Zo'n club komt er nooit meer PZC Singer mag Anna en William dankbaar zijn 25 Ballets Russes verfilmd Ernst woensdag 17 mei 2006 George Zoritch en Nini Theilade 'Rouge et Noir', circa 1939. e Ballets Russes brachten in de vori ge eeuw het ballet naar alle uithoeken van de wereld. Frederic Franklin maakte het allemaal mee. In de film Ballets Russes kijkt hij met een aantal kleurrijke oud-collega's terug op de danshistorie, waaraan zij een cruciale bijdrage leverden. Frederic Franklin (Liverpool, 1914) stapt even veertig jaar terug in de tijd. „Sonia Gas- kell! Goodness, die naam heb ik jaren niet gehoord!Met Gas- kell, oprichtster van Het Natio nale Ballet, zat hij in 1965 in de jury van de balletcompetitie van Varna. „Uitzonderlijke vrouw, we hadden pret samen. Leeft ze nog?" Franklin, koosnaam Fred die, is zo iemand die op de juiste plaats, in de juiste tijd, in het juiste vak is terechtgekomen. Met zijn bijna 92 lentes staat hij nog regelmatig op het toneel („I still have a repertoire!"), zo dat zijn carrière als danser, bal- letmeester, choreograaf, artis tiek leider en coach nu zo'n 75 jaar telt. Hij heeft iedereen ge kend of tenminste gezien die iets betekende in de balletwe reld van de vorige eeuw en ver telt er met onstuitbaar enthousi asme over. Als kind zag hij in zijn geboorte plaats al optredens van Fred en Adèle Astaire en de legendari sche Ballets Russes van Serge Diaghilev. Niet dat hij uit een artistiek milieu kwam. Zijn ouders hielden gewoon van thea ter. Op zeventienjarige leeftijd vertrok hij naar Parijs om te dansen in shows met Josephine Baker en Mistinguette. Anders dan de vader van Billy Elliot George Zoritch in 'L'apres midi d'un Faune, circa 1937 Met hun film Ballets Russes hebben de Amerikaanse Dan Geiler en Dayna Gol- fine het pionierswerk vastgelegd dat in de ja ren dertig, veertig en vijftig met name in Au- stralië, Noord- en Zuid-Amerika is verricht door onvermoeibare, gedreven danskunste naars. Een gecompliceerd verhaal, want de legenda rische Ballets Russes van Serge Diaghilev kreeg navolging in eerst één, en na een schis ma zelfs twee gelijknamige gezelschappen. „Wij moesten niet alleen drie decennia Bal lets Russes na Diaghilev in kaart brengen", zegt Gelier met een scheve grijns, „maar ook diverse invloedrijke choreografen introduce ren én de getuigenissen van de dansers tot hun recht laten komen." Drie jaar hebben ze over de complexe montage gedaan. Met de dood op de hielen. Goldfine: „We wilden zó graag dat alle dansers die hebben meege werkt de film nog zouden zien. Het waren verdrietige momenten als we hoorden dat er weer iemand was gestorven." Ze zijn dan ook in de zeventig, tachtig of zelfs negentig, de oud-dansers van de Ballets Russes. Het zijn stemmen uit een tijdperk dat definitief achter ons ligt en waarin het le ven van een danser nog een romantische chaos was, een uitputtend bestaan van rei zen, reizen en nog eens reizen. had pa Franklin geen moeite met de keuze van zijn zoon. „In tegendeel. Ze zeiden: Freddie has a job!" In 1938 belandde hij bij de Ballets Russes de Monte Carlo, de groep die onder lei ding van choreograaf Leonid Massine de artistieke lijn van Diaghilev voortzette: ballet als Gesamtkunstwerk, met gelijk waardige rollen voor choreogra fie, muziek en beeldende kunst. De beroemdheden liepen er in en uit. Massine, George Balanchine en Bronislava Nijinska, zuster van vermaarde danser Vaslav Nijins- ky, choreografeerden belangrij ke balletten, Paul Hindemith en Igor Stravinsky componeerden en begeleidden soms repetities, Pablo Picasso, Salvador Dali en Henri Matisse ontwierpen kos tuums en decors. „Zo'n gezel schap", zegt Franklin, een van de belangrijkste bronnen in de film Ballets Russes, „komt er nooit meer." Franklins start als solist bij de Ballets Russes de Monte Carlo was wat stroef. Men sprak er 'Russisch en slecht Frans' en de Russische dansers gedroegen zich anders dan de keurige, Britse Franklin