PZC
Gans blijft nu ook al overzomeren
opgetrommeld worden
De weger moest
weerwoord
namen
Aanmeren
iostbus 31,4460 MSoes
KSdden'-Zeeiand: 0113-315520;
Vlaanderen: 0114-372770;
Kal: 0204562500.
dinsdag 11 juli 2006
Zonder dauw
geen regen,
heet het in juli
allerwegen
H/an *J^o£.5.E.£aaz
Twee vakantiekaarten la
gen er op de mat en één
brief. De twee ansichts wa
ren van Daphne Sinke van
een Grieks eiland, de brief
van een vrouwenvereni
ging. Of ze eens over haar
leven kwam vertellen tus
sen mensen van naam. De
brief was ondertekend met
Rose-Marie van Dorsselaer.
Die naam riekte naai- Vlaan
deren wist ze, want namen
hebben voor Trudy steeds
minder geheimen. In Zee
land komt Van Dorsselaer
vooral voor in het land van
Hulst. Elders noemen ze
zich doorgaans Van Doese
laar.
Zo'n vijftig Van Doeselaars
geeft het telefoonboek, met
name huishoudend in de
contreien van Terneuzen en
Axel. De Van Donselaers,
Van Dorsselaers of Van
Doornselaars en wat niet
al, vallen niet te tellen.
Trudy was blij met de uitno
diging: iets komen vertel
len voor een vrouwenclub
over haar leven als naamge
note. Tja, dat had wel
wat... Het telefoonnummer
van Rose-Marie stond in de
blief. Ze zou meteen bellen.
Van Doornselaar betekent:
'afkomstig van' een doorn
selaar. Een laar is een open
plek in het bos of in een
dorp. Vandaar de plaatsna
men als Laren, Laarbroek,
Zuidlaren. Bij Doornselaar
is het een laar met doorn
struiken. Bij Doeselaar en
Dorsselaer zijn klanken
weggevallen, zoals dat in
Vlaams-Zeeuwse dialecten
normaal is: vers wordt vos,
dorsen is dossen.
Ondertussen had ze Ro
se-Marie aan de nulzeslijn.
Ze maakten een afspraak
voor de late herfst. Bij het
afscheid nemen zei ze 'dag
mevrouw Rozelaar'. Ze had
er te laat erg in. Dat wordt
een bloemetje, dacht ze, om
het goed te maken: rozen.
Lo van Driel
Voor de boeren was het in die
tijd van man- en paardenkracht
wel zo prettig om direct in de
buurt van hun akkers de bieten
te kunnen afvoeren. In feite ge
beurt dat nu nog, zij het zonder
schepen. Overal zijn verzamel
plaatsen, waar vrachtauto's ko
men laden. Remijnse geeft aan
dat er vroeger op Noord-Beve
land drie grote landbouwhavens
waren en vier kleinere (in het
bijzonder voor de bieten), waar
onder dat van de Spieringpol
der.
Er werd niet continu geladen.
„Het was wel mooi. Als er sche
pen binnen kwamen, moest
eerst de weger gewaarschuwd
worden. Er zat geen vaste weger
op. Die moest opgetrommeld
worden. Hij deed ook tarreren:
per voer bepalen hoeveel klei er
mee kwam. Voor het gewicht
van de klei werd natuurlijk niet
betaald", vertelt Remijnse.
Het was 150 jaar geleden de laat
ste inpoldering van Noord-Beve
land. De schorren in de zuid
westhoek van het eiland waren
hoog genoeg opgeslibd om be
dijkt te worden. De ambachtsge
rechtigden van Soelekerke, Wis-
senkerke en Geersdijk en Ser-
vaas Tak, eigenaar van het Spie
ringschor, kregen van de koning
een concessie. In 1856 was de
Spieringpolder, circa 165 hecta
re, een feit. De naam kwam van
het Spieringgat, een zijtakje van
het Veerse Gat.
Al in de jaren vijftig van de vori
ge eeuw raakte het haventje in
verval. En na de afsluiting van
het Veerse Gat was het al hele
maal niet meer nodig. Voor re
creatie-doeleinden lag het niet
gunstig genoeg (zoals bijvoor
beeld wel de grotere havens van
Kortgene en Kamperland).
