Hier kijkt
Bint in de
lachspiegel
PZC
Stijn van
der Loo
Scheurt daar een voorhang!
Dirk van
Bastelaere
woensdag 24 mei 2006
proza
Maria Blumencron - Portret van
Alja. Een wonderkind in St.-Pe-
tersburg. Wie, nieuwsgierig ge
worden door de synopsis, de
website www.das-wunder-von-
sankt-petersburg.de opent, weet
het meteen: hier staat het, werk
van twee heel bijzondere'men
sen. Van de fotograferende, mu
sicerende en alleenstaande moe
der Anna (1970) en van haar
schilderende dochtertje Alja
(1997), dat sinds haar zesde jaar
op de kinderacademie van de
Hermitage verder aan haar uit
zonderlijke talent werkt. Het
boek heet Portret van Alja - Een
wonderkind in St. Petersburg,
maar het is vooral het portret
van moeder Anna.
Als ze amper drie is, wordt An
na bij haar alcoholische en hoe
rerende moeder vandaan ge
haald en belandt ze in een hele
trits weeshuizen. Het belangrijk
ste daarvan: het in 1848 door
componist Nikolai Rimski-
Korsakov gestichte kinderte
huis voor muziek en kunst in Le
ningrad. Er zijn lieve leidsters,
maar nog veel meer krengen en
er is zelden of nooit voldoende
eten voor de kinderen.
Het leven van Anna ontvouwt
zich als een nachtmerrie. Om
niet meer viool te hoeven spe
len, probeert ze haar hand te ver
brijzelen. Ze wordt geslagen,
van het ene huis naar het andere
overgeplaatst, doet een poging
tot zelfmoord en wordt aange
rand. Haar grote liefde Sasja
laat haar, onder druk van diens
moeder, in de steek als ze drie
maanden zwanger van Alja is.
De slordigheidjes die in de Ne
derlandse uitgave zijn blijven
staan, moet de lezer maar over
het hoofd zien.
Vertaling Jan Dederding. Uitgeverij
Truth Dare, 287 pag., 19,90 euro.
Drs. P: 3 x 3 2 - Drs. P, pseudo
niem van taalvirtuoos Heinz Pol-
zer, heeft een fantastisch nieu
we dichtvorm uitgevonden. En,
hoe kan het anders, in dicht
vorm toegelicht: 'Voor wie dit
nog niet weten: het onzijn Telt
drie terzinen plus een distichon
Men hoeft er dus niet erg veel
aan te dichten Het schema is
solide als beton Doorgaans (als
't metrisch zo is in te richten)
Beoefent men gewoon pentame
ter Of 't nu vermaak is of om
voor te lichten - De onderwer
pen vindt men her en der En
wat het rijm betreft: geen centje
pijn Dit boek heet logisch 3 x
3 2 En werd gevuld door Drs.
P'.
Het boekje is prachtig opge
maakt met de combinatie 3x3
2 telkens weer in een andere set
ting. Want, zoals de uitgever al
snedig opmerkt: 'Hoezee! Een
nieuwe versvorm Van Di-s. P'.
Uitgeverij Nijgh Van Ditmar, 111
pag., 12,50 euro.
ie lelijk is kan al
tijd nog een held
worden. Onder
dat motto begint Stijn van
der Loo's personage Jacob
Mulle, een man van achter in
de twintig, mislukt als labora-
toriumgeleerde en vervolgens
aankomend docent in de bio
logie, zijn relaas.
Die geschiedenis is in meer
dan één opzicht herken
baar. Allereerst is er de plek
waarop het verhaal zich af
speelt: de middelbare school.
Die omgeving hoort sinds jaar
en dag tot de klassieke decors
van de Nederlandse letteren.
Van der Loo's hoofdpersoon zit
aan dat decor vastgeplakt, zoals
hij ook is vastgeplakt aan zijn
afwezige vader.
