PZC
Met pijn in het hart
Niet alle Duitsers waren fanatiek
Amerikanen zijn net zo
gehaat als de nazi's
23
Pramoedya
Ananta Toer
Rudolf
Lorenzen
EIGENLIJK
woensdag 17 mei 2006
Rudy Kousbroek (links) ontmoet Pramoedya Ananta Toer
foto Kees Snoek
e Indonesische
schrijver Pramoe
dya Ananta Toer
overleed zondag 30 april in
zijn woonplaats Bogor bij Ja
karta. Hij werd 81 jaar.
Rudy Kousbroek schetst zijn
betekenis.
Op de radio hoorde ik dat
Pramoedya is gestorven.
Een vergeefs leven, is het eerste
wat ik dacht. Vruchteloos en tra
gisch, niet alleen doordat hij
een groot deel van zijn bestaan
in gevangenschap heeft moeten
doorbrengen, maar ook omdat
een aanvaarde erkenning van
zijn literaire betekenis hem ei
genlijk is ontgaan. Jarenlang
werd hij steeds opnieuw gepre
senteerd als kanshebber voor de
Nobelprijs, maar die heeft hij
nooit gekregen.
Daar waren vermoedelijk wel
politieke achtergronden bij in
het spel, maar het gaat te ver
om die het karakter te geven
van een samenzwering; Pramoe-
dya's boeken hebben in Indone
sië blootgestaan aan vervolging,
maar in de rest van de wereld
werd zijn werk ongehinderd en
in vele talen gepubliceerd. De
kern van de tragedie is dat de
door Pramoedya beleden politie
ke idealen al tijdens zijn leven
op leugens en bedrog bleken te
berusten, en dat hij dat nooit
heeft willen erkennen. Feiten en
omstandigheden die niet met
zijn opvattingen strookten ver
wierp hij; tegenstanders ver
droeg hij niet, maar ook naar de
argumenten van vrienden en be
wonderaars heeft hij nooit wil
len luisteren.
De moeilijkheid is het bestaan
van een omstreden episode in
Pramoedya's verleden, herinne
rend aan de verborgen wond
van Koning Amfortas - een stin
kende wond die maar niet weg
wilde gaan. Die wonckwas de Le-
kra, de organisatie waarmee Pra
moedya de literatuur heeft wil
len zuiveren, iets dat inderdaad
gezien kan worden als onder
deel van een schema dat Pramoe-
dya's hele carrière heeft be
heerst.
En niet tot ieders vreugde. Het
is nog maar tien jaar geleden
dat vijfentwintig bekende Indo
nesische schrijvers, dichters en
cineasten woedend reageerden
toen aan Pramoedya een Filip
pijnse literatuurprijs werd toe
gekend. 'In een protestbrief spre
ken de kunstenaars er hun ver
bazing over uit', aldus een AP
bericht uit die tijd (Augustus
1995), 'dat de jury kennelijk
niet op de hoogte was van Pra-
moedya's rol in de zwartste pe
riode voor de artistieke creativi
teit onder president Soekarno's
Geleide Democratie (1959-'65),
toen hij een heksenjacht hield
op zijn mede-schrijvers.'
Weinig mensen buiten Indone
sië waren (en zijn) daar trou
wens wel van op de hoogte. De
Lekra was een terreurorganisa
tie die met alle mogelijke midde
len (laster, ontslagen, knokploe
gen, intimidatie) probeerde al
les de kop in te drukken wat
haar en de Geleide Democratie
niet welgevallig was. Veel fat
soenlijke schrijvers, onder wie
Takdir Alisjahbana en ook Beb
Vuyk (die voor de Indonesische
nationaliteit geopteerd had), ver
lieten het land in een uittocht
herinnerend aan Duitsland in
de jaren '30.
Het zou voor alles en iedereen
een opluchting zijn als Pramoe
dya eens spijt had uitgesproken
over zijn rol in die periode,
maar dat deed hij niet. Hij heeft
helemaal geen spijt, zei Beb
Vuyk, hij is rancuneus, dat is hij
altijd geweest; als hij kon begon
hij morgen weer.
