pzc Het was vechten tegen de pen Alles op papier heeft een verhaal in zich Hisham Matar Cecelia Ahem woensdag 19 juli 2006 TT* T TT^ "\TT T TT^ moest ik al weken iets op- Ili±VJlLl>! JUld XV zoeken bij Multatuli. Het is niet zonder risico: je; blijft lezen en weet na een tijdje niet meer wat je zoekt. Zo was het ook deze keer. Het oog viel op een passage in de Volledige Werken, waar Multatuli sterft, op zaterdag 19 februari 1887. Multatuli leed aan astma en om wat lucht te krijgen waren er in die tijd astma-si garen. Tijdens zijn middagdutje die laatste dag heeft zijn vrouw Mi mi hem de rook van de astma-sigaren in de neus geblazen. Het laatste bedrijf speelde zich af in het grote huis op de heuvel bui ten Nieder-Ingelheim in de buurt van Mainz, een huis dat Douwes Dekker en Mimi in 1880 met geld van een bewonderaar, ene Johan nes Zürcher, hadden kunnen kopen. Ze woonden eerst in Geisen- heim, een dorp bij Rüdesheim tussen Mainz en Bingen aan de noord kant van de Rijn, want die stroomt daar van oost naar west. Aan de villa in Ingelheim moest heel wat verbouwd worden. 'We hebben in Ingelheim (overzyde van den Ryn, 'n paar spoorstations beneden Mainz) een huisje gekocht. Aan 't geld worden wy gehol pen en de rente zal zeker maar de helft bedragen van onzen tegen- woordigen huurprys. Daartegenover staat dat er veel aan verbouwd vertimmerd moet worden voor 't bewoonbaar is. De bouwmeester moet 'n zeer hooggeplaatst wezen geweest zyn die geen menschely- ke behoeften kende, want 'n plé is er niet.' schrijft Douwes Dekker iemand op 24 juli 80 (VW, dl. XX, 484). Dek en Mimi betrekken het huis met de kleine Wouter pas op 21 mei 1881. Hij leeft er betrekkelijk teruggetrokken en schrijft nauwe lijks nog, speelt schaak per briefkaart, laat voor Wouter vliegers op en schrijft van tijd tot tijd een sombere brief. 'Myn leven is één mis lukking', schreef hij vrienden. De eerste keer dat ik bij toe- -m ir i -| val in de buurt was, wist nie- ^/l 11 I T Cl Tl li mand in Nieder-Ingelheim me iviuitutuii de weg de wijzen naar ^t huis van ene hollandische Schriftsteller. De tweede keer was ik beter voorbereid. Hermans' De raadselachtige Multatuli was verschenen. Het huis was een Gasthof, Hotel Multatuli, voor han delsreizigers en hoeren, aldus Hermans. Het zag er inderdaad verlo pen uit, ik was al content met de aanblik. Tegenover het huis aan de andere kant van de weg zag ik de beroemde zuil uit de tijd van Na poleon. De derde keer dat ik tegenover Multatuli's huis stond, was het hoog- zomer, een zomer die langs de Rijn voerde, als een late echo van de reis die negentiende-eeuwers naar de Drachenfels maakten, en ver der naar de kuuroorden van Wiesbaden en waar niet al. Hotel Multatuli leek nu toegankelijker: bezoek was kennelijk wel kom. Het uitzicht over het Rijndal was onveranderd schitterend. Op de veranda werd door een vriendelijke Turk - de enige levende ziel - thee gebracht. Ja, er was nog een kamertje met spullen van het Duitse Multatuli-Verein of zo iets. Ik zag het kamertje, enkele boe kenrekken, de Max Havelaar in vele talen, verhandelingen, een paar spulletjes. Er was een gastenboek voor Multatulianen. Of ik ei iets in wilde schrijven? Ik dacht aan de woorden van Droogstoppel die in het eerste hoofdstuk van de Max Havelaar de leugenachtig heid van de literatuur bespreekt. Het was werkelijk vier uur en hel was niet guur. Enfin, zoiets schreef ik in het gastenboek in dat ka mertje, niet ver van de sofa waar Eduard Douwes Dekker zijn schaars geworden adem uitblies. Toen de laatste biograaf van Multatuli, Dik van der Meulen, enkele jaren geleden naar het Hotel ging was het gesloten. Via het internel is eenvoudig op te sporen wat er gebeurd is: het hotel is gereno veerd en in Multatuli's tuin staat een moderne vleugel. Je schrikt er van, maar het heet nog steeds Hotel Multatuli. Zou het kamertje ei nog zijn? En het gastenboek? Lo van Drie Willem Fredenk HermansDe raadselachtige Multatuli (1976). Dik van der Meulen: Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekkei (2002). oor zijn aangrijpen de debuutroman Nie mandsland stonden de uitgevers bij de Libische wereldburger Hisham Matar in de rij. „Dat kwam goed uit, want ik had alleen mijn vrouw en grote schulden." Ruimtes fascineren hem. Hoe ruimtes te gebruiken, vorm te geven, in te richten, te beheer sen. Hisham Matar, als zoon van een Libische diplomaat in 1970 geboren in New York, werd dus architect. Een lange studie, en vervolgens voelde het niet goed. Hij kon de kriebel en onrust, die zijn lijf en brein bleven teiste ren, almaar niet duiden. Hij ging beeldhouwen. „Maar het materiaal liet zich niet kne den." Acteur dan? Hisham Ma tar ging het op het toneel probe ren, in Londen. „Theater was al tijd een sterke passie van mij ge weest." Nu zegt hij, inmiddels gedebuteerd als schrijver met de roman Niemandsland: „Theater berokkende mij schade. Ik moest een heilige plek in mijn innerlijk opgeven. Ik stel me die plek als ruimte voor. Wanneer die vanuit theatrale hoek werd betreden, was er te veel lawaai tussen de muren. Ik werd gek van de echo's. Allemaal verkeer de energie. Ik sliep niet meer. Ik werd bang van toneel spelen. Het kwam te dichtbij. De drang in mij had een ander karakter. Ik moet schrijven, dacht ik, schrijven!Dat was wat hij zocht. „Die heilige plek in mijn borst kan ik alleen betreden wanneer ik schrijf, weet ik nu." Goed om te weten, maar gemak kelijk was het nog altijd niet. Hij begon aan poëzie. „Mijn lite raire ambitie zat in gedichten. Daar had ik op school meer be langstelling voor gehad dan voor proza. En je weet: een goe de school is de moeder van de literatuur." Al snel stelde hij vast dat zijn gedichten verhalen- der werden. Op een zonnige zondagochtend vijf jaar geleden lag hij, genie tend van een kop koffie, op bed de zaterdagbijlagen van de krant door te lezen, toen hij op eens een jongetje op een muur zag zitten. In zijn gedachten wel te verstaan. Het jongetje zat zich daar tegoed te doen aan moerbeien. „Ik greep een doos met Kleenex van het nachtkast je en schreef die scène op. Zes tissues vol. Het was de stem van de jongen die mij boeide. Ik merkte dat er een vreemde le vensdrang in hem zat. Zijn blik fascineerde me. Kinderen keken niet zo. Hoe hij zijn handen uit stak, ook zo bijzonder. Waarom sprak hij mij toch zo aan?" Matar zocht de volgende zes maanden naar het antwoord op die vraag. „Hij nam mijn hele leven over." Elke ochtend om vijf uur op. Schrijven tot acht uur en dan baantjes voor huur en voedsel, 's Avonds verder. Suleiman In de roman die hij er uiteinde lijk aan overhield, gaf hij de jon gen de naam Suleiman. Het is 1979 en de plaats van handeling is Tripoli, de hoofdstad van Li bië, het land van Khadaffi. Su leiman vertelt het verhaal, maar een jongen van negen kan lang niet alles duiden. Zijn vader is met schimmige zaakjes bezig. Tegen het regime? De vader van zijn vriend wordt opgepakt en De Libische wereldburger Hisham Matar. foto GPD geëxecuteerd. Doet zijn moeder daarom zo vreemd en is dat de reden dat ze drinkt? „In die we reld moet Suleiman zijn weg zoe ken. Hoe ga je als kind om met de erfenis van afkomst, familie en omgeving, daarover gaat mijn boek. We zitten nu een maal in het kleine wereldje waarin we geboren worden. Daarom zal de roman bij mij ook wel met die scène op het muurtje begonnen zijn. De vei ligheid van de mythische tuin geeft hij op door op de muur te klimmen, die daardoor een brug vanuit het paradijs naar buiten wordt." Het gebaar waarmee Su leiman naar de moerbeien reikt, is een constante in de roman ge worden. Alom uitgestoken han den. „Ik schreef vanuit grote urgen tie. Zonder planning. Zin voor zin. Zo nu en dan moest ik me dwingen het twee, drie dagen te laten liggen om te zien of het goed was. Het was vechten te gen de pen. Twee maal heb ik al les weggegooid, bang dat ik het niet in de vingers had. Ik ging door momenten van diepe