Onze Jacob Mulle beleeft zijn
coming out als held zodra hij
het perspectief van een weten
schappelijke loopbaan heeft ver
ruild voor de doem van het le
raarschap. Onbetwist hoogte
punt in zijn streven naar hogere
heerlijkheid is wel dat de lokale
schoolkrant hem uitroept tot
nummer Lekker Ding nr. 1. Is
hij daar gelukkig mee? Allesbe
halve. Vooral niet vanwege het
besef dat hij ongemerkt bezig is
de voetsporen van zijn vader te
drukken. Want ook Mulle senior
was ooit docent aan een middel
bare school, en wel één van het
slag dat het niet laten kan zich
aan een vrouwelijke leerling te
vergrijpen en terwille van haar
zijn huwelijk op te breken.
In andermans kuil wil Jacob so
wieso niet vallen, laat staan dat
hij de put van zijn vader prefe
reert. En dus gaat hij de avances
van de grootste seksbom onder
de vrouwelijke leerlingenpopula
tie angstvallig uit de weg. Om
vervolgens hopeloos verliefd te
worden op een weliswaar min
der prominente, maar evengoed
fascinerende leerlinge. Ziedaar
een scenario dat het in de vader
landse literatuur niet slecht
doet, van Simon Vestdijks Ivo
ren wachterstot en met Het
rookoffer van Tessa de Loo en
Hajar en Daan van Robert An
ker.
De herkenbaarheid van De held
Jacob Mulle manifesteert zich
niet alleen in de amoureuze be
trekkingen tussen een leraar en
een leerling, maar ook in de be
drijfscultuur van het middel
baar onderwijs. Daar heersen,
zoals ervaringsdeskundigen we
ten, de wetten van de jungle.
Men beloert elkaar als roofdie
ren en wee degene die even niet
oplet. Zelfs een betrekkelijk on
schuldig vermaak als een potje
zaalhockey voor leraren kan ont
aarden in keihard gebikkel, met
blauwe schenen en gekwetste te
nen als eindresultaat. Om nog
maar te zwijgen van de macht
strijd die zich in de docentenka
mer afspeelt.
Als ik me niet vergis heeft Stijn
van der Loo zich gevoegd naar
de beroemdste schoolroman die
onze literatuur rijk is: Borde-
wijks Bint. Dat boek, over een
directeur die met ijzeren hand
regeert maar tenslotte ten onder
gaat aan zijn eigen systeem, ver
schijnt hier in de lachspiegel.
De dienstdoende rector is een
zwatelende alcoholist die zijn
onderwijskundige opvattingen
presenteert als ging het om hoge
re kunst. De tucht die Borde-
wijk Bint liet preken doet zich
voor als pure anarchie. De disci
pline onder leraren én leerlin
gen ondergaat de mutatie tot
willekeur en bandeloosheid.
Een en ander moet wel te dan
ken zijn aan de tijdgeest die pu
bers heeft veranderd in gewiek
ste intriganten en het docenten
corps in een slangenkuil.
Waarheid
Maar met die constateringen
zijn we er nog niet. Van der Loo
volstaat niet met een reprise
van Bordewijks klassieker waar
in de school op zijn kop wordt
gezet en de buitenwereld onge
moeid blijft. Integendeel. Bij
monde van Jacob Mulle door
dringt hij ons van de eeuwenou
de waarheid dat alles in het be
staan neerkomt op een kwestie
van eten of gegeten worden.
De held beseft dat al tijdens de
voorschoolse maanden die hij
doorbrengt met proefnemingen
in de celbiologie.
Het gekrioel van de piepkleine
maar niet minder agressieve or
ganismen onder zijn microscoop
doordringt hem ervan dat we ab
soluut niets mogen hopen of ver
wachten.
Gezeten in de torenflat waar de
top van de medische stand
huist, ziet hij hoe de mensen
zijn gereduceerd tot stippen.
