arbeiderspers, 416 pag
gebonden, 27,50
Rudy Kousbroek
Het Paradijs op Aarde
atten zijn betoverde mensjes. Dat
zie je zo al aan hun handen. Zoals
ze een blaadje sla vasthouden, zo
zouden ze ook een krant kunnen
vasthouden. Een heel klein krantje. Betoverde
kinderen, met opvallende overeenkomsten
van 1 op 1, behalve de staart.
Het is waar, ze hebben een staart. Hoe lang ik
ook kijk, het is mij niet gegeven een coherente
theorie te bedenken waar die voor dient. Het
is vaak alsof ze zelf niet weten dat ze er een
hebben, bijvoorbeeld wanneer ze verstopper
tje spelen, wat ze graag doen, grager dan wat
ook. Soms zijn ze kennelijk vergeten waar ze
hem gelaten hebben. Dan verraden ze hun
schuilplaats met hun staart. Dat verstoppertje
spelen diende in het wild uiteraard om aan
bloeddorstige achtervolgers te ontkomen,
maar die slordig beheerde staart is dan een on
loochenbaar nadeel, als voor vluchtelingen die
zorgeloos een eind touw laten liggen waar ze
aan vast zitten en waaraan ze weer tevoor
schijn kunnen worden getrokken.
'In het wild' - met die aanduiding wordt ver
wezen naar een verzameling van formidabele
raadsels. Ratten worden onderscheiden in ver
schillende soorten, zoals de zwarte, en de brui
ne uit Noorwegen, maar het grote wonder is
de domesticatie. De tamme ratten worden
steeds tammer, ze zijn ook niet meer zwart of
bruin maar gevlekt, net als de meeste dieren
die ergens in een ver verleden door de mensen
zijn gedomesticeerd. Dieren met onregelmati
ge vlekken bestaan niet in het wild, zoals
koeien met landkaarten op hun flanken en
schapen die van voren wit en van achteren
zwart zijn, alsof ze in een inktpot waren ge
doopt.
Tamheid is veelkleurig. Wat is daarvoor de ge
netische verklaring? Sommige biologen ver
kondigen hierbij nog steeds zonder gêne het
geloof dat er vroeger ook wel veelkleurige
exemplaren werden geboren, maar die gingen
vroeg in de strijd om het bestaan ten onder en
hadden daarom geen nakomelingen. Die kre
gen ze pas toen ze kunstmatig in het leven wer
den gehouden door de mensen. Dat wordt ook
bevestigd door de ratten, want de veelkleurige
gevlekte bestaan pas sinds kort en niet al
sinds het steentijdperk zoals de schapen en de
koeien. Ratten werden door mensen be
schouwd als schadelijke ondieren en op grote
schaal uitgeroeid, zonder succes. Maar nu is er
dus ook een gedomesticeerde soort die gehou
den wox-dt als huisdier, beschreven als intelli
gent, aanhalig en speels - wat mij betreft in
derdaad volkomen onweerstaanbaar, je zou er
altijd een bij je willen hebben, zoniet twee.
Maar het raadsel blijft: wat is de verklaring
voor hun recente verschijning? Hoe wordt de
wilde rat tam? Hoe ontstaat de gedomesticeer
de soort? Wat is de genetische verklaring, dat
is wat dat betekent, en het antwoord is eenvou
dig: die is er niet, er is nooit naar gezocht.
Maar uit een artikel in het laatstverschenen
nummer van Nature blijkt dat er toch wel on
derzoek naar is gedaan, en wel in Rusland,
waar in Siberië in 1959, dus nog onder het Sta
linisme, door Dmitri Belyaev een poging werd
ondernomen om ratten, en later ook zilvervos
sen, te selecteren op aanhankelijkheid en
vriendelijkheid jegens mensen. Het resultaat
moet spectaculair zijn geweest, als je de be
schrijving mag geloven van een zekere Nicho
las Wade in The New York Times van 26 Juli
j.l. Wanneer er iemand binnenkomt verdrin
gen de op vriendelijkheid geselecteerde ratten
en hun nakomelingen zich in hun kooien en
steken hun neuzen door de tralies naar buiten
om te worden aangehaald.
Dit in tegenstelling tot de kwaadaardige die
ren, geselecteerd op agressiviteit uit dezelfde
stock, die om zich heen bijten en met alle teke
nen van razernij reageren op mensen die in de
buurt komen. 'The ferocious rats cannot be
handled' zei een bioloog van het Max Planck
Instituut die ze gezien had, 'They will not tole
rate it. They go totally crazy if you try to pick
them up.'
Het werk van Belyaev werd na zijn dood voort-
Foto C. de Ridder 2006
gezet door een onderzoeker luisterend naar de
onvergetelijke naam Lyudmila Trut. Veel van
wat er nu bekend is gaat terug op een artikel
van deze Lyudmila gepubliceerd in The Ameri
can Scientist in 1999.
Nadenkend over de implicaties hiervan kijk ik
naar de sla-etende engeltjes op de foto. Ik
hoop dat er in zwart/wit voldoende van over
blijft, het origineel is in kleur en alleen al on
weerstaanbaar door de roze handjes. Er moet
bij ons een gen bestaan voor weerloosheid je
gens alles wat aan kinderen doet denken. En
bij dieren (en mensen?) een gen voor domesti
catie. Als we ervoor zorgen dat dat gen zich
over de wereld verspreidt is het Paradijs op
Aarde niet ver meer.