Laat ons
hier drie
tenten
bouwen
Andreas Oosthoek
verlaat de PZC
jdactie bijlagen: 0113-315680
#w.Pzc-n'
mail:redactie@ pzc.nl
istbus 314460 AA Goes
vertentie-exploitatie:
I- en Midden-Zeeland: 0113-315520;
eeuws-Vlaanderen: 0114-372770;
itionaal: 020-4562500.
aterdag 17 juni 2006
De HSL ligt klaar
Het is een dag van: gaan, veranderen
en blijven.
Een kleine maand voor zijn vertrek door
kruisen we het landschap van zijn jeugd.
Hij heeft de staat waarin dat verkeert,
eens in één zin gevangen: 'Tussen Nisse
en Ovezande hangt het leven aan een zij
den draadje'. Niet iedereen heeft dat ten
volle begrepen, stellen we met enige te
genzin vast. Hij lanceert, bij het aan
schouwen van een foute opstal, een ver
wensing: 'Vuile rotschuur'.
Her en der wordt gewerkt met graafma
chines. Er wordt natuur gemaakt. Natte.
Ontworpen op een kantoor, op een teken
tafel. Stil maar, wacht maar, alles wordt
nieuw.
We rijden langs de woonstee van zijn
jongste jaren, nabij 's-Heerenhoek. Ginds
het huis Banda Neira. Wat verderop de
Vleugelhof. Hij weet: „Daar zat de duivel
in de schuur, op een balk in de nok van
het dak." Satan rammelde met ketens,
probeerde de mensen uit de omgeving
van de kerkgang af te houden en ze te ver
leiden tot zondig gedrag. De dreiging
voedde zijn verbeelding.
Het leven zónder demonen vond hij aan
de Kaloot waar tegen de zomer het schor-
renpaars de niet te tellen kleuren groen
en grijs verdrong en waar over de Schel
de witte Congoboten gingen.
De duivel is nu oud en de Kaloot een lap
je strand waarom men strijdt.
Hij gaat, en op de middag die we hebben
ingeruimd om daarover te spreken, stel
len we dat niet iedere verandering voor
uitgang in zich bergt. Een gemeenplaats
is nooit weg. Wat blijft, is immer wisse
lend zwerk dat het vermoeden wekt van
eeuwigheid. Vandaag brouwt De Grote
Brouwer een speciaal weertje voor de uit
gestelde zomer: Turbulentie XL.
Andreas Oosthoek, hoofdredacteur
van de Provinciale Zeeuwse Cou
rant, legt per 1 juli zijn functie
neer. Hij is dan een eindje voorbij
wat tot voor kort de leeftijd was
om vervroegd uit te treden en nabij
wat de pensioengerechtigde leeftijd
heet. Eenenveertig jaar en een paar
maanden was hij verbonden aan en
vooral mét de krant, de laatste elf
jaar als hoofdredacteur.
jaar. Er komen mensen, nu ook van de re
dactie, in onzekere omstandigheden. Ik
vrees dat er dingen zullen gebeuren die
niet bij mij passen maar waarvan ik toch
ook niet heb willen weglopen. Vandaar
dat mijn vertrek nogal eens is uitgesteld.
Dat kan ook niet almaar duren en dat
brengt mij nu in een situatie dat ik wegga
met nogal wat bezorgdheid.
Waan van de dag
Er is een vretend fenomeen; het heet ont-
lezing. Uitgevers van kranten zoeken
koortsachtig naar middelen om de daar
mee gepaard gaande bedrijfseconomi
sche achteruitgang het hoofd te bieden.
Eén van de gedachte oplossingen is de
vervaardiging van het dagblad op half
formaat, tabloid.
Oosthoek heeft daar niets op tegen. „Het
formaat op zich hoeft niks te betekenen.
Het gaat om de invulling. Daarop moet
alles gericht zijn en daar heb ik, in het al
gemeen, zorgen over. De middelen zijn be
perkt en ik heb het gevoel dat er in te gro
te haast niet geheel doordachte stappen
worden gezet. Wij hebben als krantenma
kers te maken met media die veel sneller
zijn dan wij, die real time verslag kunnen
doen van wat er in de wereld gebeurt. Ge
schreven media moeten daar niet hijgend
achteraan gaan. Ze kunnen dat niet win
nen. Ze moeten iets anders doen. En wel
dat waar ze een voorsprong kunnen ne
men: in het uitdiepen van nieuws. Ik ge
loof er niets van dat de lezer alles com
pact, kort, oppervlakkig wil. Dat moeten
we elkaar niet wijsmaken. Dat brengt op
de lange duur geen garen op de klos en
geen brood op de plank. Redacties van
kranten moeten zich niet laten verleiden
een bijdrage te leveren aan wat tot de
waan van de dag behoort. Om mij heen
zie ik popularisering, banalisering en in-
fantilisering. Men neemt te makkelijk
aan dat er een gemiddelde smaak is. Dat
is mij te eenvoudig."
