Beschaving wortelt in Hellas Bonn toont topstukken Guggenheim-collectie a Reizende vrouwen luisteren Sfinks op 21 v.'L tr-- *Z-^* >~&0r e&ï*Z& •-> 'iVi r^- - EIGENLIJK Théo van Rysselberghe woensdag 26 juli 2006 -- V'^- .*r. *r; vu-,7*r^;'.- F:-ri- "V'.^s-l."y« 'j, „i Het Parthenon, de aan de godin Pallas Athena gewijde tempel op de Akropolis van Athene. Zoutdruk van Eugène Piot (1812-1891). foto GPI n de renaissance werd de oudheid herontdekt. Maar cultuurliefhebbers zochten vooral in Rome naar de bakermat van de westerse beschaving. Een tentoonstel ling in het Allard Pierson Mu seum in Amsterdam laat zien hoe de belangstelling voor Hellas, het oude Grieken land, op gang kwam. Intrigerend, zo'n boek. Zou den ze dat in de zestiende eeuw handig hebben gevonden? In het Allard Pierson Museum ligt een reisgids voor Grieken land in een vitrine, waar alle Baedekertjes, Blue Guides en Dominicusjes bij verbleken. Zo te zien moest de Griekenland- ganger van weleer een extra muilezel meenemen om deze enorme pil, ter grootte van onge veer drie telefoonboeken, ter plaatse te raadplegen. De reisgids maakt deel uit van een kleine tentoonstelling over de ontdekking van Griekenland, die werd gemaakt door studen ten van de Universiteit van Am sterdam. Zoals elke cultuurliefhebber weet, werd de klassieke oudheid in de renaissance herontdekt. Vanaf 1450 kregen Europeanen steeds meer aandacht voor de oude culturen rond de Middel landse Zee. Toch is het vreemd dat die be langstelling aanvankelijk vooral uitging naar het Romeinse Rijk. Griekenland bleef lange tijd on derbelicht. De Atheense Akropolis uit de vijfde eeuw voor Christus werd weliswaar beschouwd als een in drukwekkend monument, maar de interesse voor het tempelcom plex bleef tot ver in de zeven tiende eeuw minimaal. In het Allard Pierson Museum hangen ook enkele landkaarten die de achtergebleven status van Athene illustreren. Landkaart Op een landkaart van Grieken land van de Vlaamse cartograaf Abraham Ortelius uit 1587 wordt Athene niet eens aangege ven, in tegenstelling tot de nabij gelegen haven Piraeus. Schip pers uit de Nederlanden waren dan ook vooral geïnteresseerd in het vinden van wijn, zijde, olijfo lie en rozijnen. Aan het einde van de zeventien de eeuw kwam de belangstelling voor Athene en de monumenten op de Akropolis schoorvoetend op gang. Athene was toen een klein provinciestadje in een uit hoek van het Ottomaanse rijk en had minder dan tienduizend inwoners. Het Parthenon, de trots van de Akropolis, deed al eeuwen dienst als moskee. Die opkomende belangstelling viel samen met een culturele ramp, toen het Parthenon tij dens een oorlog tussen de Veneti- anen en de Ottomanen in 1687 werd gebombardeerd met mor tieren en kanonnen. Munitie Het gebouw werd gebruikt als opslagplaats voor kruit en muni tie en ontplofte, waardoor grote delen als brokstukken over de Akropolis werden verspreid. Al met al zou het tot de negen tiende eeuw duren voordat de Griekse monumenten op grote schaal door West-Europese toe risten en wetenschappers be zocht werden. De tentoonstelling laat zien hoe de grote Europese mogendhe den hun eigen culturele en poli tieke aspiraties op Griekenland projecteerden. De Grieken werden beschouwd als 'apostelen der ratio' en ze verdrongen de Romeinen als grondleggers van de bescha ving. Avonturiers en wetenschappers spoedden zich naar de Griekse monumenten, om ze te beschrij ven, op te graven, of eenvoudig weg in te pakken en mee te