gewend was. „Elke keer vragen 'waarom dit, waarom dat' en dingen wei geren. Ik vond ze erg ongedisci plineerd en dacht dat ik het nooit zou uithouden bij die 'cra zy Russians'." Hij werd echter de vaste danspartner van de Rus sische Alexandra Danilova, die al onder Diaghilev haar naam had gevestigd. „Bij onze eerste ontmoeting vroeg ze: Hoe oud ben jij? Toen ze hoorde dat ik 23 was, snoof ze: Hhmpfwe pra ten wel eens als je dertig bent." Toch was Franklin destijds al bekend. Zijn Engelse naam hoef de dan ook niet te worden 'ge russificeerd', zoals toen gebrui kelijk was. Dame Alicia Marko- va bijvoorbeeld, die ook aan de film meewerkte (volgens de re gisseurs omdat ze meende dat die zonder haar bijdrage ónmo gelijk compleet kon zijn) heette bij haar geboorte gewoon Alice Marks. „Toen we naar de Vere nigde Staten gingen", lacht Franklin, „konden ze ook wel namen gebruiken die men daar kon uitspreken." Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog bracht zowel de groep van Massine als de rivaliserende Original Bal lets Russes jaren achtereen door in de Verenigde Staten. 'Small town America' kreeg zo een dub bele dosis van een kunstvorm die daar vrijwel onbekend was. Er werd vrijwel permanent ge reisd. „Wij deden 110 steden in vier maanden", aldus Franklin. „Dat is voor dansers van nu on voorstelbaar." Zelf kijkt hij ook met verwondering terug op de eindeloze tournees. Hij herin nert zich de doodse stilte na de drie balletten die zij ooit in een provinciestadje dansten. „Zelfs na Gaïté Parisienne, een echte uitsmijter, bleef het muisstil. Pas later bleek dat het publiek de sfeer niet wilde bederven met applaus. Dus jullie houden van dat lawaai?, vroeg onze gast vrouw na afloop, stomverbaasd. Het jaar daarna klapten ze." In de füm Ballets Russes levert het reizende bestaan vele hilarische anekdotes op en veelzeggende beschrijvingen van oud-colle ga's. Francine van der Wiel Ballets Russes is vanaf morgen te zien in diverse steden en tijdens het festival Dans voor Mei t/m 21 mei in Amsterdam. Voor data zie ivivw.cine- mien.nl Als kind heb ik één of twee keer een middag doorge bracht in mijn vaders kantoor - The Office, zo heette het - en nu schijnen die uren mij toe een hoogtepunt van menselijk geluk te zijn geweest. The Office was een groot en donker vertrek met groot en donker meubilair, in het Ministerie van Binnenland se Zaken (the Home Office) in Whitehall. In dat vertrek liep een soort inwendige tweede eta ge in de vorm van een gaanderij met boekenkasten langs drie van de muren; je kwam er via een steile trap. Die gaanderij, hoewel heel boeiend, was niet wat mij het meest aantrok (ik mocht trouwens niet zonder be geleiding naar boven): wat mij fascineerde waren de kantoorbe hoeften. Er waren blocnotes van geel pa pier, voor aantekeningen en pro jecten in klad, er was briefpa pier van het Home Office met het wapen van Engeland, er wa ren paperclips en rode potloden, er waren zandkleurige mappen en folders, er was dun touw en zegellak in verschillende kleu ren, en er waren groene koord jes met aan beide einden een klein metalen pennetje, bedoeld om door een rond gaatje te wor den gehaald en op die manier pa pieren aan elkaar te hechten. Er zal wel een naam voor zijn ge weest, maar die is mij onbe kend. Ik had ze nooit ergens an ders gezien, ze zaten alleen maar aan de papieren die mijn vader mee naar huis bracht. Maar ik had goed onthouden hoe ze er uitzagen en toen ik er jaren later in een kantoorboek handel een doos vol van vond, kocht ik ze onmiddellijk. Een paar van die koordjes heb ik daarna altijd en overal bij mij gehad, door de middelbare school en de universiteit, van Engeland naar Ierland, van Ier land naar Frankrijk en van Frankrijk naar Nederland. Als de stapel velletjes niet te dik was, kon je het koord er met het pennetje twee keer doorheen ha len; de bladzijden konden daar na alleen nog door scheuren van elkaar worden losgemaakt. Mijn vader had