'Bleke lichtvlekken als de gestor
ven bloedplaatjes op de bodem
van mijn kweek. Het leek wel
een gevangenis, zo constant was
die stervensatmosfeer op dat
universiteitscomplex. Je zou er
gemakkelijk van uit het raam
kunnen springen, ware het niet
dat ze de ramen op een paar cen
timeter na hadden vergrendeld.
Wel genoeg voor schoteltjes ver
gane celkweek maar niet voor
een menselijk lichaam. Dat de
mens een waterzak vol chemica-
lieën is die van het minste of ge
ringste ontregeld raakt, dat hoef
de je de biochemische afdeling
van de universiteit niet te vertel
len, dat was duidelijk te zien
aan hoe ze die raamposten met
stalen klemmen hadden veran
kerd.'
Wie er zo over denkt, is een cyni
cus, en wie eenmaal een cynicus
is zal zich nooit meer kunnen
ontpoppen als held, hoeveel
moeite hij ook doet. Wat dit be
treft komt Stijn van der Loo
niet alleen in de buurt van Bor-
dewijk, maar ook van diens be
wonderaar W.F. Hermans en
van de allergrootste cynicus on
der de romanciers van de twin
tigste eeuw, Céline, wiens ru
moerige stijl in De held Jacob
Mulle af en toe bij wijze van
zwakke echo te beluisteren valt.
Jaap Goedegebuure
Stijn van der Loo: De held Jacob Mul
le- Uitg. Querido, 200 pag., 15,95.
Rudy Kousbroek
Antwoorden op een enquete
-Ja
-Ja
- Geen denken aan
- Twee vreemde zussen
- De sfeer op de set, maar ook de catering
- Daarvoor heb ik trompetlessen gevolgd
- We zijn gewoon goede vrienden
- Ik heb haar nog nooit ontmoet, maar
ze heeft geweldige wenkbrauwen
- Ik draag ze allebei
- Niet in New Yersey
- De zeug is van mij
Dirk van Bastelaere (geb.1960)
Op een dag is het over. Een
komeet knalt tegen de aar
de. De zon dooft. En dan, en
dan? Dan helemaal niets meer.
Het einde, niemand die wat
mist, er is zelfs niemand om iets
te missen. De ultieme catastrofe
lijkt nooit ver weg in het werk
van Dirk van Bastelaere, al hele
maal niet in zijn pas verschenen
bundel De voorbode van iets
groots. Hij jammert er niet om,
je beluistert juist sarcasme in
een opmerking als: 'Nu - daar
scheurt iets, het lijkt wel een
voorhang.'
Een verwijzing naar het verhaal
van Jezus' kruisiging. Deze ge
dichten staan vol verwijzingen,
misschien bestaan ze zelfs al
leen uit aanhalingen. 'Lange
tijd ging ik vroeg naar bed',
heet het ergens. Met die woor
den begon indertijd Marcel
Proust de romancyclus A la re
cherche du temps perdu. Menige
poëet meent dat het ontstaan
van een gedicht zoiets is als een
maagdelijke geboorte. Maar bij
Dirk van Bastelaere is poëzie al
tijd een palimpsest, tekst over
tekst, nieuw is een leugen.
Zijn gedichten dienen, als ik het
goed zie, om deze illusie, mis
schien wel iedere illusie te on
dermijnen. Bijna letterlijk, het
gedicht explodeert in je gezicht,
duizend scherpe scherven. Poë
zie, het kan eigenlijk niet. Het le
ven, in feite is het een onmoge
lijkheid. De wereld, onbestaan
baar. Daarom schept hij graag
eigen werelden, bijvoorbeeld in
'Binnenkort in de bioscoop'
waarin ongedachte films wor
den gedacht. De hierbij afge
drukte tekst, met een fictieve ac
teur die fictieve antwoorden op
fictieve vragen geeft, sluit die se
rie af.