De moeilijkheid is dat Pramoe
dya altijd omringd is geweest
door communistisch/ Maoisti-
sche sympathisanten, wier po
gingen hem tot martelaar uit te
roepen misschien eerder een ave
rechts effect hebben gehad. Dat
geldt speciaal voor de rol ge
speeld door prof. W.F.Wert-
heim, een gewetenloze dema
goog die iedereen die niet uit vol
le borst meejuichte over Pramoe
dya en de Geleide Democratie
onverwijld uitmaakte voor fas
cist, handlanger van de CIA en
geheim agent van de Kuomin-
tang. Het is te hopen dat er eens
een keer een scrupuleus onder-
zoek komt naar de gedragingen
van Wertheim, speciaal naar
zijn jarenlange bedrog over Chi
na, waar Pramoedya voetstoots
in moet hebben geloofd en dat
op wonderbaarlijke wijze in aca
demische kringen steeds stilzwij
gend is getolereerd.
Vooral na de val van Soekarno
bereikte de toon van Wertheim
een bijna niet te geloven top
punt van hysterie; Pramoedya
werd nu uitgeroepen tot de
grootste schrijver/martelaar
van Indonesië en wie het waag
de daar niet mee in te stemmen
werd uitgemaakt voor Nazi en
collaborateur met het Suhar
to-regime. Wertheim, die toch
niet achterlijk was, moet gewe
ten hebben dat dit, komend van
hem, voor Pramoedya een kus
des doods betekende. Het had
achteraf tot gevolg dat alle lof
tuitingen op Pramoedya een ver
dachte klank kregen: niet geba
seerd op literaire appreciatie
maar op intimidatie, op de
angst te worden belasterd en
voor crypto-sympathisant van
Suharto te worden uitgemaakt.
Het is denkbaar dat dit Pramoe
dya's kansen op buitenlandse on
derscheidingen (waaronder de
Nobelprijs) in feite heeft bescha
digd.
Schrijver
Zo is er nu bijna een zekere
moed voor nodig om in Pramoe
dya een schrijver van wereldfor
maat te zien; gelukkig is alleen
al het lezen van de studie van
prof. A. Teeuw, Pramoedya
Ananta Toer: De verbeelding
van Indonesië (De Geus 1993)
wat dat betreft een geruststel
ling. De betekenis van Pramoe
dya als schrijver, los van politie
ke consideraties (maar dat is
moeilijk), is niet aan twijfel on
derhevig.
Voor mij was hij een grote en
aangrijpende ontdekking, niet
lang na mijn repatriëring. Ik las
het korte verhaal 'Blora' in het
tijdschrift Oriëntatie (Nov '49)
en slaagde er daarna in een
exemplaar te bemachtigen van
de bundel Subuh (Pembangun-
an, Djakarta 1950), meege
bracht uit het oude vaderland
door een Indonesische vriend. Ik
was als betoverd en begon on
middellijk een van de verhalen
('Dendam', Wraak) in het Neder
lands te vertalen (nooit afge
maakt). Daarna kwam ik enkele
van deze korte verhalen nog
weer tegen in Nederlandse uitga
ven (Bericht uit Kebayoran, Ver
loren, 1978 en '79) en het beves
tigde mij opnieuw in mijn be
wondering voor Pramoedya, die
ik later ook persoonlijk heb le
ren kennen.
De politieke implicaties stoor
den mij toen niet; net als Pra
moedya volgde ik met belang
stelling de ontwikkelingen in
China, aangetrokken door de
idealistische fabels over wat
daar gebeurde, en van Pramoe-
dya's Lekra-activiteiten was ik
niet op de hoogte. Het was Beb
Vuyk, die ik leerde kennen toen
zij naar Nederland kwam, die
mij daar een boekje over heeft
opengedaan, en later Goenawan
Mohamad.
Een andere factor was het lezen
van Ombres chinoises van Si
mon Leys, gevolgd door verdere
onthullingen die aan het licht
hebben gebracht dat het Maoïs-
me verantwoordelijk was voor
de grootste massamoorden in de
geschiedenis.
Het is niet te ontkennen dat ik
vooral het latere werk van Pra
moedya en het propagandisti
sche element daarin daardoor
met een ander oog ben gaan zien
- ook als gevolg van zijn onver
zoenlijkheid en zijn steeds dui
delijker neiging om onwelgeval
lige opinies naar communistisch
recept met onwaarheden en ver
dachtmakingen te beantwoor
den.