ook een zwarte aktentas voorzien van de woorden On Her Majes ty's Service; hij stond er op die terug te geven toen hij met pen sioen ging. Elke ochtend vertrok hij met die tas vol paperassen en The Times om in de trein door te nemen, en 's avonds kwam hij te rug met de Evening Standard. Hoe geheimzinnig is het werk van vaders - tegenwoordig zou je liever het woord 'ouders' ge bruiken, maar toen waren het nog vaders - ze vertrokken alle maal met de sneltrein van 8 u 21, afgezet bij het station door hun vrouwen, en lieten zich niet eerder dan twaalf uur latei- weer zien. Alleen in noodgeval len hoorden wij overdag van mijn vader; normaal kwam hij om 8 u 30 door de achterdeur naar binnen met zijn aktentas, legde de Evening Standard op tafel en deed zijn huisschoenen aan. Soms was hij weg, naar een congres. In de laden van het meubilair dat na mijn moeders laatste verhuizing bij mij te recht kwam vond ik foto's van hem tussen glimlachende multi culturele gezelschappen in Weense restaurants, of soms, onthutsend jong, naast een of an dere hoge militair, met alleen de naam van een fotograaf in Genève achterop. Een keer, toen hij op reis was naar Straatsburg, heb ik hem daar een brief gestuurd - een brief bedoeld als grap, ge schreven in verschillende kleu ren, vol artistieke inktvegen en opzettelijk verkeerd gespelde woorden. Hij heeft mij er nooit iets over gezegd, geen woord, maar mijn moeder later wel. Ik weet nog waar: we reden door Ledborough Lane, op het punt linksaf te gaan, de grote weg op: 'Je vader was erg teleurgesteld door de brief die je hem ge stuurd had'. Ik legde uit dat het bedoeld was als grap, maar dat kon het niet meer herstellen: een vader, ver van huis, die een kinderbrief openmaakt en be schaamd is door wat hij vindt. Mijn vader noemde zijn colle ga's bij hun achternaam; soms belden ze hem in het weekend op en dan was hij lang in ge- Zoek en >vervang< sprek, al dicterend. Was dat wat hij op zijn werk ook deed? Waar diende al die zegellak voor? Ik kende al het kantoorgerei - ik wist ook hoe het te gebruiken, in ernst of voor de grap - maar wat hij er precies mee deed, wist ik niet. Over die collega's was hij niet altijd complimenteus; een paar gingen wel maar de meesten waren 'not much good really'. Op zijn laatste werkdag, toen hij met pensioen ging, nam een van die collega's foto's van hem - bij de bushalte, op White hall, bij de ingang van het ge bouw, maar niet binnen, niet in The Office. Jarenlang heb ik mij schuldig ge voeld over die brief, en altijd op Ledborough Lane; mijn moeder was wel vaker de overbrenger van slecht nieuws, wat het moei lijk maakte er over te beginnen met mijn vader. Stel je voor dat je zo'n brief, krijgt van je eigen kind, zei ik dan tegen mijzelf. Maar plotseling op een dag zag ik in dat al die schuld onnodig was geweest. Zelf zou ik in de wolken zijn geweest een brief te krijgen waarop mijn kind zo zijn best had gedaan, en met ge bruik van mijn eigen gereed schap bovendien. Ik zou er wel de grap wel van inzien, althans dat hoop ik. Want ik vraag me nu af, eindelijk durf ik mij af te vragen, of het niet kwam door dat het niet bij mijn vader was opgekomen dat ik het niet ern stig meende. Sarah Hart en Anna Singer, naamgevers van het pger Museum in Laren Wie was Anna Singer-Brugh, de wouw die Laren vijftig jaar geleden zijn Sin ger Museum gaf en 1931 ook haar geboorte stad Hagerstown een museum met inhoud cadeau deed? En wie was haar schilderende echtgenoot William? „Je kunst was ons kind", schreef Anna na zijn overlijden. Sin ger Laren eert zijn naamgevers vanaf van daag met een uitgebreid jubileumprogram- Het leven van William en Anna Singer laat zich vertellen als een sprookje dat er nooit was geweest zonder de Amerikaanse Burger oorlog (1861-1865). De staalindustrie in Pittsburgh leverde tonnen aan oorlogsmate- rieel en maakte de producenten steenrijk. William Henry Singer jr. werd in 1868 in Pittsburgh geboren als zoon