„Ik geloof niet dat het afgebro
ken is. Het is er nog wel, als je
het weet", veronderstelde Re
mijnse aanvankelijk. Nieuwsgie
rig geworden ging hij meteen kij
ken. Om terug te keren met een
herinnering armer.
Rinus Antonisse
Hier is een witte tornado
langs gekomen. Van het tij-
haventje van de Spieringpolder
is vrijwel niets meer terug te
vinden. Boer J. Remijnse uit
Kamperland, die er in zijn
jeugd leerde zwemmen, is er ver
baasd over. Hij dacht dat van
het haventje aan de Zandkreek,
thans Veerse Meer, nog wel her
kenbare resten aanwezig zou
den zijn. „Dat valt tegen. Je ziet
alleen lang gras", zegt hij na
zijn eerste bezoek sinds jaren
aan de plek van het haventje.
Remijnse herinnert zich nog
goed hoe het er vroeger uitzag.
Het stelde als haven niet echt
veel voor; toegankelijk voor
schepen tot 250 ton en een diep
gang van 1,50 meter. „Je had
een eenvoudige walkade, waar
aan twee scheepjes konden lig
gen. Met een paar aanlegpalen.
Meer naar de dijk toe stond een
weeghuisje, met natuurlijk een
weegbrug." Zoals veel van der
gelijke tijhaventjes was dat van
de Spieringpolder vooral be
stemd voor het afvoeren van de
sukerpeejen.
Zeeland grossierde vroeger in
haventjes. Veel zijn er verdwe
nen, in onbruik geraakt of heb
ben een andere bestemming ge
kregen. In de serie Aanmeren
aanddchtvoor dit maritiem erf
goed, met illustraties van Adri
Karman. Deze week: het haven
tje van de.Spieringpolder.
Een vlucht ganzen die in
kenmerkende V-forma
tie voorbijtrekt, koppelen
we aan herfst en winter.
Aan trekvogels die vanaf de
toendra's in het hoge Noor
den in Nederland komen
overwinteren. In toenemen
de mate zijn de ganzenfor-
maties het hele jaar door,
ook in hartje zomer, te zien.
Deze vogels worden 'overzo-
merende ganzen' genoemd.
Leuk voor de liefhebbers,
een groeiend probleem voer
boeren en natuurbeheer
ders.
Brandgans foto Nick Oele
Kentmeester Gert-Jan Buth
van stichting Het Zeeuwse
Landschap (HZL) erkent grif
dat het snel toenemende aantal
overzomerende ganzen zorgen
baart. Het gaat vooral om de
grauwe gans (2600 paar), maar
ook soorten als Canadese gans
(280 paar), brandgans en verwil
derde tamme gans (100 paar)
rukken op. Vorig jaar zijn ruim
3000 ganzenparen geteld die
Zeeland als vaste verblijfsplaats
hebben uitverkoren.
Ondanks maatregelen de uitbrei
ding te beperken is bij de grau
we gans sprake van een jaarlijk
se toename van gemiddeld 20
procent „Dan gaat het hard",
constateert Buth. „Het ene jaar
is de toename wat sterker dan
het andere. Dat hangt af van de
weersomstandigheden. Dit voor
jaar was het lang koud en slecht
weer met veel regen en daar
door een minder goed broedsei-
zoen."
Standvogels
Hij legt uit dat de naam overzo
merende gans wat misleidend is.
„Het gaat om soorten ganzen
die het jaar rond hier zitten. Het
zijn standvogels en geen trekvo
gels die in het najaar komen en
in het voorjaar weer wegvlie
gen." Voor de aanpak van trek
vogels gelden andere (Europese)
regels dan voor standvogels.
Dat maakt het er niet makkelij
ker op, stelt Buth. Ook al omdat
er geen verschil te zien is tussen
stand- en trekvogel.
Van oudsher was de grauwe
gans een broedvogel in Zeeland.