Andreas Oosthoek heeft zijn werkend le
ven lang het hoofd geboden aan provin
cialisme in de betekenis van bekrompen
heid. De Provinciale Zeeuwse Courant
moest een bouwsteen vormen voor de
Zeeuwse identiteit, maar van Oosthoek
mocht het nog wel een paar onsjes meer
zijn. Hij spande zich in om de krant meer
te laten zijn dan een alledaags regionaal
dagblad. Mensen als Hans Warren, Wim
Riemens, Rudy Kousbroek en Ruden Rie
mens stonden en staan de redactie bij om
van de PZC een krant met een zekere dis
tinctie te maken; toegankelijk voor een
brede lezerskring, ook aantrekkelijk en
gezaghebbend voor, zo men wil, elites.
De C van PZC bleef passend bij de stijl
van Oosthoek, die nieuwe tijden verstaat
maar daaraan niet verbindt dat verwor
venheden van weleer naar de vuilstort
kunnen.
Oosthoek, Observator, Observant. Een be
schouwer die vasthoudt aan de regels.
Hij was geen hoofdredacteur van 'samen
in de kring' en 'meeste stemmen gelden'.
Voor één van zijn voorgangers, de legen
darische G.A. de Kok, die hij bewonder
de, had hij een bijnaam: 'de dictator in de
rolstoel'. Zelf had hij ook een stoel op
wieltjes.
Vanaf die stoel stuurde hij, zonder al te
veel tekst en uitleg te verstrekken. Wie
ter redactie niet wist hoe een krant ge
maakt zou moeten worden, had ergens on
derweg niet goed opgelet en moest de op
gelopen achterstand maar op eigen
kracht zien weg te werken.
De afgelopen weken heb ik ter redactie
eens gevraagd naar wat karakterbeschrij
vingen. Ik citeer er drie:
1. „Andreas Oosthoek is een aimabele,
vrijdenkende ziener met regenteske trek
jes."
2. „Hij is een arrogante, onberekenbare
donderhond. Kan wél verdomd goed
schrijven."
3. „Oosthoek? Een voorkomende man,
erudiet, een levensgenieter met veel ver
beeldingskracht en altijd vol verhalen.
Een groot strateeg ook, die altijd een aan
tal zetten vooruit denkt."
Dat loopt nogal uiteen. Geen wonder. Hij
is niet iemand die zich makkelijk laat
kennen. Als je zo'n beetje denkt te weten
hoe hij in elkaar steekt, ziet hij kans het
beeld in aanzienlijke mate bij te stellen.
„Hoe is het nu met je", vraag ik als we be
land zijn in een goed café aan zee.
„Het gaat wel", zegt hij.
Dat klinkt niet juichend, zeker niet voor
wie de wijze van spreken in deze streken
kent en weet heeft van de Zeeuwse hang
naar understatement.
Hij laat een lange stilte vallen, wil zijn ge
moedstoestand, hoewel die daar aardig
bij in de buurt lijkt te komen, niet als 'ver
drietig' aanduiden en zegt: „Het is een on
gewisse zaak. Het zou anders geweest
zijn als ik was vertrokken op een moment
waarop wat optimistischer over de toe
komst van de krant gedacht kon worden.
Ik voel dit dus als een ongeschikt mo
ment om eruit te stappen. We hebben bij
de krant te maken met een reorganisatie
in de personele sfeer en met de overgang
naar het tabloidformaat begin volgend
Solist
Over de kwalificatie 'arrogant' wil hij
wel iets kwijt: „Je kunt een manier van
doen uit de hoogte of autoritair noemen,
maar ook solistisch. Dat laatste is mijn
ware natuur. Ik heb mijn werk gedaan
vanuit de gedachte dat je, als je geen
meester bent op je eigen aantal vierkante
meters terrein, je het vak niet kunt uitoe
fenen waartoe je je geroepen voelt. Wie
kritiek had, kon dat rechtuit zeggen. Wie
er omheen draaide en omwegen koos, zal
een afgemeten benadering ten deel zijn
gevallen. Ik kan er niet tegen als mensen
hun ware bedoelingen maskeren. Heb ik
elf jaar geleden, toen ik hoofdredacteur
werd, gezegd dat 'men is zoals men is'?
Nou, ik denk dat ik daar wel vrede mee
kan hebben. Mensen zullen weieens een
beeld gehad hebben van een man die on
doorgrondelijke gedichten zit te schrij
ven aan de voet van het duin. En van ie
mand van wie je je af waagt wat die met
de werkvloer heeft. Het zij zo."
Een dichter aan de voet van het duin.
Wiens werk door sommige lezers, met een
hang naar de automatische draaideur en
zonder de aanvechting zelf eens een klink
te lichten, wel als hermetisch wordt be
stempeld. En dat door anderen wordt er
varen als een zang waar men, kome wat
komt, naartoe gezogen wordt. Hij wacht
af wat de uitwerking is, houdt zich op af
stand. Leest niet voor uit eigen werk om
dat hij het daar alleen maar minder van
vindt worden; de vérzen kennen hun auto
nomie, de lezer moet maar zien.