ne men. Het meest controversiële voorbeeld van die laatste aan pak staat op naam van Lord El gin, die grote delen van het Par thenon naar Engeland versleep te, waar ze een plek kregen in het British Museum. Ook in Nederland ging men op zoek naar het oude Griekenland als bakermat voor democratie en schone kunsten. Toen het Louvre in Parijs en het British Museum in Londen al goed gevuld waren met Griekse collecties, wilde men in Neder land een soortgelijke verzame ling opbouwen voor het Rijks museum van Oudheden in Lei den. Het aanleggen van die collectie werd uiteindelijk een soort klucht, waarin twee mannen lijnrecht tegenover elkaar kwa men te staan. Veldwerk C.J.C. Reuvens was als eerste di recteur in Leiden vooral geïnte resseerd in een wetenschappelij ke aanpak, terwijl het veldwerk gedaan werd door B.E.A. Rot- tiers, die meer een schatgraver en avonturier bleek te zijn. Rottiers was bovendien geen groot kenner van de Griekse oudheid en hij verwierf de objec ten uit de losse pols. Een bron zen buste die hij had meegeno men, werd later ontmaskerd als een eigentijds afgietsel van een marmeren beeld uit Italië. De opkomst van het toerisme in Griekenland viel samen met de opkomst van de fotografie en de tentoonstelling bevat een prach tige reeks negentiende-eeuwse foto's van de Akropolis. Souvenir Sommige opnames werden voor strikt wetenschappelijke doel einden gemaakt, terwijl andere foto's als souvenir werden ver kocht aan toeristen. Op de mooiste foto, een opname van de Franse fotograaf Eugène Piot (1812-1891), staat het Par thenon geïsoleerd afgebeeld. Door het scherpe contrast lijkt het gehavende gebouw zwartge blakerd en het omringende land schap doet denken aan het maanoppervlak. Een eenzame invalide als hoogte punt van de beschaving. Kees Keijer Hellas, Visies op Griekenland in de negentiende eeuw. Allard Pierson Museum, Oude Turfmarkt 127, Am sterdam. Di-vr 10-17 uur, za-zo 13-17 uur. Tot en met 18 september. oor een half jaar heeft Duits land er een tweede 'Guggen- n'bij. Ging in 1997 het filiaal in «lijn open, vanaf vrijdag zijn ;'$epunten uit de beroemde Jistcollectie van het New Yorkse Mum te zien in de Kunst- und Mtellungshalle der Bundesrepu- iDeutschland in Bonn. expositie wil meer zijn dan al- a een aaneenschakeling van ssterwerken, meer dan een med ian de grootste hits van Gug- ^eim", zo staat er te lezen in de 'toonstellingsgids, al zal de arge- K bezoeker dat wel zo ervaren, ei zaal vol Kandinsky's is het ope- ügsnummer van deze 'Alle 200 ^'-verzamelaar, met louter top es, van kubisme (Braque, Picas- 1 abstract expressionisme (Roth- Pollock, De Kooning), surrealis- jj (Dali, Magritte) tot pop art "arhol, Lichtenstein). inndinsky Een cameraman filmt een zelfportret van Andy Warhol. heim al zijn eerste Kandinsky's. Nog altijd is de Kandinsky-collec- tie van het Guggenheim Museum de grootste buiten Frankrijk. Andere zalen in Bonn zijn juist weer gewijd aan kunstverzame laars die een belangrijk stempel hebben gedrukt op de collectie. Van de meer dan zeventig werken die kunsthandelaar Justin Thann- hauser in 1963 schonk, waaronder 34 Picasso's, zijn in Bonn laatstge noemden te zien, maar ook Seurat, Gauguin en Van Gogh. Guggen heim doet er alles aan om te bena drukken dat de collectie het resul taat is van persoonlijke smaak en relaties met kunstenaars. Onder foto Felix Heyder/EPA het kopje expressionisme is een be langrijke plaats ingeruimd voor Franz Marc en Paul Klee, twee