Super windmolen past bij silhouet van een stad PZC zaterdag 15 juli 2006 Iedereen merkt het aan de pomp. Olie is duur en dat drijft de energie prijzen op. De hoop op betere tijden is ijdel, want over vijftig jaar zijn de fos siele brandstofvoorraden zo goed als op. Bovendien lijdt het milieu onder het gebruik van deze energiebronnen. Studeren op schone en duurzame al ternatieven is dus pure noodzaak. Windenergie is er één van. Tot nu toe zijn (met subsidie tot stand gekomen) windparken Calimero's in de nationa le energieproductie, maar met de komst van de supermolen ligt een rol van betekenis in het verschiet. Echter: met windmolens is het altijd hetzelfde liedje. Als Don Quichottes trekken burgers er tegen ten strijde. De steeds groter wordende monsters van staal verpesten het open landschap, hoor je steevast. SenterNovum, agentschap voor duur zaamheid en innovatie, heeft de rijks adviseur voor het landschap Dirk Sij- mons dan ook gevraagd welk effect zulke windvangende wolkenkrabbers op het landschap hebben. Die vraag is doorgespeeld naar vijf vooraanstaan de ontwerpbureaus. Paul van Beek Landschappen is er één van. Voor zijn visie heeft Van Beek vooral in Zeeland gegrasduind. Met reden. Hij is geboren en getogen Vlissinger en kent het Zeeuwse landschap als zijn broekzak. Hij maakt(e) onder meer landschapsstudies voor de storm vloedkering, de Veersedam en de Brou- wersdam en een groenbeheerplan voor het Zeeuwse deel van snelweg A58. Allereerst een statement: versmal de discussie over windenergie niet tot de vraag hoe mooi of lelijk de turbines zijn. „De discussie is namelijk veel complexer. De vraag is of we ons luxe leventje in West-Europa op de huidi ge manier kunnen en moeten consoli deren. Of we bereid zijn oorlogen te voeren in het Midden-Oosten om de oliestroom veilig te stellen. Of we zo hypocriet willen zijn om electriciteit van kerncentrales uit België en Frank rijk af te nemen om zelf geen nieuwe kerncentrale te hoeven bouwen. Om maar te zwijgen van het probleem met De superwindmolen komt er aan. Zet er 1500 neer en Ne derland kan een kwart van zijn energiebehoefte uit wind halen. De monstermolens worden min stens honderdvijftig meter hoog. Maar waar laat je ze? Land schapsarchitect Paul van Beek uit Rotterdam heeft er studie naar verricht. Zijn idee: schep een energielandschap waarin de superturbine een architectonisch hoogstandje vormt. Een Riet veld-molen in een koolzaadveld. Beek zet een paar stappen extra. Zo heeft de nieuwe generatie windmolens de prettige bijkomstigheid dat je ze ook in 'windarme' delen van het land kunt neerzetten. „Zoiets als een wind- regiem telt straks niet meer, wat bete kent dat provincies als Zeeland en Friesland niet meer per se de aangewe zen streken voor molens zijn en dus niet meer alleen de windenergiepro ductie hoeven te dragen. Elke stad of regio kan nu de keuze maken om zelf zijn duurzame energievoorziening op te zetten. Per saldo kun je in Zeeland het aantal molens verminderen en ze tegelijkertijd herschikken." Skyline Neeltje Jans, waar momenteel wind molens worden vervangen door een slag hogere exemplaren, is nou zo'n plek die Van Beek niet zou kiezen. Zonde van de kustlijn. En die keurige rijtjes langs snelwegen, kanalen en dij ken, hij vindt het drie keer niks. Nee, Van Beek plaatst ze liever in de buurt van een stad, waar de molens de skyli ne verbreden. Op zoek naar een geschikte (studielo catie kwam de landschapsarchitect uit bij de Wilhelminapolder, een groot en open gebied ten noorden van Goes. Een computerimpressie laat vijf mo lens zien: twee groepjes van drie en twee, verankerd aan weerszijden van de Deltaweg. Op die plaatsen onder vinden bewoners van het buitenge bied nauwelijks tot geen last van de slagschaduwen die de wieken bij zon nig weer verwekken. Geluidshinder is geen punt meer, want de superwind molen draait fluisterstil. Vijf molens kunnen geheel Goes (bijna 73.000 zielen) van stroom voor zien, mits gecombineerd met een klei ne biogascentrale. Die kan worden ge voed met huishoudelijk afval en kool zaad of andere geschikte gewassen die in de Wilhelminapolder worden ge teeld. Van Beek plantte er in zijn visie ook snelgroeiende populierenbossen, waarvan het hout, net als het kool zaad, bedoeld is als biobrandstof. Zo ontstaat een nieuw energielandschap, waarin het geelkleurende koolzaad en ruisende peppels de duurzame torens van Babel omkleden. „Een gemeente kan zo volledig zelfvoorzienend wor den, net als vroeger toen elke stad een eigen gasfabriek had. Een voordeel is dat je burgers direct kunt betrekken bij energieproductie- en verbruik, waar het nu de ver-mijn-bed-show is." Verfraaien Tot nu toe zijn alle molens hetzelfde: stalen palen, van een industriële kilte en bedroevend saai in hun witte of grijze fabriekskleed. Van Beek moet lachen. Dat is altijd de discussie: de een vindt ze mooi, de ander wil er het liefst de bijl inzetten. Toch valt de mammoetmolen te verfraaien, zegt hij. „Die molens