Van Bastelaeres lange gedicht
Pornschlegel (1988) was een
reactie op Awater, het lange ge
dicht van M. Nijhoff. Daarin
zoekt de hoofdpersoon, omdat
zijn broer stierf, een nieuwe reis
genoot. De hoofdpersoon in
Pornschlegel stoot juist af, we
gens een erfenis raakte hij j
brouilleerd met zijn broer,]
nu is hij onderweg om eenbiji
kopen. Op wie lijken wij?Opl
redelijke en vredelievende^
de dwaze en moordlustige?
antwoord is te verschrikkel
om waar te zijn'.
Een gedicht is altijd een uitno
ging. Maar in Van Bastela
invitaties lees je vooral: ik
geen contact. Hij schrijft de
zaamste gedichten die ik
ongenaakbaar en ontoegan
lijk. De ontregeling is hier re
geworden. 'Was dat de afspr
wel?' eindigt hij een gedicht
is voortdurend bezig metafsp
ken te onderzoeken en af
schaffen. Zo rekende hij in
vorige bundel, Hartswederm
(2000), af met het dichterlijl
woord 'hart'. Hij kiest voor;
dere woorden, voor termen
'representaties' of 'dialectic
Meer theorie dan poëzie, the
vooral over wat poëzie
niet mag zijn. Zo is deze pos
bijna geen poëzie meer.
Hij verkent 'de wereld na
poëzie'. Maar daarvoor
toch de poëzie weer nodig. Po
zie die zo afstotend wil zijn d
ze aantrekkelijk wordt, Humi
die zo hardvochtig lijkt dat
ongekende zachtaardigheid ve
moedt. Een voorhang scheut
maar het ontgaat ons. Geen
tueel en geen ceremonie. Ga
trompet, maar een achtelo
'Hmmpf'.
Mario Molect
Dirk van Bastelaere: De voork
van iets groots. Gedichten - l/ilja
rij Atlas, 104 pag., 15,-.
Koloniale verhoudingen
it is een foto waar ik met enige gêne naar
kijk - 'de koloniale verhoudingen in Neder-
lands-Indië'- maar die gêne wordt niet in de
laatste plaats veroorzaakt doordat buiten
staanders meestal geneigd zijn die verhoudingen anders te
interpreteren dan ze waren in de realiteit.
De foto is van 1929, gemaakt bij het bezoek van Gouver
neur Generaal De Graeff aan de grotten van Goea Lawa
op Java, waar in die tijd opzienbarende prehistorische ont
dekkingen waren gedaan, voornamelijk door de befaamde
archeoloog P.V. Stein Callènfels. De GG staat in het mid
den, naast zijn vrouw; de derde man verder naar rechts (in
werkelijkheid dus links), met baard en zonder hoed, is
Stein Callenfels. De Javanen op de voorgrond zitten niet
zozeer aan hun voeten als wel op de rand van een afgra
ving, ondernomen om de er onder gelegen laag bloot te leg
gen, waar de prehistorische overblijfselen zich in bevon
den. Rechts vooraan twee van de werktuigen, genaamd pat-
jols, waarmee het graafwerk werd verricht.
Ik wil niet beweren dat er op de foto niet ook sporen van
een hiërarchie waarneembaar zijn, of dat het gebruik om
neer te hurken voor hoge autoriteiten in Indië niet be
stond; maar deze in onze ogen slaafse eerbewijzen waren
in de Indische verhoudingen al eeuwenlang gangbaar; zij
werden door de koloniale hoogwaardigheidsbekleders
overgenomen als overal door de bevolking begrepen teke
nen van macht. Het is waar dat dat overnemen soms nogal
gretig gebeurde, zozeer dat de VOC van tijd tot tijd paal en
perk heeft moeten stellen aan excessen op dit gebied. Deze
werden gezien als deel van een au fond ongewenst proces
van 'verindischen'; het is zeker dat het geen gebruiken wa
ren die de koloniale overheersers uit Europa hadden mee
gebracht. Totoks stonden juist bekend om hun stroefheid
en hun verlegenheid op dat gebied; het is ook wel veelzeg
gend dat Javanen liever voor totoks werkten dan voor Indi
sche families, die de reputatie hadden neerbuigend en har
teloos te zijn voor hun personeel.