schilders die niet precies passen in het clichébeeld van deze stroming. Maar de twee waren dan ook weer bevriend met de favoriete Kandins- ky. Bovendien ontwikkelden ze zich ook tot steeds grotere abstrac tie, en om abstracte kunst was het Guggenheim eigenlijk allemaal be gonnen. Opvallend in dat verband is de aanwezigheid in Bonn van Piet Mondriaan met Zomer Duin in Zeeland, een werk waarin nog net een duin is te herkennen, maar nog lang niet zo abstract is als de wer ken die even verderop hangen. Het zou gepast hebben in de Mondriaan- collectie van het Gemeentemusuem Den Haag, en daar komt dit werk ook vandaan. In 1971 werd het ge ruild met het Guggenheim. Geen verrassing Nadeel van een collectie greatest hits is dat er van grote verrassing geen sprake meer kan zijn. Wie deze verzameling liever inruilt voor een staalkaart van hedendaag se kunstenaars die nog niet tot het allergrootste publiek zijn doorge drongen, kan terecht in het naburi ge Kunstmuseum. Daar laat Gug genheim met onder meer video- werk van Matthew Barney (Cremas- ter Cycle), papiersilhouetten en te keningen van Kara Walker en de fo toserie Wonder van Anna Gaskell (naar Alice in Wonderland) zien ook een prima tipparade te kunnen samenstellen. John Hermse The Guggenheim Collection, Kunst- und Ausstellungshalle der Bundesrepublik Deutschland, Bonn. Tot 7 januari. Open: zo ma do 9-19 uur; di wo 9-21 uur; vr za 9-22 uur leek een bezoek aan het Haags Gemeentemuseum een routinezaak. In het ge bouw van Berlage is een overzicht te zien van werk van de Vlaamse schilder Théo van Rysselberghe en een verrassing lag niet voor de hand. Van Rysselberghe is een interessante schilder: ik kende hem vooral van zomerse tuinscènes in de bekende stippeltechniek. Een mooie violiste ten voeten uit gepointilleerd, een landschap of een zeegezicht. Ook die zomerscènes ontroerden me deze keer. Het grote schilderij In juli, voor de middag bijvoorbeeld: vier a vijf betrekkelijk jonge vrouwen in de schaduw van een boogerd. Het moet hoogzomer zijn. Aan de bovenkant nog net zichtbaar het witte huis. Dames op de rug onder in beeld. De ene in roze, de ander in lichtblauw, lange jur ken, linten, zomerhoeden. Voor hen een tafeltje met bloemen. Nog twee andere vrouwen. Het gras onder de bomen lichtgroen tot onbe stemd geel met schaduwpartijen. Een zoete scène met zorg opge bouwd uit duizenden naast elkaar geplaatste punten. Binnen een meter afstand zonder contouren, zonder tekening, alom vervloeiend tot een zee van kleine kleurstippen. Op meer dan een meter krijgt het schilderij miraculeuze lijnen en figuren. Voor het leven te mooi. Van Rysselberghe maakte het in 1890. Hij had toen al enkele jaren onder invloed van Seurat en Signac met wie hij bevriend was de scheiding der kleuren toegepast. Dit is de verwachte Van Ryssel berghe. Hij was van Gent, waar hij geboren werd op 23 november 1862 en waar hij aan de Academie zijn eerste vorming kreeg, klassiek en tra ditioneel. In Brussel zette hij zijn studie voort. Geregeld maakt hij de oversteek naar Dover en al in 1880 exposeert hij twee portretten op de Gentse salon. Dan trekt hij via Spanje naar Marokko. Het blijft niet bij die ene keer: hij zal er vaak voor maanden terugkeren. Een weinig naar de mode van die tijd, van het pas ontdekte Nabije Oosten dat Engelse en Franse kunstenaars en schrijvers beschreven en tekenden. Het licht en de kleuren van de oriëntaalse stu dies scheuren Van Rysselberghe los van de negentiende