In Juni 1999 gaf Pramoedya
daarvan tijdens een bezoek aan
Nederland een onthutsend staal
tje, door voor een groot publiek
in Diligentia de meest laster
lijke onzin over verschillende
historische onderwerpen en
vooral over Indo's ten beste te
geven, kennelijk zonder dat het
tot hem doordrong dat je bij een
Westers gehoor niet op dezelfde
manier kunt speculeren op histo
rische onwetendheid. Dat was
het moment waarop ik afscheid
heb genomen van Pramoedya
Ananta Toer. Met pijn in mijn
hart.
Rudy Kousbroek
Hij parkeert zijn rollator naast
de bank waar hij hoopt plaats
te nemen en schuifelt achterwaarts
naar zijn plek. Het duurt zeker
twee heel stille minuten voor Ru-
dolf Lorenzen zit.
De schrijver is 83. Plij woont in hart
je Berlijn, in een zijstraat van de
Kurfürstendamm. Zijn vrouw
schenkt koffie. Een foto van
oud-Bondskanselier Willy Brandt
staat in een van de meters hoge boe
kenkasten.
horenzen is de auteur van een verge
ten meesterwerk uit de Duitse lite
ratuur, dat ter gelegenheid van zijn
tachtigste verjaardag opnieuw
werd uitgegeven en nu is vertaald:
Allesbehalve een held.
laat er geen twijfel over be
staan: daarmee bedoelt hij zichzelf.
De roman is 'volledig autobiogra-
""'i' tot het einde van de Tweede
ïldoorlog.
In het boek heet hij Robert Moh-
winkel, een jongen van eenvoudige
komaf uit het noorden van Duits
and. Hij weet zich met een menge
ling van kruiperigheid, opportunis
me, naïviteit, lafheid en boerenslim-
heid door achtereenvolgens het gym
nasium, de Hitlerjugend en de oor
log - inclusief de slag bij Stalingrad
- te slaan. Zijn voornaamste leefre
gel: zich afzijdig houden.
„Ik heb mezelf nooit als held ge
zien. Integendeel. Het was beter
geen held te zijn. Maar ik heb me
ook niet verzet. Ik heb meegewerkt
als dat werd gewaagd, maar ik heb
me nergens aan verbonden. Kame
raadschap heb ik nooit gekend. Die
beroemde Duitse kameraadschap,
die bestond helemaal niet. Ik heb
me altijd afgeschermd en me ner
gens in laten meeslepen."
Midden jaren vijftig besloot hij zijn
leven op papier te zetten. In een pe
riode waarin ook andere Duitse
schrijvers romans over de oorlog
gingen publiceren. Allesbehalve een
held verscheen in 1959, het jaar
waarin zijn goede vriend Günther
Grass met Die Blechtrommel
kwam, Heinrich Böll met Billiard
um Halbzehn en Uwe Johnson met
Mutmajhmgen über Jakob - niet de
onbelangrijkste werken uit de na
oorlogse literatuur.
Lorenzens boek werd goed ontvan
gen door de kritiek. Sebastian Haff-
ner, de Berlijner die zo scherpzin
nig over de Duitse geschiedenis en
met name de oorlog heeft geschre
ven, prees het de hemel in: „Allesbe
halve een held zou wel eens de bes
te roman van ongeacht welke heden
daagse Duitstalige auteur kunnen
zijn."
Verwondering
Een kleine halve eeuw later zegt Lo
renzen: „Ik was te vroeg. De oude
krachten werkten nog. Velen voel
den zich danig op hun teentjes ge
trapt. Ik werd als een nestbevuiler
beschouwd. Het land meende weer
op te krabbelen. Ik schreef over de
tijd waaraan mensen toen niet her
innerd wilden worden. In 1959 was
elke Duitser nog een soldaat. De hië
rarchie van de oorlog bleef bestaan.
Hiërarchisch denken stopt natuur
lijk niet met het einde van een oor
log."
Was zijn roman te ironisch en te rea
listisch tegelijkertijd? „Wellicht
zelfs te esoterisch", sneert Loren
zen. „Mijn boek is een klassiek ge
val van 'niet willen weten'." Hij
noemt het 'een Duits boek dat niet
Duits is'. „Ik voel me geen Duitser,
nooit gedaan ook. Ik kom uit Lü-
beck. Ik ben een Europeaan. Mijn
familie komt uit Flensburg, dan
ben je half Deens. Eén van mijn
grootvaders is Deen geworden."