Begin vorige eeuw verdween het
beest door overbejaging en
drooglegging van natte gebie
den vrijwel. Bewust werden op
diverse plaatsen ganzen uitge-
Grauwe ganzen en verwilderde tamme ganzen (wit) bij het Grote Gat bij Oostburg.
Grauwe gans
zet - onder meer in het Zwin -
om een nieuwe broedpopulatie
te krijgen. In de jaren zeventig
broedden de ganzen weer in het
Grote Gat bij Oostburg.
Door lage jachtdruk en het ont
staan van nieuwe broedgelegen-
heden ging het snel met de her
vestiging van de grauwe gans.
Maar ook de boeren hebben aan
het succes bijgedragen, merkt
Buth op. „Door de verbeterde
ontwatering van percelen en goe
de bemesting zijn graslanden
meer eiwitrijk mals gras gaan
leveren, dat bovendien steeds
vroeger in het voorjaar begint te
groeien. Voor de overzomerende
grauwe ganzen is het agrarisch
gebied, grenzend aan de natuur
foto Chiel Jacobusse
gebieden waarin gebroed wordt,
een uitstekende voedselplek."
De schade aan landbouwgewas
sen (niet alleen gras) is aanzien
lijk. Jaarlijks keert het Fauna
fonds landelijk circa 200.000 eu
ro uit. De overzomerende gan
zen vormen langzamerhand net
zo'n schadepost voor de boeren
als de overwinteraars (waarvoor
archieffoto Peter Nicolai
zen op het nest aan." Hij ver
moedt dat de daling van de aan
tallen broedparen in de Braak
man en bij het Grote Gat mede
toe te schrijven is aan het optre
den van vossen.
Maar zeker ook moet worden
volgehouden met uitvoering van
beheermaatregelen, meent
Buth. Het ministerie van Land
bouw en Natuur vraagt de pro
vincies advies over de beste ma
nier om de overzomerende gan
zen te bestrijden. Stichting Het
Zeeuwse Landschap staat op
het standpunt dat in grootschali
ge natuurgebieden, als het Land
van Saeftinge en Vol-
kerak-Zoommeer, de broedpopu-
laties overzomeraars zich onge
stoord moeten kunnen ontwikke
len.
In kleinere natuurgebieden daar
entegen - die middenin het land
bouwgebied liggen, zoals langge
rekte kreken - zijn ingrepen
(prikken, vangen en buiten de
natuurterreinen afschieten) jaar
lijks gewenst. Nemen de aantal
len ganzen desondanks toe, dan
is een stap verder te overwegen,
zegt Buth behoedzaam. „Voor
korte tijd afschot in de natuurge
bieden zelf. In september, voor
de trekvogels komen, of in fe
bruari, vlak voor het broedsei-
zoen."
Rinus Antonisse
na veel vijven en zessen foera-
geergebieden worden aangewe
zen). In Zeeland komen de mees
te broedparen voor in
Zeeuws-Vlaanderen (400 paar
Groot Eiland, 300 paar Land
van Saeftinge). Verder in de inla
gen op Noord-Beveland, de Mid
delplaten in het Veerse Meer,
het Dijkwater en de Maire op
Schouwen-Duiveland, het Ram-
mergors en de Slikken van de
Heen bij Sint-Philipsland.
Rentmeester Buth vertelt dat de
afgelopen jaren verschillende
beheermaatregelen zijn geno
men om de groei van de ganzen-
populatie in te dammen. Zoals
het door prikken onvruchtbaar
maken van eieren; tijdens de rui
tijd (mei-juni) ganzen in een
fuik drijven, ze vangen en afma
ken; afschieten op landbouw
gronden tussen 1 april en 15 sep
tember. Nochtans groeien pro-
vinciebreed gezien de aantallen
overzomeraars.
Het is ook een kwestie van lange
adem, zegt Buth. „De beesten
kunnen vrij oud worden, een
grauwe gans tussen 16 en 20
jaar. Ze zijn slim en passen zich
snel aan veranderende omstan
digheden aan. En ze hebben wei
nig natuurlijke vijanden. De vos
sen beginnen nu te komen. Die
zijn goed in het pakken van eie
ren en jongen. Ze vallen ook gan-