Eigenlijk is dit eerder een foto waar een Nederlander een
zekere trots aan zou kunnen ontlenen: Gouverneur-Gene
raal A.C.D. de Graeff was in veel opzichten het tegendeel
van zijn opvolger B.C. de Jonge, bekend om zijn uitspraak
dat de Hollanders al driehonderd jaar in Indië waren en er
nog wel driehonderd jaar zouden blijven (het werden er
minder dan tien). In de vooroorlogse literatuur werd De
Graeff zelfs 'slapheid' verweten en 'te groote toegeeflijk
heid jegens de inlandse beweging'. Kortom een bewonde
renswaardige man.
Nog groter is mijn verering voor Stein Callenfels, maar die
heb ik in mijn jeugd dan ook gekend als een legende. Dr
Pieter Vincent (Piet) van Stein Callenfels, geboren in het
zelfde jaar als mijn vader, 1893, en helaas vroeg gestorven,
in 1938, was Indisch archeoloog, beroemd geworden door
onder (veel) meer zijn reconstructies van de basreliëfs op
de Boroboedoer, en zijn legendarische persoonlijkheid.
Mijn vader heeft hem een paar keer ontmoet, eerst in Sian-
tar in 1920 en daarna in 1925, toen hij een lezing had ge
houden in het Medan Hotel over de opgravingen in Deli.
In 1925 was ik nog niet geboren, maar ik ben opgegroeid
in mijn vaders bewondering voor 'Iwan de Verschrikkelij
ke', zoals hij werd genoemd. Hij was 1 m 92 lang en woog
140 kilo; hij was beroemd om zijn kolossale eet- en drank-
lust, maar in feite meer nog om zijn fabelachtige kennis
van de Javaanse talen en cultuur; dat was wat hem in staat
stelde de basreliëfs op de oude Hindoemonumenten te in
terpreteren, maar ook om de dragers van zijn tandoe te fas
cineren, zoals beschreven in zijn biografie: '...omdat hij,
evengoed als de beste dalang, wajangverhalen wist te ver
tellen en daarmede kortte hij hen dan de reis. Urenlang
kon hij daarmede doorgaan, zonder zich met de tientallen
optredende personen of de gecompliceerde intriges te ver
gissen. Armen en handen snel en langzaam bewegend wist
hij op eenvoudige maar sprekende wijze de gemoedsaan
doeningen te accentueren en van de gedeelten die volgens
de adat in kawi (oud Javaans) worden gereciteerd gaf hij
verklaringen in modem Javaans. Voor de banjolaris, de in
het stuk voorkomende kluchtige gedeelten, die ook de ech
te dalang pleegt te improviseren, verzon hij de dolste geval
Foto uit B.D.Swanenburg, Iwan de verschrikkelijke, leven en werken van Dr P.V.van Stein Callenfels, Leiter Nypels, Maas
tricht 1951
7e
Us
iroot
end
ledei
rosti
gli
een i
)oek
lieuv
ruw
\i\
len en zijn pasoembaf s, de snoevende alleenspraken van
een overwinnaar in het gevecht, waren meesterstukjes van
hoogdravend pathos. Geen wonder dat de dragers, hoe ver
moeid zij ook waren, vaak hun plaats niet wilden afstaan
aan mannen der reserveploeg..."
Alle Indonesiërs met wie Stein Callenfels te maken had
vereerden hem; net als Du Perron had hij een bijna ma
gisch vermogen om Indonesiërs een gevoel van zelfsrepect
te geven dat hun in de koloniale maatschappij helaas vaak
werd onthouden.