eeuw. De vroege werken die als uitlo per van het realisme in Den Haag een getalenteerd kunste naar laten zien. Een klein doek bijvoorbeeld uit 1881 dat een te kenles aan de academie voorstelt: schetsmatig opgezet, de kring van académiciens met hun tekenborden onder de grote lampen rond de gipsmodellen, trefzeker van sfeer, van compositie en al zor geloos omtrent het realisme van de figuren. De kennismaking met de dichter Emile Verhaeren leidt tot een le venslange vriendschap. Van Rysselberghe zal hem vaak afbeelden: de karakteristieke kop met de blonde snor en de pad op het bureau tussen de papieren. Naar Parijs trekt Van Rysselberghe, waar hij be vriend raakt met André Gide. En hij niet alleen, ook zijn vrouw, om over Van Rysselberghes dochter maar te zwijgen. De schilder leert vele collega's en schrijvers kennen en correspondeert er mee - de zeer Vlaamse catalogus geeft er voorbeelden van. Tot 1926 - het jaar waarin hij in Le Lavandou sterft - pendelt hij tussen Brussel, Parijs en de Cöte d'Azur. Losgekomen van het stippelwerk komt hij tot indrukwekkend neo-impressionistisch werk, schitterende landschappen en nieuwe thema's: onder meer naakten aan het strand. Ik zag verschillende betrekkelijk klassieke portretten van grote klasse op een indruk wekkende expositie. Het Haagse museum heeft bovendien de boven verdieping aangepast zodat je van Van Rysselberghe rechtstreeks naar Mondriaan gaat, naar Toorop, Hart Nibbrig, Jacoba van Heemskerk. De grootste verrassing blijft Van Rysselberghe zelf: de ontwikke ling van een late negentiende-eeuwer tot een gematigd modernist. Wat hij ook doet, en soms is het modieus en te zoet, altijd blijft de klassieke onderstroom aanwezig. Hoeveel schilderijen moeten er op een tentoonstelling zijn om te spreken van een belevenis, om nog een keer te gaan kijken? Bij Van Rysselberghe zijn er genoeg... Lo van Driel Théo van Rysselberghe. Gemeentemuseum Den Haag, tot 24 septem ber. De halve wereld is nu op va kantie in de andere helft. Op een paar hectare gras in het Belgische dorpje Boechout kan ook gereisd worden: op wereld muziekfestival Sfinks. Het festival zet dit jaar 75 con certen neer in drie dagen. Rei zen is het centrale thema, 'Een wereld om naar te luisteren' het motto. Het programma is inder daad een reis op zich: van sitar- muziek uit India, Braziliaanse samba, Oost-Europese zigeu- ner-folk, blaasmuziek uit Mon golië, 'natuurpercussie' ofwel razendsnelle trommelmuziek uit Zuid-Korea tot de bekende re Afropop uit Mali en Senegal. Twee evenementen springen er uit: een mini-folkfestival in de nacht van zaterdag op zondag en een vrouwenfestival op zon dagmiddag, beide in de intieme Clubtent. Tijdens het vrouwen festival speelt onder meer Auré- lia, de groep rond de Vlaamse zangeres/violiste Aurélie Dor- zée. Daarnaast treedt Roudania- tes ('de meisjes van Taroudant') op, een percussie-zanggroep uit het zuiden van Marokko. Bui ten op het grote concertpodium wordt een luidruchtiger pro gramma afgewerkt, met Afro pop van Salif Keita en voorma lig Africando-zanger Sekouba Bambino, en latinomuziek uit New York van Yerba Buena. Op vallende nieuwkomer is (zater dagmiddag) de Italiaans-Arabi sche zangeres M'Barka ben Ta- leb, ex-achtergrondzangeres bij taranta-muzikant Eugenio Ben- nato. Sfinks 2006: 28, 29 en 30 juli, op het Molenveld in Boechout, tien kilome ter ten zuiden van Antwerpen. Infor matie op www.sfinks.be.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 47