wan hoop. Alleen mijn vrouw had een sterk geloof in wat ik deed." Hij belde David Dabydeen op, ook schrijver en als dichter al eens aanwezig op Poetry Inter national. „Iemand moest me zeg gen of er iets van deugde. Ik mocht langskomen. Hij reageer de zeer positief en vertelde me door te gaan met het zoeken van mijn weg. Niemand kan je ver tellen hoe het moet, zei hij." Hij gaf zijn manuscript vervol gens aan een literair agent. „Het kon wel drie weken duren voor dat ik iets van hem zou horen. Hij belde twee dagen later." De uitgevers vochten om de rech ten. Zo'n wervelende roman en van een schrijver met een Libi- sche achtergrond bovendien. De beschrijving van binnenuit van een cultuur en regime waar wei nig literaire uitbeelding van is, daar zou internationaal veel be langstelling voor zijn. De voor schotten vlogen hem om de oren. „Dat kwam goed uit, want ik had alleen mijn vrouw en gro te schulden." Nederland was het eerste land waar Niemandsland verscheen, nog voor de Engelse editie. Met een mengeling van trots en ver wondering houdt hij het eerste exemplaar van zijn eerste ro man in zijn handen. „En nog wel in het land van Rembrandt. Hij is niet alleen mijn favoriete schilder, maar ik beschouw hem ook als de brug tussen litera tuur en schilderkunst. Van hem heb ik geleerd hoe je moet kij ken en hoe je personen moet la ten kijken. Zijn zelfportretten doen mij zwijgen. Daarin is hij absent en aanwezig tegelijk." „Over zelfportretten gesproken, ik ben zo blij dat je niet vraagt of het boek autobiografisch is. Dat is steeds de eerste vraag. Wat is er toch aan de hand? Kun nen we niet meer tegen fictie? Vanwaar toch dat wantrouwen tegen de menselijke verbeel ding?" Evengoed is hij dicht bij huis ge bleven. Zijn vader zit al sinds 1990 in een Libische gevange nis, als hij nog leeft. Het laatste levensteken is van elf jaar gele den. Zijn Libische achtergrond moet niet overdreven worden, vindt hij. „Ik ben in Amerika ge boren, heb in Cairo gewoond en woon nu in Londen. Ik voel me geen van allen. Ik heb het nooit nodig gevonden me op een natio naliteit vast te leggen. Die tijd is voorbij." Recent hebben de VS en Khadaffi de diplomatieke banden hersteld. Matar reageert daar gereserveerd op. „Ik heb een optimistisch hart, maar ik vind het nogal oppervlakkig alle maal. In Libië heeft de retoriek van de hervorming nog niet tot actie geleid. Terwijl bij de Ame rikanen de mensenrechtenkwes ties sowieso nooit een hoge prio riteit hebben." Consequent als hij is interes seert het hem ook niet of zijn ro man ooit officieel in Libië zal verschijnen. „Ik weet dat een in traditioneel Arabisch vertaalde versie illegaal in Tripoli circu leert. Officieel zal moeilijk wor den, maar het zou leuk zijn, na tuurlijk. Maar ik heb mijn boek niet voor een specifiek pubhek geschreven. Daarom is het niet van belang of het in het ene land wel uitkomt en het andere niet. Ik sluit me in deze graag aan bij de woorden van Heming way, die ooit zei: 'Ik schrijf mijn boeken voor mezelf en voor de wouw van wie ik houd, ook al leest ze ze misschien niet'." Theo Hakkert Hisham Matar: Niemandsland. Ro man. Vertaling, van In the country of men, door Manik Sarkar. 253 pag's, E 19,90. Uitgeverij Meulenhoff. De Ierse schrijfster Cecelia Ahern. foto Maartje Blijdenstein/GPD Haar ambitie was om televisieprodu cent te worden. Maar het lot bracht Cecelia Ahern (24) iets geheel anders: een succesvolle carrière als auteur. Haar eerste roman, PS: Ik hou van je, werd een bestsel- lerinmeer dan vijftig landen. „Alles op pa pier heeft een verhaal in zich." Het tweede boek van Cecelia Ahern, Voor Altijd, is in 'haar' Ierland al een groot suc ces. Het boek is nu ook in het Nederlands vertaald. Ook haar derde boek, If you could see me now, komt er aan. „Ik had nooit ge dacht dat ik dit zou bereiken", zegt de blon de schrijfster en dochter van de Ierse pre mier Bertie Ahern. „Ik schreef altijd al als hobby en hield dagboeken bij, maar