Vanuit zijn Berlijnse woning aan
schouwt hij de wereld met verwon
dering. Hij zegt niet te begrijpen
waarom een golf van conservatisme
Europa overspoelt. „Hoe groter de
vrijheid, hoe conservatiever de men
sen worden. Hebben ze vrijheid, le
veren ze het in, begrijp jij dat?" Af
zijdig heeft hij zich altijd gehou
den, ook na de oorlog, zegt zijn
vrouw. „Hij deelt zich niet mee aan
anderen." Lorenzen knikt en mom
pelt iets over 'sociaal autisme'. Als
hij desondanks kameraadschap
heeft gekend dan was het in zijn
contacten met schrijvende genera
tiegenoten. Zoals Günther Grass.
„Bij hem of mij thuis en in de
kroeg." Uwe Johnson had een ver
houding met zijn secretaresse, ver
klapt hij. „Of onze gesprekken over
literatuur gingen? Ben je gek? Waar
om zouden wij, schrijvers, over lite
ratuur spreken? Het ging alleen
over vrouwen."
Theo Hakkert
Rudolf Lorenzen: Allesbehalve een held.
Roman - Vertaling: Wil Boesten. Uitgeve
rij De Arbeiderspers, 507 blz., 34,95 euro
vraag ik me vaak af waarom
ik in een museum die over
weldigende hoeveelheid
schilderijen altijd moet zien. Zou ik niet beter voor 1 schilderij kun
nen gaan zitten en daar naar kijken, desnoods een halve dag. Maar
welk schilderij zou dat dan moeten zijn? Eén schilderij en verder
niks. Ik dacht aan het verhaal van Icarus, één keer heel hoog vlie
gen en dan vallen. Uit de lucht komen vallen op een van de fascine
rendste schilderijen die er zijn.
De mooiste Icarus valt in een zaal van het Brusselse Museum voor
Schone Kunsten. Het wordt aan Bruegel toegeschreven, maar het is
gedateerd noch gesigneerd. Het verhaal kende Bruegel natuurlijk.
Iedere renaissancist kende immers Ovidius' Metamorfosen: in het
achtste boek wordt vader Daedalus, een kunstenaar, met zoon Ica
rus in het labyrint geworpen van de Kretenzers. Hij ziet geen uit
weg maar van was en veren maakt hij vleugels. Om te vlieden.
Vader en zoon oefenen in de gangen van de doolhof, leren hoe ze
zich moeten gedragen, vastberaden, voorzichtig, niet te laag bij het
water dat de veren zal doorweken, niet te hoog om de zonnewarmte
te ontvluchten. Zij vliegen over zee en eilanden met ruisende vleu
gels. Vissers kijken op, herders verzaken hun waakzaamheid, boe
ren ploegen niet verder en roepen dat het goden zijn. Athene nadert
snel, de kust is nabij en Icarus stijgt klapwiekend steeds hoger, tot
de was smelt en hij valt. Voor eeuwig. Daedalus vervloekt zijn
kunst- en vliegwerk.
Op Bruegels schilderij is vader Daedalus niet te zien, evenmin de
overmoedige zoon. Vallen is dan ook niet het onderwerp, hoogstens
zetten Icarus' benen kort na de
plons ons op het goede spoor. Het
t^v \7"o1 *s een adembenemend schilderij,
I Jfi V Cll driekwart meter hoog, iets meer
dan 1 meter tien in de breedte. Er
vaart een schip, een mooi zestien-
de-eeuws schip, voor de wind met
bolle zeilen. Er is een heuvel op de voorste voorgrond, met een boer.
De man heeft een rood wambuis aan, het enige rood op het schilde
rij. De boer kijkt niet op of om. Hij heeft geen boodschap aan het
gebeuren. De boer ploegt werkelijk heel fraai in parallelle krullen.
Er is een herder op een lagere voorgrond, verder weg. Hij staat, op
een stok geleund, naar boven te kijken. Het is niet duidelijk wat hij
ziet, misschien droomt hij. Van later of om te ontsnappen aan zijn
bestaan. Hij staat er bij als zijn schapen, in tegenstelling tot zijn
trouwe hond. De herder ziet evenmin het schip, laat staan de duik-
val van Icarus. Hij staat afgewend en haalt zijn schouders op. Ica
rus kan zijn rug op. Het is wat, om er bij te zijn en het niet te zien.