van zo'n staal- magnaat en wist zich een levenlang verze kerd van heel veel geld. In 1895 trouwde hij de beeldschone Anna Spencer Brugh met wie hij door dit kapitaal een ongestoord le ven in dienst van de kunst kon leiden. Anna werd in 1873 geboren in Hagerstown, het provinciestadje aan de oostkust van de Vere nigde Staten waar haar vader een textiel- en kledinghandel dreef. Het huwelijk bleef kinderloos en was door de permanente aan wezigheid van 'derden' niet onbesproken. De eerste 'zeer intieme vriend' was kunst schilder Martin Borgord, later werd zijn plaats ingenomen door Jacob Dooijewaard, ook schilder. Van beide kunstenaars heeft het Singer Museum werk in de collectie dat later dit jaar deel zal uitmaken van 'Loving Art', de expositie die de verzamelwoede van het echtpaar in beeld zal brengen. Was William wellicht homoseksueel, of mis schien a-seksueel? Het vraagteken stond de liefde tussen Anna en William niet in de weg. William voelde zich ongelukkig in het bedrijf van zijn vader en koos in 1900 defini tief voor het kunstenaarschap. Aan de aca demie van Pittsburgh kreeg hij les van Bor gord. Hij boekte succes met zijn impressio nistische schilderijen en zoals zoveel kunste naars uit die tijd, wilde hij naar Europa. Dat betekende het begin van een zwervend bestaan. Gebruikelijk voor kunstminnaars in die jaren bezochten William en Anna Pa rijs en in 1902 zetten ze ook voet op Neder landse bodem. Op zoek naar inspiratie be trokken ze in de kunstenaarskolonie Laren - door het werk van onder anderen Anton Mauve tot in de VS bekend - eerst kamers in Hotel Hamdorff en later hun villa 'De Wilde Zwanen'. Behoudend Onder leiding van Anna verzamelde het echtpaar niet volgens een vooropgezet plan zoals Helene Kröller-Müller deed. Ze deden veel steunaankopen bij vrienden en ook lie ten ze zich adviseren door Joop Siedenburg van kunsthandel Buff a in Amsterdam. Aangevuld met schenkingen van de kunste naars voor wie de Singers de rol van mece nas vervulden, bouwden ze aan een collectie 19de en vroeg 20ste eeuwse kunst uit Ameri ka, Frankrijk en Nederland, oude kunst, middeleeuwse sculptuur, aziatica en 17 de en 18de eeuwse meubels. Alleen al aan het Singer Museum schonken ze zo'n 1000 kunstwerken, waaronder 85 schilderijen van William Singer zelf. Voor 'Loving Art' komen uit Hagerstown zo'n vijfentwintig schilderijen en beelden naar Laren, waaronder beelden van Rodin. Hun smaak was behoudend, van abstracte kunst moesten ze niets hebben. Anna meen de dat een goede stijl altijd op concrete voor beelden was gebaseerd. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog - William was in 1943 in Noorwegen overle den - heeft Anna (overleden in 1962) zich kosten noch moeite gespaard hun collectie en zijn werk goed onder te brengen. Het West-Noors Museum voor Decoratieve Kunst in Bergen kreeg schenkingen en het museum in Hagerstown in 1949 een zaal die aan haar man was gewijd. Voor Nederland dacht ze aan een Singer-vleugel in het Ste delijk Museum in Amsterdam. Toenmalig di recteur Willem Sandberg hield dit echter te gen. Schiedam en Blariciun hadden in die ja ren ook grote belangstelling voor de collec tie, maar toen 'De Wilde Zwanen' beschik baar kwam koos Anna, dolblij, voor hun oude huis. Wilma Klaver en Frangoise Ledeboer Koningin Beatrix opent op 17 mei de vernieuwde geklimatiseerde tuinzaal van het museum en be zichtigt de tentoonstelling 'Singer Laren Live!' Voor deze eerste expositie van het jubileumjaar kor zen 'BN-ers' Louis van Dijk, Janine van den Ende, Youp van 't Hek, Simone Kleinsma, Jeroen Krab bé, Ronald de Leeuw, Jeroen van Merwijk, Ileen Montijn, Marte Röling en Monique van de Ven hun favoriet uit de collectie. De expositie duurt tot en met 27 augustus. De tweede (jubileumtentoonstel ling 'Loving Art. De William en Anna Singer Col lectie' begint op 13 septemberVoor meer informa tie: www.singerlaren.nl

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 25