ik zag bet niet als carrière." Op haar 21e besloot Ahern, na een studie journalistiek, te stoppen met haar vervolg studie. „Ik had al zo lang op school gezeten, jbzag een extra jaar gewoon niet zitten", 'egt ze uit. „Toen ben ik gaan schrijven, puur voor mezelf, omdat ik het idee dat ik bad wilde uitwerken." Dat idee was PS: Ik «ou van je, over een jonge wouw wier echt genoot overlijdt aan de gevolgen van een hersentumor. Na zijn dood ontvangt ze een pakketje brieven waarin hij haar voor een jaar lang elke maand een opdracht geeft om zo het verlies te verwerken. „Ik liet het alleen aan mijn moeder lezen", zegt Ahern. „Zij vond het zo goed dat ze zei dat ik een agent moest zoeken." Ahern vond via een familievriend een goe de agent en had binnen drie weken een con tract. „Dat was wel het laatste wat ik ver wacht had", zegt de jonge auteur. „Maar al les viel op zijn plaats. Misschien gebeuren zulke dingen wel alleen als je ze niet for ceert." Ahem vindt het leven van de pen 'een droombaan'. Toch kreeg ze in eerste instan tie ook te maken met kritiek. „Ik was pas 21 toen mijn eerste boek uitkwam. Veel mensen denken blijkbaar dat je incompe tent bent als je jong bent. Maar het gaat toch zeker om het verhaal, niet om de leef tijd van de auteur?" Ook het genre waarin ze gestopt werd door de critici, de zogeheten 'chicklit', literatuur speciaal voor jonge meisjes, kan haar goed keuring niet wegdragen. „Ik wil niet in een hokje gestopt worden. Bovendien schrijf ik niet puur voor een bepaald publiek. Ik schrijf het verhaal dat ik wil vertellen. Het wordt gelezen door zowel mannen als wou wen van allerlei leeftijden." Origineel Haar tweede boek, Voor Altijd, gaat over de beste vrienden Rosie en Alex, die hun halve leven gevolgd worden. De manier van schrijven van Ahern is origineel: ze laat de hoofdpersonages hun eigen verhaal vertel len, door middel van alle blieven, e-mails en andere correspondentie die ze in hun le ven verzameld hebben. „Alles op papier heeft een verhaal in zich", legt Ahem uit. „Ik bewaarde woeger werkelijk alles, had schoenendozen vol bankafschriften, bonne tjes en rapporten, naast de standaard brie ven en kaarten. Het leek me leuk om mijn hoofdpersonen te laten leven door middel van brieven en mails. Bovendien zijn men sen van nature nieuwsgierig, ze neuzen graag in andermans leven." Ahem vindt het jammer dat er steeds min- der geschreven wordt. „Jonge mensen com municeren heel anders dan vroeger. Ik bel de altijd op om iemand te bedanken voor iets, nu sturen ze een smsje. Dat is veel te onpersoonlijk. Ik schrijf iedereen terug die mij schrijft. Bovendien is het belangrijk om met je lezers in contact te blijven." De schrijfster is ook nog steeds ouderwets als het om haar beroep gaat. „Ik schrij eerst alles nog met de hand op. Pas daarn; werk ik het op de computer uit. Zo heef het altijd voor mij gewerkt, al merk ik we dat ik steeds meer in steno ga schrijven" zegt ze lachend. „Ik word luier en slordige: naarmate mijn boeken vorderen." Ze vindt het heerlijk dat ze geen 'gewoon negen-tot-vijfbaantje heeft. „Elke dag is an ders, heerlijk. Ik kan bovendien tot laa werken", geeft ze toe. ,,'s Nachts is het stil Ier en word ik minder snel afgeleid. Miji eerste boek heb ik vrijwel alleen van tiei uur 's avonds tot vier uur in de ochtend ge schreven. Dat was heel intens." Zo jong al ze is, heeft Ahern ook nog wat tips voor be ginnende schrijvers. „Laat je werk lezei door familie of vrienden. Luister naar hen maar houd wel je eigen stijl aan. Laat he over je heen komen. Je moet geen verhaa forceren. Als het niet lukt, lukt het niet. Z> zeggen wel dat iedereen een boek in ziel heeft. Maar om dat verhaal te vertellen, da is pas de kunst. Je bent een schrijver of j bent het niet." Nora Sinnem Cecelia Ahem PS: Ik hou van je. Verschenen b uitgeverij Vassallucci Cecelia.Ahem - Voor Altijl Verschenen bij uitgeverij Pimento.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 45