De poëzie, daarin ligt zijn persoonlijk le
ven. Wie wil en kan lezen, ziet zijn liefdes
en pijn, zijn hang naar schoonheid, eufo
rie. Maar ook zijn neiging onrust en on
raad op te roepen. In het café aan zee
gaat hij ver als hij spreekt over de liefdes
van zijn jonge jaren. Aangedaan noemt
hij de namen van de jongens met wie hij
kort na zijn twintigste een ménage a qua-
tre vormde. 'Een bondgenootschap met
veel geilheid, in Parijs, begin jaren zes
tig'. Désiré, Bombo, Gigi. Martijn die hij
zo liefhad. Ze zijn allemaal jong gestor
ven, zegt hij - de strot vol.
Nu is er sinds een reeks van jaren zijn le
vensgezel Yuranan Panya-In.
Zijn werelden, Zeeland en het Oosten,
zijn goed voor zijn verzen. In die werel
den, met hun eigen climat, toont hij zijn
affecties. Alsook zijn zin voor onraad.
„Dat laatste zal te maken hebben met
een verlangen naar geborgenheid. Het
kind bouwt een hut. Wil het zich daar vei
lig voelen, dan is een zekere dreiging no
dig. Als die er niet is, maak ik die zelf. Zo
zal het zijn ja."
Edelstenen
Hij geeft aanduidingen over de gesubli
meerde herinnering waaruit zijn werk
ontstaat. Hij heeft edelstenen gevonden,
bewaard en geslepen. Pas in de laatste fa
se, op afstand in de tijd en na bewerking,
is er schittering. „Ik streef ernaar een sa
menstel van natuurlijke en persoonlijke
factoren, die mijn verbintenis met zowel
west als oost bepalen, in taal vast te leg
gen. Lukt dat, dan ben je bij het einde
van de regenboog; laat ons hier drie ten
ten bouwen. Taal is mijn raison d'etreik
zoek de letters bij elkaar zoals ik vind
dat die bij elkaar horen. Harmonie, daar
gaat het om. Kipling had wel gelijk met
zijn 'Oh, East is east and west is west'.
Maar de regel die volgt, daar kan ik me
niet in vinden. '-Never the twain shall
meet', dat is niet juist. Ik vind en zie har
monie in east en west.
We rijden door het Bevelandse land en
hij laat horen dat zijn zin voor onzin niet
heeft geleden onder zijn functie die de
laatste jaren meer raakvlak kreeg met
harde targets dan met schone taken. Hij
leeft op als we langs de nog ongeschon
den Yerseke Moer gaan, wijst mij de zil
verreiger en imiteert imitaties van vogel
geluiden zoals zijn overleden vriend
Hans Warren ze leverde als die iets met
veren zag. Het trekt nergens op.
Zin voor nonsens. Hij maakte eens déze
kop boven een kunstbeschouwing in de
krant: 'Daar komt de mulder over het kib-
belveld met een schaap aan een touw'. In
het artikel kwam geen mulder, geen
schaap en geen touw voor. En ook geen
kibbelveld. Geen abonnee die klaagde.
Men zal gedacht hebben dat Oosthoek,
die kennis draagt van schone kunsten, zo
het zijne gezien had in de beschreven ten
toonstelling.
Subliem beledigen, dat kon hij ook. Het
antwoord, in één zin, op een brief die
kant noch wal raakte: 'Geachte heer. Aan
gezien ik geen curiositeiten verzamel,
zend ik u uw schrijven de dato retour'.
Mooi vilein samenvatten, daar schopte
hij het al heel jong heel ver in. De wel
zeer bondige recensie waarmee hij ooit
ter redactie verscheen na te hebben ken
nisgenomen van de resultaten van veel
vlijt, getoond op enig Zeeuws schouwto
neel: 'In de pauze werd een fiets verloot'.
Later verbood hij anderen ten strengste
zulke dingen uit te vreten. Dat stond toen
in zijn functiebeschrijving. De twinke
ling in zijn ogen bleef.
We zijn op weg en kijken naar de rudi
menten van voorheen de sluizen bij Hans-
weert. De schoonheid van verval. „Houen
zo", meent hij.
We ervaren, later diezelfde middag, langs
de Oosterschelde, nog eens oneindigheid.
Raken aan 'keer en wederkeef', zoals
Andreas zulks verwoordt.
Hij gaat en weet: 'Alles woelt hier om ver-
and'ring'.
Zijn eigen gedrag is in de loop der jaren
ook wel wat gewijzigd.
Zegt hij.
„Ik ben geduldiger geworden. Ik denk de
laatste tijd nogal eens: 'Verhardt u niet,
maar laat u leiden'."
A.J. Snel
A.L. Oosthoek neemt vrijdag 23 juni afscheid
tijdens een bijeenkomst die om 16.00 uur aan
vangt in de Koorkerk van de Abdij te Middel
burg. Om 17.00 uur volgt een informele receptie
in de annex gelegen Wandelkerk en Klooster
gangen.
fotografie Ruden Riemens