Er is een visser, rechts boven de onderste rand van het doek. Zijn
dobber vraagt alle aandacht of een vis die op het droge moet - dat is
zijn wereld. Wat er een meter of twintig uit de wal plaatsvindt, een
mythologisch tafereel van de eerste orde - het kan hem niet deren,
vissen of niet vissen is voor hem de kwestie. Er is een patrijs op een
boomtak. Ook voor dat schepsel is de spartelende Icarus een gepas
seerd station. Er is de zon, het licht, de onzichtbare zon aan de hori
zon die het majesteitelijk zeegezicht met het havenstadje links in de
verte in een grandioos licht zet, een appelzeeblauwgroen, een heiige
wereld van droom en vergezicht en alle tinten daartussen.
Er is een uitzonderlijkheid in dit schilderij die haar weerga niet
kent. Het is betoverend, raadselachtig, ontroerend, een schilderij
dat stil maakt en opgewonden - dat je het mag zien, dat je Icarus
mag zien vallen, nou ja, de plons daarna. Het vallen is aan ons.
Lo van Driel
Eindelijk weten we nu, waar
om Kurt Vonnegut - schrij
ver van onder meer het briljante
boek Slachthuis vijf - nooit de
Nobelprijs voor literatuur heeft
gekregen. Ooit was Vonnegut ei
genaar en directeur van een au-
todealerbedrijf genaamd Saab
Cape Cod. Hij en het bedrijf gin
gen 33 jaar geleden failliet. „De
Saab was toen net als nu een
Zweeds automobiel en ik geloof
nu dat mijn mislukking als auto
dealer destijds verklaart wat an
ders een groot raadsel zou blij
ven: waarom de Zweden mij
nooit de Nobelprijs voor litera
tuur hebben toegekend. Oud
Noors spreekwoord: De Zweden
zijn kort van pik maar lang van
memorie." Dat schrijft Vonne
gut in zijn nieuwste boek Man
zonder land, een met zeefdruk
ken gelardeerd werk, die stuk
voor stuk waarheden als koeien
verkondigen: 'We zijn op de we
reld om te keutelen. En laat nie
mand iets anders beweren', of
'Denkt u dat Arabieren dom
zijn? Ze hebben ons onze cijfers
gegeven. Probeer maar eens een
staartdeling te maken met Ro
meinse cijfers', en 'Wat is de evo
lutie toch creatief. Zo'n giraffe
verzin je toch niet?'
Tien jaar lang was het - na het
boek Timequake - stil rond Von
negut. Nu is hij drieëntachtig en
herkent hij het moderne leven
niet meer, in het bijzonder niet
dat in het Amerika van presi
dent George W. Bush, waar cor
ruptie, hebzucht en harteloos
heid heersen en waai- 'zelfs de ar
me mensen aan overgewicht lij
den'.
Hij spreekt zich fel uit tegen de
oorlog in Irak ('Voor het geval u
het nog niet wist: we zijn in de
hele wereld net zo gevreesd en
gehaat als vroeger de nazi's. En
Kurt Vonnegut
terecht') en maakt zich grote zor
gen over de schade die wij met
z'n allen het milieu toebrengen
wegens de 'dodelijke verslaving
aan aardolie'.
Na Timequake, waarin opnieuw
zijn alter ego Kilgore Trout op
dook, verklaarde Vonnegut
nooit meer een boek te zullen
schrijven, maar in Man zonder
land schrijft hij toch nog aan
een boek te werken over een ko
miek aan het einde der tijden.
De werktitel ('of liever, de
werkt-niet-titel') luidt 'Als God
nu nog leefde'. Iedere Vonne-
gut-fan zal hopen dat de schrij
ver nog de tijd en inspiratie
wordt gegund om het af te ma
ken.
En oh ja, Slachthuis vijf, over
Vonneguts ervaringen tijdens
het bombardement van Dres
den, is ter gelegenheid van Man
zonder land heruitgegeven.
Aly Knol
Kurt Vonnegut: Man zonder land -
Vertaling Ko Kooman. Uitg.
Meulenhoff, 143 pag., 16,90.
Rudolf Lorenzen in 1959