worden zo hoog, dat de voet breed genoeg is om er andere functies in onder te brengen, bijvoor beeld wonen, werken of een recreatie ve uitkijkpost. Je kunt er ook een pa viljoen of een kantoor omheen bou wen. Dat schept een nieuwe architec tonische uitdaging. Ik heb in mijn stu die wat suggesties gedaan, zoals een molen in de geest van Rietveld of de nieuw Amsterdamse stijl, maar even goed kun je teruggrijpen op het beeld van een oude Zeeuwse korenmolen. De mogelijkheden zijn oneindig. Basaler kan het ook. Een speciale tex tuur of een kleurtje doet al wonderen. Van Beek heeft een paar vingeroefe ningen gedaan: rood-wit als een vuur toren, Delfts blauw of een steenstruc- tuurtje waardoor de molen oogt als een oude fabrieksschoorsteen. Met het zelfde gemak kan de huisstijl van de sponsor of eigenaar worden aange bracht en, voor patriotten, het oran- je-blanje-bleu. In zijn studie staat er ook eentje in de Duitse nationale drie kleur, compleet met adelaar op de ro- torkop. Een exportmodelletje. Polemiek Natuurlijk, zulke hoge electriciteitsfa- brieken veranderen het silhouet van een stad, in dit geval Goes, wezenlijk. Daar begint de polemiek altijd. Dan wordt er geweeklaagd over de teloor gang van de open polders en duiken tegenstanders in de loopgraven. Twee jaar terug sneuvelde zo een plan van de koninklijke maatschap De Wilhel minapolder en energiebedrijf Delta voor een windpark (acht molens van 120 meter hoog) op exact dezelfde plek als Van Beek nu heeft uitverko ren voor zijn studie. Een raadsmeer- derheid vond die molens maar niks. Toch, als je van de A58 naar Goes tuurt, misstaan de supermolens niet in de Goese skyline, vindt Van Beek. Het vraagt gewenning, maar is het stadssilhouet in de laatste 150 jaar niet stukje bij beetje veranderd? Eerst domineerde een kerktorentje het beeld, later kwam er een watertoren bij, vervolgens hoogspanningsmasten, de televisietoren, moderne flatgebou wen en binnenkort een zeventig meter hoge woontoren. Een beweging (Stichtlicht) onderneemt zelfs pogin gen om de tv-toren een monumenten status te bezorgen. Waar Goesenaren in den beginne gruwden van die afgrij selijke paal, willen ze hun landmark nu voor geen goud meer kwijt. Zo kan het in korte tijd verkeren. Van Beek onderkent dat het voor men sen een moeilijke boodschap is als het landschap drastisch verandert, zeker als dat moedwillig gebeurt. „Tegelij kertijd is het geen argument, want we verbouwen al eeuwen ons landschap. Vaak dwongen rampen en crises ons ertoe. Kijk nou in Zeeland. Wat is er nog over van het landschap van voor de watersnoodramp van 1953? Er zijn dammen gemaakt, een stormvloedke ring gebouwd, sluizen en wegen aange legd en er is herverkaveld. Het Sloege- bied is er gekomen, de snelweg, de Westerscheldetunnel. Landschapsar chitecten hebben dat allemaal netjes verpakt met groen, wallen en water partijen. Helaas hebben ze dat zo goed gedaan dat veel Zeeuwen een soort moratorium wensen: dit is ons Zeeuwse landschap en dat moeten we behouden. Onzin, het landschap staat nooit stil. We wonen in een park, een gesculptuurd paradijs bijna. Windmo lens kunnen we daarin een weloverwo gen plaats geven. We hoeven echt niet te wachten op de volgende energiecri sis." Frank Balkenende Knipoog naar het verleden: een turbine in de stijl van een oud-Hollandse mo len. het kernafval. Net zo goed kun je zeg gen: we lossen onze energieproblemen thuis en duurzaam op. Dat zou getui gen van goed rentmeesterschap." Kruispunt We staan op een kruispunt, zegt Van Beek. De fossiele brandstoffen zijn zo duur geworden en de milieukosten zo hoog, dat alternatieve, schone energie winning begint te lonen. Zo'n nieuwe superwindmolen met een ashoogte van over de honderd meter levert vijf megawatt. Bijna continu, want hij is zo hoog dat de wieken haast altijd wind vangen. „Bij windkracht zes le vert hij al het volle vermogen." Je hebt er 1500 van nodig om jaarlijks 25.000 tot 30.000 miljoen kilowatt op te wekken. Ter vergelijking: Neder land verbruikt nu 87,000 miljoen kilo watt per jaar. De mammoetmolens kunnen dus in minstens een kwart van de nationale energiebehoefte voor zien, precies het doel dat de rijksover heid zichzelf voor 2010 stelt. Zet dat eens af tegen de opbrengst van de ruim 1700 turbines die er nu in Neder land staan. Gezamenlijk leveren die een schamele 4400 miljoen kilowatt. Met zesduizend supermolens en een serie biogascentrales - want soms is het bladstil - kan het land zelfs zijn eigen broek ophouden. Een kerncen trale is dan overbodig. Een utopie? Allerminst, zegt Van Beek. De nieuwe technologie is zo goed als beschikbaar. De riedel van beleidsmakers - 'windenergie zet geen zoden aan de dijk' - is volgens hem dan ook achterhaald. „Heel eenvou dig: plant de supermolens op de plaats van de huidige windmolens en je bent klaar. Je kunt er bovendien meteen dik tweehonderd opruimen." Zo simpel is zijn visie echter niet. Van

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 26